38e jaargang nr. 6 (nov.. 2024)
thema: Rome en Reformatie. Verlangen naar zichtbare eenheid
Piet de Jong
Kroniek
Wees niet bevreesd, kleine kudde! Twintig jaar Hersteld Hervormde Kerk
Dit jaar was het twintig jaar geleden dat de Protestantse Kerk in Nederland na een proces van ruim veertig jaar tot stand kwam, officieel op 1 mei 2004. Aan dit feit is door de Protestantse Kerk weinig aandacht besteed. Was men twijfelmoedig? Heeft de fusie nog te weinig bloei en groei laten zien? Is het een taboethema? Gaat er te veel dood en dicht? Zijn we pas na veertig jaar de woestijn door?
In de Protestantse Kerk praten we niet graag in dit soort termen en frames. Al minstens veertig jaar is ons door deskundigen de ontkerkelijking, ont-geloving en ook de sluiting van vele kerkgebouwen voorzegd. In deze gesprekken moest je niet inbrengen dat de Geest nog wel eens ergens de wind kon doen opsteken – minzaam werd je aangekeken. Want de secularisatie, de oorzaak van alle problemen in ons land – niet de asielzoekers – zou zich alleen maar sneller doorzetten dan men berekenen kon. Kijk je daarentegen vandaag om je heen, dan is de voorspelde ontwikkeling evident, maar gelukkig is in de kerk het geloof in de belofte van de Geest gebleven. Al is twintig geen Bijbels getal: het is wel twee keer tien. En tien verwijst naar de tien vingers waarmee je de daden van Gods trouw mag optellen en gedenken. Tot hoever komen wij?
De wind in de rug?
In tegenstelling tot de Protestantse Kerk liet men zich vanuit de Hersteld Hervormde Kerk wel een paar keer inhoudelijk reflecterend van zich horen bij dit moment. Voor zover mij bekend voor de eerste keer. In de laatste week van april 2004 was deze kerk gesticht, waarin de mensen die om hun geweten niet meekonden met de Protestantse Kerk een nieuw onderkomen vonden. Niemand van hen werd weggestuurd, geroyeerd of afgezet. Vrijwillig ontrok men zich van de ontstane Protestantse Kerk. Vanuit de synode was toen al een paar maanden een Commissie van Bijzondere Zorg actief. Doelstelling van deze commissie was de mensen en gemeenten die weg gingen te helpen bij het op gang komen van nieuw kerkelijk leven. Indertijd had de synode daartoe besloten. Vanuit deze commissie heb ik met zeventien andere leden bijna zes jaar van dichtbij waargenomen hoe de Hersteld Hervormde Kerk werd opgetuigd. Er waren vele gesprekken, vele kilometers, vele gebeden en er werden miljoenen euro’s overgedragen. Theologische gesprekken meed men vrijwel overal. Ons werk was: hoe kunnen we deze pijnlijke scheur een beetje behoorlijk afhechten.
Voor de Hersteld Hervormde Kerk is dit jaar dus ook een gedenkjaar. Wij en zij zijn twintig jaar verder. Tijd om een voorlopige balans op te maken? Met name de bijdragen van prof. dr. W. van Vlastuin, rector van het Hersteld Hervormd Seminarium in Amsterdam en min of meer het gezicht van de Hersteld Hervormde Kerk op dit moment, vielen mij deze zomer op. Behalve dr. Van Vlastuin lieten ook diverse predikanten uit verschillende kerkformaties zich horen. Ze legden uit dat de Hersteld Hervormde Kerk – als voortzetting van de Nederlandse Hervormde Kerk – de moederkerk is van de kerk van de hervormde reformatie, de oude hervormde kerk waarnaar ds. Ledeboer zo terugverlangde. Ze haken ook aan bij de onrust in de Christelijke Gereformeerde Kerken die dit najaar voor een moeilijke beslissing staan over onder andere het toelaten van vrouwelijke ambtsdragers. Ze zijn bij de Hersteld Hervormde Kerk welkom. Maar ook binnen de Gereformeerde Gemeenten is er onrust. In Lisse lieten vierhonderd leden weten graag een hersteld hervormde gemeente te willen stichten. De redenen die indertijd tot afscheiding van de Nederlandse Hervormde Kerk hadden geleid zijn vervallen met het ontstaan van de Hersteld Hervormde Kerk, zo meent men. Inhoudelijk staat nu niets meer de ‘wederkeer’ in de weg. Na twintig jaar lijkt de Hersteld Hervormde Kerk in alles de wind mee te hebben.
