36e jaargang nr. 3 (januari 2022)
thema: Dragen of zeulen: het ambt in de kerk
Gerrit van Meijeren
Ontmoeting en gesprek
Terwijl ik deze kroniek schrijf zijn het de burgemeesters van het veiligheidsberaad die aandringen op een langetermijnvisie om spanningen in de samenleving te verminderen. De tegenstellingen tussen gevaccineerden en ongevaccineerden, tussen jongeren en ouderen, lijken scherper te worden; de tonen die worden aangeslagen tegenover de ander, hoger en harder, nogal eens gevoed door sociale media.
Dat kan in mijn optiek niet los gezien worden van het feit dat er weinig onderlinge ontmoeting en gesprek meer plaatsvindt tussen mensen uit verschillende leeftijdsgroepen en met verschillende opvattingen en sociale achtergronden.
In hoeverre gaat dat in de kerk anders toe? In principe is de gemeente van Christus de plaats waar in de verscheidenheid van Jood en Griek, slaaf en vrije, man en vrouw, de eenheid in Christus gestalte krijgt en wordt beleefd. Het is het beeld van het lichaam dat vele ledematen kent en het besef dat al die zo verschillende delen van het lichaam nodig zijn, in het bijzonder die delen die wij voor de zwakste houden.
Dit katholieke beeld staat evenwel onder druk. Veel (wijk)gemeenten zijn de jaren door eenvormiger geworden in samenstelling en profiel. Daarnaast wordt het kerk-zijn sterk lokaal beleefd. Wat er elders, bij de buren gebeurt — hun sores, hun zegen — het is vaak onbekend en onbelangrijk. Een gemeente bestaat soms ook zelf uit allerlei kleine circuitjes.
Sinds 2018 is binnen de Protestantse Kerk gekozen voor een nieuwe structuur, een (veel) grotere classis, met daarbinnen ringen van gemeenten. Nee, een ring is geen ambtelijke vergadering met bestuurlijke verantwoordelijkheden maar vooral een ontmoetings- en gespreksruimte waarin gestalte wordt gegeven aan de verantwoordelijkheid van gemeenten voor elkaar en waarin het kerkelijk gesprek wordt gevoerd. De praktijk van ontmoeting en gesprek blijft echter ver achter bij dit kerkordelijke visioen en echt niet alleen vanwege corona.
Karl Barth schijnt gezegd te hebben dat bezorgdheid geen vrucht is van de Geest en in dat licht vraag ik in deze kroniek aandacht voor drie voorbeelden waarin wel geprobeerd wordt het kerkelijke gesprek te voeren.
Over de liturgie
Op vrijdag 12 november werd er in de Haagse Kloosterkerk een viering en een symposium gehouden om het honderdjarig bestaan van de Liturgische Kring te markeren. Het was precies op die datum in 1911 dat dr. J.H. Gerretsen eveneens in de Kloosterkerk de eerste ‘liturgische’ dienst hield.
Er groeit in die tijd een nieuw liturgisch besef binnen de toenmalige Hervormde Kerk. In de dienst die ds. Gerretsen leidt is weer plaats voor de aan de Reformatie ontleende schuldbelijdenis en genadeverkondiging, er wordt ritmisch gezongen en na de zegen klinkt een gezongen amen. De liturgische beweging die ontstond richtte zich evenwel niet alleen op de wortels van de gereformeerde eredienst maar oriënteerde zich ook op de anglicaanse traditie. Er verrezen kerkgebouwen die in hun inrichting werden afgestemd op de liturgische opvattingen vanuit de beweging. Een markant voorbeeld is de Nieuwe Kerk in IJmuiden.
