36e jaargang nr. 4 (maart 2022)
thema: De bedoeling van de verbeelding
Arjan Markus
Gebruik je verbeelding!
‘Het is niet makkelijk om christelijke gedachten te denken in een cultuur waarvan de verbeelding en de manieren waarop je ‘kijkt’ naar de wereld en alles wat er te zien is, in toenemende mate ongeschoold zijn door het christendom en daar meer en meer vijandig tegenover staan.’[1
Met deze constatering sluit de Engelse Rooms-Katholieke theoloog Nicholas Lash aan bij een observatie die kardinaal John Henry Newman al in 1882 doet in een brief aan een vriend: ‘I consider then that it is not reason that is against us, but imagination.’ Mijns inziens is dit een belangrijke observatie die voor onze tijd alleen nog maar sterker geldt.
Probleem met verbeelding
Veel mensen buiten de christelijke gemeente staan onverschillig tegenover het christelijk geloof. Ze weten er vaak niet zo veel meer van en bij wat ze er van (menen) te weten kunnen zij zich weinig voorstellen. Denk aan ‘zonde’, wat moet je je daarbij voorstellen? Of ‘God’ of ‘eeuwig leven’? Ze kunnen zich bij het geloof zo weinig voorstellen, dat ze het volstrekt irrelevant vinden om erover in gesprek te gaan. Laat staan dat ze zouden overwegen of het een betrouwbare kijk op het leven biedt en een begaanbare manier van in het leven staan.
Dat probleem met verbeelding vind je ook binnen de christelijke gemeente. Het maakt dat gelovigen het lastig vinden om te blijven geloven in bepaalde onderdelen van het christelijk geloof. Bij christelijke studenten die ik in mijn werk tegenkom leeft nogal eens de vraag waarom het voor hen eigenlijk relevant zou zijn om te blijven geloven. Ze ‘zien’ niet meer wat het belang zou zijn voor hun dagelijks leven, ze hebben daar geen voorstelling meer van.
Ik moet ook denken aan een brief van een belijdeniscatechisant, begin twintig, die schreef: ‘Ik wil dit jaar belijdenis doen, ook al heb ik nog wel vragen en twijfels. Eén van de dingen waar ik moeite mee heb, is geloven in het leven na dit leven. Daar kan ik me zo weinig bij voorstellen en ik ben een persoon die niet echt houdt van nieuwe dingen waar je weinig over weet.’
Het is een verlammend idee, dat het geloof oploopt tegen een verlies aan christelijke verbeelding in onze cultuur. Wat staat ons te doen bij onze pogingen om geloof te delen? Ik denk dat we in de kerk aan de slag moeten met verbeelding door aanspraak te doen op de verbeeldingskracht. Daar wil ik in dit artikel een pleidooi voor voeren. Maar laat ik eerst wat mogelijke misverstanden wegnemen.
Essentieel vermogen
Rond verbeelding hebben zich allerlei kampen gevormd die tegenover elkaar staan. Zo kun je je afvragen of gereformeerde theologie zich wel moet inlaten met een inzet bij verbeelding, vanwege de gereformeerde inzet bij een ‘woord-theologie’. Maar het gaat mij niet om beeld tegenover woord. Het gaat me niet perse om letterlijke beelden of kunst, maar om verbeelding die net zo goed door woorden en taal in gang gezet kan worden.
Verbeelding wordt ook vaak geplaatst in het kamp van de ‘narratieve theologie,’ waarbij verhalen nogal eens de enige juiste weg zijn om geloof ter sprake te brengen, gepositioneerd tegenover meer dogmatische vormen van theologie. Ook in dogmatische theologie kan met verbeelding gewerkt worden.
Verbeelding kan ook worden gepositioneerd in het kamp van de liberale theologie, waarin ‘het verhaal gaat’ en er misschien weinig meer overblijft dan ‘verhaal’. Verbeelding hoeft echter helemaal niet tegenover de overtuiging te staan dat er een objectieve wereld buiten ons is, waarnaar verbeelding kan verwijzen.
