Skip to main content

36e jaargang nr. 3 (januari 2022)
thema: Dragen of zeulen: het ambt in de kerk

Gerben van Dijk
Gods werk gaat door
Terugblik van de ambtsdrager (2)

In de afgelopen jaren ben ik twee keer als ouderling ambtsdrager geweest. De eerste keer kwam mijn benoeming onverwacht. Op een avond, het was al wat later, belde een ouderling met de vraag of ik thuis was en of hij even langs mocht komen. Nou, dan weet je wel hoe laat het is. Er werd toen een brief gebracht.

Mijn vader heeft jaren in de kerkenraad gezeten, ik wist dus wel een beetje hoe het ging in en om de kerkenraad, hoewel de setting van de Veluwe heel anders is dan die van Rotterdam. Als je vader in de kerkenraad zit dan is de kerkenraad niet iets heel verhevens en op afstand. Hoewel het ambt op de Veluwe wel heel serieus genomen werd. Ook een benoeming was niet iets om lichtvoetig over te doen. Eerbied voor God kreeg ik van huis mee. En plichtsbesef. Als God en de gemeente een beroep op je doen, dan moet je een hele goede reden hebben om nee te zeggen. Dat had ik niet, het leek me wel mooi om op deze manier dienstbaar te zijn en dus werd ik op vrij jonge leeftijd ouderling. Na tien jaar ging ik uit de kerkenraad.

Broodje eten
Kort na z’n komst in 2013 belde onze nieuwe predikant, Arjan Markus, of we een keer konden lunchen. Bij een broodje kwam de vraag op tafel: of ik beschikbaar was om voorzitter van de kerkenraad te worden. Dat de voorzitter van de kerkrentmeesters of diakenen het er een beetje bij deed was niet zo handig, dus dat moest anders. Daar hebben we het thuis nog wel een poosje over gehad. Wij waren als gezin net verhuisd. ‘Dat kunnen ze niet maken’ was de eerste reactie van mijn vrouw. ‘Na de zomer zou het kunnen’, was de uitkomst van het thuisoverleg. En zo geschiedde. Vlak voor de zomer werd ik benoemd en aan het begin van het nieuwe seizoen werd ik bevestigd als ouderling, vrijgesteld om de kerkenraad als voorzitter te kunnen dienen.
Spijt heb ik er nooit van gehad. Wel waren er momenten dat je denkt: ‘dit lastige probleem had ik liever aan iemand anders overgelaten.’ Of dat je je afvraagt: ‘waar ben ik aan begonnen?’ Qua tijd kost het meestal meer dan je vooraf inschat. Zeker het voorzitterschap van de kerkenraad. Ook bezigheden waar je helemaal niet verwacht had tijd aan kwijt te zijn. Maar meestal heb ik het met plezier gedaan. Ik ben toch een jongen met passie voor kerk.

Stedentrip
Ik bewaar goede herinneringen aan pastorale gesprekken. Ook herinner ik me de spannende tijd, eerder, toen de vorige predikant ds. P.L. de Jong een beroep kreeg naar Gouda en het beroep dat wij toen op hem deden om te blijven. Bijzonder heb ik genoten van de tijd dat ik namens de classis afgevaardigde was naar de synode. Dan leer je de Protestantse Kerk in haar volle breedte kennen en dat vond ik zeer verrijkend. Plus dat je meedenkt, praat en beslist over dingen die hele kerk aangaan.
Aan het begin van mijn tweede periode in de kerkenraad zijn we een paar dagen naar Londen geweest. Een prachtig weekend met veel verschillende kerkdiensten en mooie ontmoetingen met kerkleiders aldaar. Zo woonden we een dienst bij in St. Helens, een heel oud kerkje te midden van de Londense wolkenkrabbers. Daarna was er in de buurt een maaltijd waar allerhande mensen op afkwamen. Leerzaam en ook enorm goed voor de onderlinge band binnen de kerkenraad. De ervaringen van Londen hielpen ons ook bij het nadenken over en vormgeven van discipelschap en missionair leven.
Van dominee Markus leerde ik een mooie manier om de vergadering te openen: in kleine groepjes rond paar verzen uit de bijbel lezen en herlezen, met altijd dezelfde vragen: Wat raakt je, waarom, en wat staat je te doen? Daarna met en voor elkaar bidden. Ik vond het een heerlijke manier om een vergadering te beginnen.