De Liturgische Kring die gaandeweg ontstond, zou je de denktank van de beweging kunnen noemen. De leden droegen deftige namen en typeren het rijke Hervormde leven van weleer: Creutzberg, Ter Haar Romeny, Kwint, Snethlage, Valeton, de broers Oberman, mevrouw Van Woensel Kooy en zo voorts. In het fraai uitgevoerde gedenkboek ‘De kerk is wat zij viert’ komen ze allemaal voorbij, vaak in beeld. Interessant is dat in het boek sterk de relatie met de ethische theologie (J.H. Gunning jr. en JHzn.) wordt benadrukt als bedding van de liturgievernieuwing. Wijlen Rudolf Boon - zelf ook jarenlang lid - relativeert dat echter. Hij stelt dat de eerste leden van de Liturgische Kring ‘ontgroeid waren aan de beperktheden van een kerkelijke richting of theologische school’. De Kring ontwikkelde zich verder. Na een meer romantisch-anglicaanse periode – ik volg Boon – werd er stevig aan liturgisch bronnenonderzoek gedaan. Vervolgens verschoof de aandacht naar de liturgische praxis in het land. In 2016 kwam de Liturgische Kring met een visiedocument, opgebouwd rondom de ecclesiologische noties van katholiciteit, apostoliciteit, eenheid en heiligheid.
Terug naar de Kloosterkerk op 12 november. Daar sprak ook prof. Maarten Wisse, dogmaticus en rector van de PThU over de vraag wat er nodig is om een Liturgische Beweging 2.0 te realiseren. Ondanks de licht badinerende toon van zijn bijdrage wierp hij daar een paar flinke stenen in de vijver.
Ik noem er twee. In zijn toespraak signaleert Wisse een uiteengroeien van de theologie die aan de basis van de Liturgische Beweging ligt en de huidige geloofspraktijk in die gemeenten waar volgens deze liturgische traditie wordt gevierd. Kort door de bocht geformuleerd: de liturgie is in haar verwoording orthodox en in lijn met de traditie, de theologie is in veel gevallen vrijzinnig. Het resultaat is esthetisering van de liturgie. Wat als levende beweging begon, dreigt te stollen.
Daarbij aansluitend: het is Wisses zorg dat door deze discrepantie het geheimenis uit de liturgische praktijk verdwijnt, terwijl onze cultuur juist nu intens verlangt naar ‘magie’ – door Wisse ironisch ‘hocus pocus’ genoemd.
Het kritische weerwoord op Wisse bleef intussen niet uit. Dr. Hans Kronenburg de éminence grise van de Kring focuste op de theologie die onder de Liturgische Beweging ligt. Dat is wat hem betreft de orthodoxe theologie van het Credo waarin kerk en eucharistie nauw met elkaar verbonden zijn. Zo’n liturgie is nu eenmaal nooit helemaal bij de tijd omdat ze net als de kerk in haar wezen iets heeft van een anachronisme (Noordmans).
Ik ben geen kenner van de Liturgische Beweging maar ik vraag me af of Wisse met zijn typering van ‘vrijzinnigheid’ de gemeenten die zich thuis voelen bij de Liturgische Beweging recht doet. Met dit etiket bevordert hij de communicatie in ieder geval niet. Zijn vragen zijn niettemin ter zake en niet alleen voor zijn hoorders in de Kloosterkerk: welke onderliggende geloofsovertuigingen klinken er door in de liturgie en hoe verhouden die zich tot elkaar? Bijvoorbeeld in de preek/verkondiging/uitleg/overweging en in het heilig avondmaal/de Maaltijd van de Heer/de eucharistie. Als ik Wisse goed versta is hij op zoek naar herijking van de liturgie in rapport met onze cultuur op goede theologische gronden – en die gronden zijn vandaag de dag minder eenvoudig te formuleren dan in het verleden gebeurde, is zijn stelling. In feite vormt die bezinning de core business van de Liturgische Kring. Ik vind het van durf getuigen van de spreker om deze vragen te articuleren en van de Liturgische Kring om zich voor een kritische stem open te stellen; dat alles op een bijzondere dag.
Over de eucharistie
Rond Hervormingsdag verraste de Waarheidsvriend met een bijzondere bijdrage over de eucharistie. De voorzijde van het nummer toonde een rooms-katholieke geestelijke tijdens de consecratie. Eerlijk gezegd verwachtte ik als lezer dat daarover in een aan de Reformatie gewijd nummer de staf gebroken zou worden maar daarin werd ik beschaamd. Ouderling W.C.A. van der Heiden, scriba van de Hervormde gemeente in Streefkerk, doet in zorgvuldige bewoordingen verslag van zijn onderzoek naar de actualiteit van vraag en antwoord 80 van de Heidelbergse Catechismus.