Hervormd Bloed
In juli sprak prof. dr. W. van Vlastuin, samen met dr. J. Hoek (Protestantse Kerk), op een symposium naar aanleiding van het vijftigjarig ambtsjubileum van dr. R. van Kooten, een van de notoire gangmakers indertijd van de Hersteld Hervormde Kerk. Thema van het symposium was Hervormd Bloed. De bijdrage van Van Vlastuin was vooral een persoonlijke verantwoording van zijn stap twintig jaar geleden om niet mee te gaan in de Protestantse Kerk, maar zich te scharen bij de broeders in de Hersteld Hervormde Kerk. Van Vlastuin vertelde in zijn lezing dat hem dat heel veel strijd, gewetensnood en worsteling had gekost. Afkomstig uit een oud gereformeerde gemeente, zo memoreerde hij, had hij zich aangesloten bij de Nederlandse Hervormde Kerk, vanuit een zeker volkskerkgevoel. Vervolgens diende hij de gemeenten Wouterswoude, Opheusden en Katwijk. Van zijn intense worsteling kan ik me wel iets voorstellen, als je zo vaak openlijk hardop voor het aangezicht van God ‘Ja ik, van ganser harte’ heb gezegd. Van zijn persoonlijke ervaring waarin de Heer zelf hem de weg wees blijf ik natuurlijk af. Maar bij zijn verdere verantwoording zijn wel wat vragen te stellen. Kort samengevat: de bestudering van de plaats van de Leuenberger Konkordie in de kerkorde van de Protestantse Kerk – weliswaar niet bij de belijdenisgeschriften maar nevenschikkend, maar toch – had hem duidelijk gemaakt dat met dit getuigenis van hervormden en lutheranen uit 1973, dat inhoudelijk eigenlijk nog erger is dan de remonstranten, de Protestantse Kerk haar exclusieve gereformeerde identiteit verloren had. Vooral mistte hij de persoonlijke verkiezing tot zaligheid. Ook de lutherse Augsburgse Confessie wijkt nogal af van de gereformeerde avondmaalsleer. Het bevestigde hem in zijn moeilijke beslissing. Nu is de Leuenberger Konkordie in 1973 ondertekend door circa honderd kerken. Kennelijk is er in de Konkordie genoeg kader om voluit hervormd of luthers te kunnen blijven theologiseren en geloven. Wel goed dat de Konkordie in de kerkorde van de Protestantse Kerk niet in I.4 bij de belijdenisgeschriften een plek kreeg, maar in I.5. Het bestuur van de Gereformeerde Bond toonde zich daarvoor indertijd erkentelijk.
Zelf ben ik opgegroeid in de Gereformeerde Gemeenten en maakte tijdens mijn studietijd een soortgelijke gang naar de Nederlandse Hervormde Kerk. Intussen wist ik echt wel wat er in deze kerk allemaal speelde; vanuit afgescheiden kring werd je daar ook wel op aangesproken. Bewust sloot ik me niet aan bij een modaliteit, omdat je een kerk altijd maximaal moet nemen en vanuit een diepe volkskerkachtige verbondenheid verantwoordelijkheid moet dragen voor heel de kerk. De verantwoording van dr. Van Vlastuin achteraf voor zijn stap om de Nederlandse Hervormde Kerk weer los te laten in 2004 houdt iets krampachtigs. Van zichzelf zegt hij dat hij geen dwarsligger is, geen ruziezoeker, geen eigenwijze aanhouder, eerder een naïeve instemmer dan een vechter. Dat neem ik graag van hem aan. Zijn vriendelijkheid is ook alle mensen bekend. Toch ging hij niet mee, maar haakte af. Voor zijn persoonlijke worsteling heb ik respect. Maar de vraag is altijd: waar kom je uit?
