Skip to main content

39e jaargang nr.  1 (jan. 2025)
thema: Jong en vogelvrij? Jongeren, mentale problemen en de kerk

Niels den Hertog, Gerrit van Meijeren en Edward van ’t Slot
Ik wil de verbeelding van mijn lezers veranderen
Een gesprek met Andrew Root

Op de avond van 4 november treffen we hem in zijn hotel in Utrecht: Andrew Root, Luthers theoloog uit de Verenigde Staten van wie recent een boek in het Nederlands is vertaald, is een aantal dagen in Nederland om zijn bijdrage te leveren op een aantal conferenties. Tussen de vele verplichtingen door is er ruimte voor een interview met Kontekstueel.

Het is de avond voor de verkiezingen in de Verenigde Staten en Root vertelt dat hij tijdens de verkiezingen van 2016 ook in het buitenland was. De mensen die ernaar vroegen verzekerde hij dat Donald Trump misschien wel veel stemmen zou krijgen, maar zeker niet zou winnen. Deze keer weet hij het niet. In ieder geval houdt hij rekening met dagenlang tellen van de stemmen. Anderhalf uur lang hebben we een gesprek met een bevlogen theoloog over allerhande zaken: de kerk in de Verenigde Staten en in Europa, de toekomst van theologisch onderwijs en over jongeren. ‘Ik hoor mensen praten alsof er geen kerk overblijft als wij niet in actie komen – holy cow! Dus als wij het probleem niet oplossen, bestaat het lichaam van Christus niet langer?! Dat zal God toch niet laten gebeuren.’

Wachten op God, zo luidt de titel en tevens de korte samenvatting van het boek dat recent in het Nederlands verscheen. U spoort kerken die klein geworden zijn aan om te wachten op God. Als wij kleine kerken ontmoeten, proeven we daar een besef van urgentie: de dominee moet betaald worden, de gebouwen onderhouden… wat zou u zeggen tegen zo’n gemeente?

Ja, dat is een interessante vraag. Voor veel mensen is het een uitgemaakte zaak dat wanneer je in een crisis terecht ben gekomen, je iets moet gaan dóen. Het is de logica van Silicon Valley, de logica van het kapitalisme: actie, geld uitgeven, energie investeren. Maar ik denk dat het een diepe lijn in de Schrift is die ons zegt te wachten op God. Ik moet denken aan hoe het werkt bij families: hoe groter de crisis waar een familie mee te maken heeft, hoe meer je op elkaar aantrekt en samen wilt zijn. Je gaat aandacht besteden aan je relaties en beseffen hoe goed het is om samen te zijn. Ik hoorde over een stam van Native Americans waar men bewust verhalen koestert om ze in de winter, als de voorraden geslonken zijn, aan elkaar te vertellen: in de crisis van het gebrek geven die verhalen de kracht om vol te houden. Zoiets geldt voor de kerk ook: in de Bijbelse verhalen gaat het keer op keer over God die in beweging komt waar alles vastgelopen lijkt.

Maar is dat niet ingewikkeld? In de Bijbel lezen we toch dat God van de Bijbel keer op keer te laat lijkt te komen?

Vergeet niet dat God de God is die leven uit de dood voortbrengt. In onze cultuur kun je tijdenlang je leven leven zonder veel aan God te denken. En evenzo kun je lang de gedachte aan de dood weghouden. Ik weet niet hoe het in Nederland is, maar als je in de Verenigde Staten mensen herinnert aan het feit dat ze gaan sterven, zullen ze je niet graag mogen. Waarom moet ik hierover horen? En toch is het de werkelijkheid van mensen. Ik denk dat het idee dat God te laat komt samenhangt met de ontkenning van de dood. Maar daar is nu precies de plaats waar God zich laat zien! Denk aan Abraham en Sara: God komt laat, zodat duidelijk is dat het kind Isaak, het kind van de belofte, helemaal zijn geschenk is. Israël moet weten dat uit de onmogelijkheid hun toekomst geschapen is door God en niet door menselijke handigheid. Het kind dat geboren is uit de handigheid van Sara met Hagar is niet het kind van de belofte. God komt wanneer alles verloren is.

Dat kan wel klinken als een slecht Kerstverhaal: het komt allemaal wel goed. De kerken waarover we het hebben, moeten nu beslissingen nemen. Het is ingewikkeld om een gemeente in nood op de toonhoogte van het evangelie te brengen door daar te zeggen dat God juist komt waar onze mogelijkheden uitgeput zijn.