Verbeelding, tot slot, kan ook als gevaar worden gezien, omdat het je brengt in een postmodern relativisme, waarbij christelijke verbeelding, maar verbeelding is te midden van andere verbeelding, slechts één verhaal te midden van andere (goede) verhalen. (Zie verder het artikel van Arjan Plaisier voor terechte kanttekeningen bij ‘verbeelding’.)
Het gaat mij om iets anders. Het gaat mij om verbeelding als vermogen dat ieder mens heeft, om verbeeldingskracht. Verbeeldingskracht is niet iets waar je wel of niet voor kunt kiezen als mens, het speelt bij ons mensen een belangrijke rol bij zo’n beetje bij alles wat we doen. Je kunt er wel voor kiezen om er in je communicatie bewuster bij aan te sluiten. Dat is wat mij belangrijk lijkt in onze tijd.
Orgaan voor betekenis
In een beroemd essay over de rol van metaforen definieert C.S. Lewis verbeelding als ‘the organ of meaning’ (en de rede als ‘the natural organ of truth’).[2] Lewis zet uiteen dat vóór iets waar of onwaar kan zijn, het eerst betekenis moet hebben. Als we een fenomeen ervaren, zorgt onze verbeelding voor een betekenis daarvan die ons helpt om het ervaren fenomeen te begrijpen. Vervolgens kan onze rede besluiten of de betekenis waar of onwaar is. Lewis heeft het hier dus over verbeelding als verbeeldingskracht, die je gebruikt om je iets voor te stellen, zodat het betekenis krijgt en je je er vervolgens een oordeel over kunt vormen.
Voor Lewis vormden de leerstellingen van het christelijk geloof een grote drempel om te gaan geloven. Het lukte hem niet er de betekenis van in te zien. Het was het christelijke verhaal van incarnatie, kruisiging en opstanding dat zijn verbeelding aansprak en via zijn verbeeldingskracht begon hij de betekenis en waarde van het geloof in te zien.[3]
Lewis’ observatie over de rol van verbeeldingskracht sluit goed aan bij hedendaagse inzichten, zoals die van Alasdair McIntyre, over de centrale rol die verhalen spelen bij het menselijk bezig zijn. Denk aan het ontdekken en zoeken van de zin van je leven, dat doe je door dingen in je leven in een verband te zien, door je levensverhaal in een groter verhaal te zien. Denk aan hedendaagse inzichten van de zogenaamde ‘hermeneutische kennisleer’ ten aanzien van de manier waarop wij kennis verwerven. Wij leren dingen kennen en begrijpen doordat we de werkelijkheid om ons heen ‘lezen’ en interpreteren met behulp van het grote verhaal van ons wereldbeeld en onze levensbeschouwing.
In menselijke bezigheden in het dagelijks leven, van kennen en begrijpen tot het nemen van beslissingen of vinden van de zin van het leven, spelen verhalen een rol en we gebruiken bij al deze bezigheden onze verbeeldingskracht om verhalen binnen te stappen. Zo speelt verbeeldingskracht een centrale rol bij het verwerven van kennis, het toekennen van relevantie aan iets, en het begrijpen van en omgaan met de dingen die zich in de werkelijkheid voordoen.
Onze inzet
Het is van groot belang om in onze communicatie van het geloof, of het nu binnen of buiten de christelijke gemeente is, bewust bezig te zijn met verbeeldingskracht en de problemen die er voor het geloof liggen in onze cultuur op het vlak van verbeelding. Dat geldt voor ieder die iets van het geloof probeert over te brengen aan een collega of medestudent, aan je (klein)kinderen, in catechese, in prediking of bij een Alpha-cursus. Daarvoor zijn literaire gaven echt geen noodzakelijke voorwaarde.
Het begint al met je afvragen of je gespreksgenoot of luisteraar zich eigenlijk wel iets kan voorstellen bij wat je vertelt. Of je gespreksgenoot niet al bij voorbaat is afgehaakt omdat de woorden die je gebruikt of de zaken die je vertelt geen betekenis voor haar of hem hebben. Dat kun je checken bij je gespreksgenoot of inschatten bij de groep voor wie je een les, een praatje of preek voorbereidt.