Dr. J. Hoek hield op hetzelfde symposium Hervormd Bloed een lezing waarin hij vooral benadrukte dat de hersteld hervormden en de hervormd-gereformeerden binnen de Protestantse Kerk – de gereformeerde bonders – niet zonder elkaar kunnen. Zijn lezing betrof eigenlijk alleen de bonders binnen verband en de bonders buiten verband (hersteld hervormd), het geheel van de Protestantse Kerk kwam vrijwel niet in beeld. Zijn verhaal dat binnen-bonders en buiten-bonders elkaar niet kunnen missen mag iets sympathieks hebben en ook een punt van waarheid, of op zijn minst een verlangen, maar gaat er wel aan voorbij dat afscheiden van een kerk niet een keuze is, ook niet van het geweten. Eerder is het een ramp. Een afscheiding – en zo is het gegaan – is altijd een ramp.
Klein en gering
In Theologia Reformata (jg. 67, nr. 3, sept. 2024) ging dr. Van Vlastuin in de rubriek Reflexen nog even door op het twintigjarig bestaan van de Hersteld Hervormde Kerk en de Protestantse Kerk. Via een aantal reflecterende opmerkingen – reflexen – stond hij stil bij het twintigjarig bestaan. Hoewel dr. Van Vlastuin zichzelf steeds voorhoudt niet zelfbevestigend over te willen komen, maakt hij toch vooral opmerkingen die suggereren dat de Protestantse Kerk in de afgelopen twintig jaar een mislukking is gebleken. Zo spreekt hij raillerend over de luthersen in de Protestantse Kerk als een minderheid die zich aan het oplossen is, terwijl zij er notabene de oorzaak van zijn dat de kerk haar exclusief gereformeerde identiteit verloor doordat men de luthersen erbij wilde houden. In een volgende reflex stelt hij dat de kerkfusie geen missionaire winst heeft opgeleverd: van tweeënhalf miljoen leden zijn er nu 1,3 miljoen over. Met leedwezen ziet hij ‘de Protestantse Kerk in Nederland afkalven.’ En: ‘was de fusie een reformatie van de prediking, of was het een symptoom van deformatie?’ Nog een reflex: ‘zijn er voorbeelden van gemeenten waar de vrouw in het ambt is aanvaard en de prediking verdiept door het besef van Gods heiligheid?’ Ik verbeeld me te begrijpen waarom hij dit verband legt. Met de vraag suggereert hij: nee, de geestelijke veroppervlakkiging is verder sterk toegenomen. Waar vrouwen in de ambten kwamen is het met het geloofsgehalte van de gemeente alleen maar achteruitgegaan.
Deze reflexen in Theologia Reformata hebben me meer geraakt dan zijn lezing op het symposium Hervormd Bloed. Kennelijk gaat het de Hersteld Hervormde Kerk heel goed. Veel van haar gemeenten zijn numeriek sterk gegroeid en de geestelijke groei is zichtbaar toegenomen. Veel nieuwe kerkgebouwen zijn verrezen. Men komt vingers te kort. Mogelijk is dat ook allemaal zo. En nee, de Protestantse Kerk gaat het niet zo goed. Afkalven, terugloop en wegloop, deformatie. Ik weet het zeer wel en lijd er soms ook intens aan. Mij troost op zulke momenten dat God gelukkig heel de Bijbel door steeds veel aandacht heeft voor alles wat klein, gering, geminacht en kwetsbaar is. ‘Wees niet bevreesd,’ zegt Jezus zelfs, ‘kleine kudde. Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven’ (Luc. 12:32). Paulus laat zich misschien wel een beetje gaan met zijn opmerking dat God heeft uitverkoren wat niets is, opdat niemand voor Hem zou roemen (1 Kor 1:27-29), maar hij heeft zeker een punt. Klein en gering zijn op zich geen signalen dat de Geest ons verlaten heeft. In de kringen waar ik opgroeide hoorde ik vaak de zin: ‘Maar Ik zal in uw midden doen overblijven een ellendig en arm volk. Zij zullen op de Naam van de Heere vertrouwen’ (Zef. 3:12). Voor dat volk schaam ik me niet.
P.L. de Jong is emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland en redactielid van Kontekstueel.
Mail:
- Raadplegingen: 213