Van der Heiden realiseert zich dat de Heidelberger in een tijd is ontstaan waarin de theologische tegenstellingen groot en scherp zijn. ‘Het gevaar is dan reëel dat het standpunt van de andere partij niet objectief wordt weergegeven.’ Het bracht hem ertoe zich te wenden tot het Bisdom Rotterdam en er volgde een levendige mailwisseling over de rooms-katholieke opvatting met betrekking tot de eucharistie. In zijn onderzoek heeft Van der Heiden ook aandacht voor het oecumenische rapport ‘Gemeinsam am Tisch des Herrn’ (2019) waaraan uit Nederland prof. Gerard den Hertog meewerkte.
Voorzichtig concludeert Van der Heiden ‘dat de Rooms-Katholieke Kerk de eucharistie niet ziet als een herhaling van het unieke offer van Christus’. Hij besluit zijn artikel zo: ‘Het is van belang dat het gesprek met Rome blijvend gevoerd wordt, juist als het gaat om de waarheid van het Evangelie.’
Van der Heiden is op eerlijke wijze te werk gegaan: ‘doe ik mijn gesprekspartner recht in de weergave van zijn standpunt?’ De beste manier om daarachter te komen is het rechtstreekse contact: niet ‘over’ maar ‘met’ iemand spreken. En dan is er ook nog de bereidheid om je open te stellen voor de argumentatie van de ander en je door die ander te laten overtuigen. Er valt veel van broeder Van der Heiden te leren. Ik ben verder benieuwd of en hoe zijn conclusie over het vermeende offerkarakter van de mis zal doorwerken.
Over Nashville
Als er een onderwerp is waarover het maatschappelijk en kerkelijk gesprek uiterst moeizaam verloopt is het wel de thematiek van seksuele diversiteit en gender, zoals aan het licht kwam rond de Nederlandse vertaling van de Nashvilleverklaring begin 2019. In de eerste week van januari opende het NOS-journaal meer dan eens met de ophef rond deze theologische verklaring.
Nu ruim twee jaar later probeert Heleen Zorgdrager, hoogleraar systematische theologie aan de PThU, verder te komen in het gesprek over seksualiteit en gender. In Kerk en Theologie (72/4) biedt zij een theologische analyse van het debat over Nashville en enkele bouwstenen om de dialoog vlot te trekken. Zij concludeert dat identiteitspolitiek polariserend werkt, hetzij door de christelijke identiteit af te grenzen tegenover seculiere waarden, hetzij door seksualiteit te verabsoluteren. Maar in hoeverre biedt een nieuwe benadering van identiteit dan geen soelaas? Zorgdrager vraagt in dat verband aandacht voor de stemmen van onder andere dr. Wolter Rose en prof. Wim van Vlastuin die benadrukken dat de eerste identiteit van de gelovige ‘in Christus’ ligt. Dat relativeert de focus op gender. Zorgdrager staat voor dit gezichtspunt open maar ziet ook een risico: de band met Christus impliceert voor Van Vlastuin de heiliging van het leven. Hoewel die heiliging betrekking heeft op ieder mens, heeft ze grotere gevolgen voor homoseksuele gelovigen; ‘het zal hen ervan weerhouden hun seksualiteit volledig te realiseren.’
Om uit de impasse te komen oriënteert Zorgdrager zich op het inzicht van de filosofe Gillian Rose die spreekt van een ‘gebroken midden’. Als ik haar goed begrijp doet Rose een pleidooi om het in het leven, dat vol is met tegenstrijdigheden, uit te houden en weg te blijven van een absoluutheid die aan de werkelijkheid geen recht doet. Zorgdrager trekt die lijn door naar de kerk waar de gekruisigde en opgestane Christus in het midden staat. De kerk is ‘bij uitstek in staat de paradox van het gebroken midden te accepteren als een creatief paradigma voor het opbouwen van gemeenschap door open gesprek, zonder interne theologische conflicten te onderdrukken.’ In de verte doen de noties van Gillian Rose mij denken aan de ‘ethiek van de badkuip’ die dr. Theo Boer ooit in Kontekstueel beschreef (2007/5 - na te lezen in het archief) al denk ik dat hij meer dan Zorgdrager uitgaat van het Bijbelse ideaal over hoe het leven voor Gods aangezicht er uit zou moeten zien.