Vervolgens zoek je beelden, metaforen, verhalen die bruikbaar zouden kunnen zijn om je boodschap over te brengen en te zorgen dat men zich iets kan voorstellen bij wat je zegt. Het is handig om een verzameling aan te leggen van bruikbare producten van verbeelding, die kunnen helpen om bij iemand via diens verbeeldingskracht de betekenis en relevantie van iets over te dragen. De Bijbel is een rijke bron in dat opzicht.
Zo helpt het verhaal van de verloren zoon om duidelijk te krijgen wat je je zou moeten voorstellen bij Gods vergeving. Dat verhaal spreekt je verbeeldingskracht aan en je ‘ziet’ dat God die vergeeft, lijkt op een vader die het berouw van zijn weggelopen zoon beantwoordt met een omhelzing, nog voordat die zoon zijn vraag om vergeving heeft uitgesproken. Een vader die zich er niet voor schaamt om zijn waardige gewaad tot boven zijn knieën op te hijsen om zonder enige gêne met zijn blote benen op z’n zoon af te rennen.
Het mooie van goede verbeelding is ook dat het niet alleen zorgt voor het zien van de betekenis en relevantie van een thema uit het geloof, maar ook kan maken dat je, als je met je verbeeldingskracht het verhaal instapt, als het ware kunt ervaren wat het betekent. (Daarover heb ik weleens eerder geschreven in Kontekstueel.)[4]
Ik moet ook denken aan de belijdenis dat God in Jezus mens werd en ons bestaan heeft gedeeld om dat te redden. Jezus die echt God en echt mens is. Op de belijdeniscursus komt dat ter sprake. Het is een mysterie. De één heeft er weinig moeite mee om dat in geloof te aanvaarden. Anderen hebben dat wel, omdat ze het idee hebben iets te moeten geloven dat eigenlijk onzinnig is. Voor hen betekent de onvoorstelbaarheid ook betekenisloosheid. Hen vertel ik weleens het verhaal van Platland. Over een Bol, de driedimensionale schepper van een platte twee dimensionale wereld, die in zijn 2D-wereld verschijnt. Daar is hij als plat wezen (als cirkel) aanwezig te midden van de andere 2D-wezens. De cirkel is een echte cirkel, een platlander, maar ook echt de Bol, die niet als Bol in Platland waarneembaar of voorstelbaar is. Het gevaar kan natuurlijk zijn dat je met een dergelijk verhaal het mysterie ‘plat’ maakt. Maar het kan ook helpen om iets van betekenis te vinden.
Lef hebben
Ik zou theologen en anderen, die een goede pen hebben, graag willen oproepen om in betogen en verhalen, essays en boeken expliciet de verbeeldingskracht van mensen aan te spreken in een poging hen iets mee te geven van de relevantie, waarde en waarheid van het geloof. Juist ook bij onze seculiere tijdgenoten. Dat vereist lef, want een poging kan natuurlijk mislukken of kritisch ontvangen worden. Maar dit lef is wat we vandaag nodig hebben.
Neem het boek Oer. Het grote verhaal van nul tot nu (Corien Oranje, Cees Dekker, Gijsbert van den Brink) dat twee jaar geleden verscheen. Het werd kritisch ontvangen in Reformatorisch Dagblad, Waarheidsvriend, positief in Trouw en ND en (positief-)kritisch bediscussieerd in Wapenveld. Bij zo’n boek kun je heel wat (theologische) vragen stellen en je kunt kanttekeningen plaatsen bij de literaire kwaliteit. Maar ik juich het toe als poging om het christelijke geloof in God de Schepper ter sprake te brengen met een beroep op verbeeldingskracht in de taal- en denkwereld van nu, zonder geloof en wetenschap op onjuiste wijze door elkaar te halen. Om zo deze belijdenis die voor veel tijdgenoten onvoorstelbaar en betekenisloos en dus irrelevant is geworden, via verbeeldingskracht van betekenis te voorzien.