Wat ik probeer in mijn boeken, is om ieder onderdeel uit de theologie te doordenken vanuit Luthers theologie van het kruis. Mijn volgende boek zal gaan over evangelisatie en daar wil ik dat ook doen: bemoediging vanuit de theologie van het kruis. Moltmann zei al: ‘De theologie van het kruis zal nooit erg geliefd worden.’ En dat is zo, het is geen prachtig kerstverhaal: het vertelt dat je moet sterven om leven te ontvangen, dat je God vindt op plaatsen waar lijden, verlies en onmogelijkheid is. Dat vinden wij moeilijk te verteren. Wij staan in de verleiding om ons uit de crisis te werken door groei te bewerken, te zoeken naar een manier om te gaan groeien. Mijn studenten voelen de druk van gemeenten die hen beroepen om groei te brengen. Maar dan vergeten we dat het meest fundamentele van het predikantswerk is om op te lopen met mensen en hen voor te bereiden op een goed leven en een goed sterven.

Dus over God weten we dat Hij handelt in de wereld op de manier van leven scheppen waar dood is. Waar zien we ervaringen van verlies, sterven en onmogelijkheid? Daar hebben we samen op God te wachten. En dat wachten is zaak van de gemeente. In dat uitzien naar God wordt duidelijk wat het betekent om in elkaars leven te delen en elkaars verhalen te horen wanneer we door verdriet heengaan, maar ook wanneer we vreugde ervaren. Voor dat boek over evangelisatie las ik een boek van een journaliste uit New York, die veel geschreven heeft over de wellnessindustrie. Ze was toegewijd in haar geloof in dat hele wellnessevangelie. Maar toen overleed haar vader en ze schrijft dat ze toen totaal alleen was: geen yoga-instructeur kwam om bij haar te zijn, niemand hielp haar in haar rouw. Natuurlijk: ze kreeg berichtjes op haar social media, emoji’s van een huilend gezichtje, maar er was niemand, helemaal niemand die bij haar was in haar duister. Ik denk dat de kerk op zulke plekken troost zou kunnen geven door er te zijn voor diep eenzame, intens verdrietige mensen van onze tijd.

De theologie van het kruis leert om de dingen bij naam te noemen en ik denk dus ook dat dat de taak van een pastor is: hij noemt hel ronduit hel. Als hij ouders spreekt van wie de zoon worstelt met een drugsverslaving en op straat leeft, kan hij nabijkomen en de dingen benoemen: jullie moeten door een hel gaan. En omdat je de dingen bij de naam noemt en bij hen bent, is dat de plek waar iets nieuws aan het licht kan komen.

In uw boek Churches and the Crisis of Decline vertelt u het verhaal van een gemeente die heel klein geworden is en waar men in die crisis nieuwe vragen leert stellen. Maar het verhaal is – en dat prikkelde ons – een fictief verhaal. Waarom hebt u dat zo gedaan?

Wat een mooie vraag! Ja, inderdaad, het is het fictieve verhaal van de gemeente St. John the Baptist. Praktisch theologen vragen wel aan me: waarom ga je niet onderzoek doen in het veld, kijken wat je daar aantreft? Maar ik wil iets anders met mijn boeken. Ze laten zich niet makkelijk categoriseren: het zijn aan de ene kant geen boeken met ‘acht deugden die je moet hebben als dominee’, maar aan de andere kant zijn het ook geen boeken voor academische vakgenoten. Het zijn boeken voor predikanten en pastors, zoals mijn eigen vrouw. Zij werkt in een heel kleine, broze gemeente. Er hoeft maar iets onvoorziens te gebeuren als een lekkend dak en het voortbestaan komt onder druk te staan. Wat ik wil is de verbeelding van predikanten en gemeenteleden veranderen. Vrienden zeggen wel: prachtig, maar schrijf dan tenminste één hoofdstuk met wat praktische tips waar je ons zegt wat te doen. Maar dat wil ik niet. Ik kan het niet, denk ik, maar vooral: jullie kennen je eigen context veel beter dan ik. Wat ik wil, is je een nieuwe manier van kijken aanreiken.

Wat ik daarbij vooral belangrijk vind – en dat is voor mijn besef het min of meer nieuwe theologische idee dat ik inbreng – is dat God zelf allereerst als een dienaar, een soort predikant werkt. Zijn daden bestaan in dienst: Hij schept leven uit de dood, hij geeft een kind aan de onvruchtbare Sara. We kennen Hem uit zijn daden: Hij bevrijdt zijn volk uit Egypte en wekt Jezus op uit de dood. Als dat zijn daden zijn, dan zijn we verbonden met Hem als we deelnemen aan zijn handelen.