Dr. Heleen Zorgdrager heeft een waardevol artikel geschreven waarin zij probeert het gepolariseerde debat over seksualiteit en gender te verdiepen. Mede onder haar redactie verschijnt in 2022 bij Brill een bundel over de roeping van de kerk in tijden van polarisatie waaraan ook prof. Van Vlastuin meewerkt.
Theologie en literatuur
De kersverse theoloog des vaderlands Thomas Quartier riep in een RD-interview op om theologisch weer het gesprek te zoeken met schrijvers, kunstenaars en (pop)musici. Over hoe dat gesprek eruit zou moeten zien komen we misschien later meer te weten. Bij de Vereniging voor Theologie wordt hier in ieder geval komende zomer een begin mee gemaakt in een conferentie over ‘Theologie en literatuur’. Sprekers zijn onder meer dr. Tjerk de Reus, dr. Willem Jan Otten en de Vlaamse oudtestamenticus prof. Bénédicte Lemmelijn.
Theologie en literatuur vormen een interessante combinatie, die vooral door theologen is opgepakt. In het Duitse taalgebied is er in de jaren ‘70 en ‘80, geïnspireerd door Dorothee Sölle, wel geprobeerd te komen tot een dialoog met de literatuurwetenschap om zo los te komen van een als beperkend ervaren intern theologisch perspectief. Vanuit de literatuurwetenschap was voor zo’n dialoog echter nauwelijks interesse.
Twee verhuizingen
De Koninklijke Shell wordt definitief een geheel Britse onderneming met het hoofdkantoor in Londen. In de nieuwsanalyses viel veel te lezen over de economische gevolgen die deze verhuizing heeft. Ik moest denken aan de historische implicaties. Het geniale en omstreden multitalent F.C. Gerretson (1884-1958) – hij was hoogleraar, senator, polemist, bohemien èn de dichter Geerten Gossaert – schreef als rechterhand van directeur Hendrik Colijn in de jaren ‘30 de ‘Geschiedenis van de Koninklijke’ en kreeg daarvoor de Constantijn Huygensprijs. Over literatuur gesproken… Gerretson laat de innige band zien tussen de Koninklijke en Nederland, in het bijzonder in relatie tot de kolonie Nederlands-Indië. Zelf was hij tot het laatste toe een felle tegenstander van het afscheid van Indië.
Na Revolusi van David van Reybrouck en De strijd om Bali van Anne-Lot Hoek is het wachten op een samenhangende studie die ook de rol van multinationals als Shell verdisconteert in onze nationale geschiedenis, in het bijzonder in Nederlands-Indië. Een samenhangende biografie over Gerretson is wat mij betreft ook welkom.
De andere verhuizing betreft die van de Theologische Universiteit Kampen naar Utrecht, evenzeer een historische gebeurtenis en evenmin onverwachts. Voor de toekomst van de theologie kon dit wel eens een belangrijke stap zijn. Wie weet volgt de PThU ook nog wel en wordt de stad van Willebrord de plaats waar verdere samenwerking groeit in een snel veranderend kerkelijk landschap.
Afscheid van Merkel
Tenslotte, ik lees in de krant dat Bondskanselier Angela Merkel voor haar afscheid op 2 december een lied van de Punkzangeres Nina Hagen heeft uitgekozen om ten gehore te brengen. Het is het nummer ‘je bent de kleurenfilm vergeten’. Dat Merkel ook graag het gezang ‘Grote God wij loven U’ wil horen als uitdrukking van haar geloof is voor de media geen nieuws. Haar christen-zijn is niet bijzonder. Ook daarom was ik blij met domineesdochter Angela Kasner.
Rotterdam, 1 december 2021
G. van Meijeren is classispredikant Zuid-Holland Zuid van de Protestantse Kerk.
Hij schrijft op persoonlijke titel. Mailadres:
- Raadplegingen: 976