Homoseksuele relaties
Wat mijn laatste jaren als ambtsdrager wel het meest bepaald heeft, is het gesprek over de ruimte in onze gemeente voor de inzegening van relaties van mensen van hetzelfde geslacht en voor het vervullen van het ambt door zulke zusters of broeders. De afgelopen jaren hebben we er in de kerkenraad en in de gemeente intensieve gesprekken over gehad. Het belangrijkste was samen zoeken naar de wil van God en accepteren dat niet iedereen op dezelfde plek of hetzelfde standpunt uitkomt en dat de ruimte voor mensen die dit graag willen niet ten koste zou gaan van hen die daar moeite of zelfs ernstige bezwaren tegen hebben. Elkaar aanvaarden in Christus, op dit punt de ruimte latend en als broeders en zusters samen avondmaal vierend. Het was een ingewikkeld gesprek, maar juist ook mooi vanwege het inhoudelijke karakter ervan. In de kerk is volgens mij weinig ambtsbesef meer. Dat maakt dat de kerkenraad al snel een bestuur wordt waar dingen gefikst moeten worden. Juist het inhoudelijke gesprek is iets waar de kerkenraad toe geroepen wordt.

Kleine kerkenraad
De laatste jaren zijn we anders gaan vergaderen. De kerkenraad was vrij groot, de agenda vol, en het lukte vaak niet om op tijd te stoppen. Na de nodige input en discussies hebben we uiteindelijk gekozen voor een model waarbij de kerkenraad wat kleiner geworden is door een aantal taken met vrijwilligers in te vullen. Er ontstond een ‘kleine kerkenraad’ (in de praktijk het moderamen, af en toe aangevuld met gasten). De grote kerkenraad gebruikten we voor de belangrijke thema's, zodat we daar ook echt de tijd voor konden nemen. Dat maakte de grote kerkenraadsvergaderingen een stuk overzichtelijker en relevanter. De kleine kerkenraad heeft het dan wel iets drukker, maar niet veel, want de dingen die vroeger door het moderamen werden voorbereid om naar de grote kerkenraad te gaan, wikkelde je nu in een keer af. Wel met een verslag aan de grote kerkenraad, zodat de kleine kerkenraad altijd bevraagd kan worden op de besluiten die genomen waren.

Als je ambtsdrager bent is soms een dikke huid of wat eelt wel handig. Kijk, als je van complimenten houdt dan moet je die toch vooral aan elkaar geven. Op enig moment hebben we op de agenda een vast punt gemaakt: ‘Tel je zegeningen’ om de mooie dingen te benoemen. Er is altijd wel iets dat niet soepel loopt, waar mensen te weinig zijn, iemand die vindt dat je te veel zus of te weinig zo doet. Vaak betreft dat reële problemen, vragen en opmerkingen. Maar als je je er te veel door laat kapen, dan hou je het niet vol en raak je vol deuken en butsen. Als voorzitter helpt het om geregeld en gemeend ‘sorry’ te zeggen, dienstbaar te zijn, veel te luisteren en je eigen agenda soms gewoon thuis te laten. Ik heb altijd voor ogen proberen te houden: het is niet mijn kerk, en ook niet mijn werk, het is Gods kerk en Gods werk. En dat gaat door, ook als we er – soms goedbedoeld – een rommeltje van dreigen te maken.

Gerben van Dijk


 

  • Raadplegingen: 927