Soms krijg ik dan de vraag of ik wel genoeg aandacht voor de Geest heb. Dat is wellicht een terechte vraag. Maar ik ben zo gegrepen door Jezus Christus. In Hem zien wij wie God is. Wie Hem ziet, hoeft niet te vrezen voor een God achter God; Jezus Christus drijft de angst uit. Als klein jongetje heb ik dat heel diep ervaren toen ik, kort nadat een vriendje van mij aan kanker was overleden, in een kuil viel. Mijn moeder had me gewaarschuwd dat ik daar niet mocht spelen, maar voor mij als kind van zes was het onweerstaanbaar om die kuil op te zoeken. Ik viel erin en ik werd ongelofelijk bang, ik gleed weg in mijn diepste angst. Ik bad en had de ervaring dat Jezus daar bij mij kwam, mij troostte en zei dat ik er rustig uit moest klimmen. Ik kwam thuis en ik moest – net zoals de vrouwen in het paasverhaal – getuigen van wat me was overkomen: Jezus heeft me gered! Misschien schrijf ik nog een keer een uitgewerkte pneumatologie, maar ik word altijd weer getrokken naar Jezus Christus.

In het nummer waarin we dit interview publiceren zal het gaan over jongeren. In Nederland zijn er zorgen rondom onze jonge mensen. Een parlementslid heeft recent een initiatiefnota ingediend waarin zij vroeg om onderzoek naar de oorzaak van de toegenomen vraag naar levensbeëindiging onder jongeren, met name onder jonge vrouwen. U hebt ook veel over jongerenwerk nagedacht. Hoe spelen deze dingen in de Verenigde Staten? En wat zou u ervan zeggen?

Ja, dat is heel herkenbaar. Wij staan voor een vergelijkbare werkelijkheid van enorme aantallen jonge mensen, jonge vrouwen die met depressie te maken hebben. Dat is ontzettende ingewikkeld. Social media lijken puur gif te zijn, met name voor jonge vrouwen.

Toen ik bezig was met mijn boek over seculiere mystiek, heb ik veel autobiografieën gelezen van niet-gelovige jonge mensen. En keer op keer hoor je ze vertellen over de grote verandering die in hun leven kwam toen ze bijvoorbeeld yoga gingen doen, of toen ze verliefd werden: ‘dat heeft echt mijn leven gered.’ De antropologie die je erin aantreft is vaak: je bent goed zoals je bent, maar er zijn haters van buitenaf die niet zien hoe geweldig jij bent. Maar met oefening kun je veranderen en laten zien dat jij inderdaad die mooie mens bent. Intussen zuchten deze mensen onder de druk dat ze voortdurend uniek en geweldig moeten zijn – en dat ook vol moeten houden. Alain Ehrenberg heeft geschreven over La Fatigue d’être soi: de vermoeidheid om jezelf te zijn. En dat is het. Ik vraag me af of we over een aantal jaar niet terugkijken op onze tijd en ons afvragen waarom we niet hebben ingegrepen. Ik bedoel: social media hebben onze democratie vernietigd, onze jonge mensen. Instagram is gif, het vreet je ziel weg.

Wat we nodig hebben, is een andere antropologie, die weet heeft van onze gebrokenheid en ons duister. Wat we nodig hebben, is een gerechtigheid van buiten. In onze vanouds protestantse samenlevingen, waar de ethiek een belangrijke plek had, lijken de problemen van jonge mensen soms groter. We hebben namelijk wel die nadruk op goed leven vastgehouden, maar het is losgeraakt van die diepe antropologische noties van gebrokenheid en duister, die het besef levend hielden dat een goed leven niet in onze macht ligt, maar dat we daarvoor op God zijn aangewezen. Nu horen jonge mensen dat ze goed zijn en kunnen worden wat ze willen. En dan wordt het erg gevaarlijk. Dan sluit die druk om iets van jezelf te maken aan bij de onuitroeibare neiging van mensen om zichzelf te rechtvaardigen. Maar het is God die ons redt. Mensen zwoegen liever dan te belijden dat ze zichzelf niet kunnen redden. Onbegrijpelijk, maar waar.

Andrew Root, Churches and the Crisis of Decline. A Hopeful, Practical Ecclesiology for a Secular Age (Grand Rapids: Baker Academic, 2022);
Andrew Root & Blair Bertrand, Wachten op God. Vanuit geloof en geduld bouwen aan je gemeente (Utrecht: KokBoekencentrum, 2024).

Dr. G. van Meijeren is classispredikant van de Protestantse Kerk in Zuid-Holland Zuid.
Dr. C.C. den Hertog is docent systematische theologie en publieke theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn en redactielid van
Kontekstueel.
Prof. dr. E. van ’t Slot is hoogleraar Beroepsvorming en Spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit.
Mailadressen: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

  • Raadplegingen: 441