Of het werkt, om zo bij seculiere mensen binnen te komen? Het zou kunnen dat ze christelijke verbeelding afdoen als ‘maar een verhaal’ of als een slecht verhaal. De NRC-recensent was over Oer niet te spreken en op de website van Skepsis wordt het een ‘knullige kinderbijbel’ genoemd. Een poging kan ook meer of minder geslaagd zijn.
Maar wij moeten in elk geval ons best doen om verbeeldingskracht aan te spreken (en hopelijk enigszins te scholen) en de Geest van God bidden om hier zijn rol te spelen.
Hopen dat het waar is
Als het lukt om seculiere tijdgenoten (en ook onszelf als twijfel is toegeslagen) via verbeeldingskracht iets te laten zien van de relevantie en waarde van geloof, wie weet brengt dat tot de hoop dat het waar is. Je leest bijvoorbeeld als Tolkiens epos The Lord of the Rings en via je verbeeldingskracht krijg je een ervaring, een voorstelling, van wat het zou zijn als het goede het op het nippertje toch nog wint van het kwaad. Dat is wat de christelijke hoop verwacht van God, die we in Christus leren kennen.
Nu zullen tijdgenoten echt niet zomaar de christelijke hoop omarmen, maar soms zegt een seculiere gesprekspartner me wel dat zij of hij het mooi zou vinden als het goede zou winnen dat je in het verhaal van Jezus ziet: de liefde van een God die zich geeft. Je kunt tegenwerpen dat zo’n ‘vage’ hoop echt heel wat anders is dan geloof. Dat is ook zo, maar misschien bevat zulke hoop al ‘de kiem van de Hoop’, zoals Tomáš Halík mooi beschreven heeft in zijn Niet zonder hoop (zie hfdst. V en VI).
In elk geval ga je alleen maar pas hopen dat de christelijke toekomstverwachting waar is, als je je iets kunt voorstellen bij Gods toekomst.
Gebruik je verbeelding
Dat brengt me nog even bij het verbeeldingsprobleem van die belijdeniscatechisant. Wat moet je je voorstellen bij Gods toekomst? Gebruik je verbeeldingskracht en voed die met Bijbelse beelden.
Neem Jesaja 25. Stel je eens voor dat er in jouw stad of dorp, een hele lange tafel staat op de hoofdstraat. Aan die tafel zitten mensen te eten, overal vandaan. Het maakt niet uit wat voor huidskleur of wat voor geaardheid ze hebben, of ze heel slim zijn of juist helemaal niet. Het zijn mensen uit alle volken. Ze hebben één ding gemeen, ze zien God als hun koning en Jezus als hun heer.
En ze eten daar samen. Heerlijk eten, goede wijn. Ze ontmoeten elkaar, en je hoort het geroezemoes van goede gesprekken. Sommigen hebben nog een natte veeg op hun wang, omdat God zojuist hun tranen heeft afgeveegd. Alle onduidelijkheid, de sluier van onbegrip en het waas van twijfels, het is verdwenen. Elke schaduw van egoïsme en jaloezie, van hebberigheid of kwaadheid is weg. De dood is zelfs opgelost in het niets. En de mensen zeggen tegen elkaar: ‘Laten we lachen en zingen, want God, Hij is de HEER, Hij is onze hoop, Hij heeft ons gered.’
Dr. Arjan Markus is predikant in de Pelgrimvaderskerk in Rotterdam-Delfshaven en redacteur van Kontekstueel. Mailadres:
[1] Nicholas Lash, Holiness, Speech and Silence: Reflections on the Question of God, Aldershot, 2006, p.4.
[2] C.S. Lewis, ‘Bluspels and Flalansferes: A Semantic Nightmare’, in: Selected Literary Essays, Cambridge, 1969, pp. 251–65.
[3] Mooi beschreven door Michel Ward: ‘The Good Serves the Better and Both the Best: C.S. Lewis on Imagination and Reason in Christian Apologetics’, in: Andrew Davison (ed.), Imaginative Apologetics: Theology, Philosophy and the Catholic Tradition, Londen, 2011, pp. 59–78.
[4] ‘Een goed verhaal. Pleidooi voor narratieve geloofsverantwoording’, november 2018.
- Raadplegingen: 1038