Skip to main content

december 2008 (23e jaargang nr.2)

Vier brieven aan Calvijn

Calvijn door de ogen van een dominee, een catechete, een bisschop en een student.

Drs. A.J. Zoutendijk, drs. E.P. van Vreeswijk-van Bloemendaal, bisschop dr. G. De Korte en M. Bot

1. U spreekt over versoberen, maar u bent geen calvinist

Amicus Calvinus,
Ze vroegen me u een brief te schrijven als aan een oom. Dat doe ik niet. U als oom, dat doet denken aan iemand in Amerika van wie je hoopt te erven en dat valt dan tegen. Liever zie ik u als vriend met wie je iets deelt. Amice dus, zoals we elkaar noemden op ons dispuut. U en ik horen bij een dispuut dat nog lang niet is opgeheven.
Het is bij mij niet met vriendschap begonnen. Aanvankelijk zat u opgesloten in drie zwarte banden, die bij ons thuis in het gelid stonden en waarvan me verteld werd dat je die gelezen moest hebben. U had zogezegd gezag zonder nog iets gezegd te hebben. Zoals een standbeeld ontzag inboezemt. Toen ik de boeken open deed, trof ik een marmeren vertaling aan en ik kreeg er prompt een marmeren gevoel bij. Toen ik u uit had, dacht ik: ziezo.
Nee natuurlijk. Ik had u niet uit, ik moest er in komen. Dat ging via woorden. Een woord dat me trof was ‘beestachtig’. Wij mensen hebben de neiging ons met een beestachtige liefde te hechten aan dit hier beneden. Het zijn uw woorden; ik vond ze ruig. De zwarte banden konden ook blaffen en je naar de strot vliegen. Zo werden we vrienden.
De laatste tijd doen sommige geestverwanten wel erg amicaal over u. Ze zeggen geen u meer. Hij viel best wel mee, soms - zo begrijp ik hun goede bedoeling. Ze willen uw imago-schade repareren. Calvijn dronk goede wijn en zeilde, ook op zondag. Amicus, zo’n gemeenzaamheid hebt u niet nodig om dichtbij te komen. Uw gewoonheid is voornaam (het gebruikelijke schelden daargelaten) en uw vroomheid ingetogen. Intimité de la distance.
Momenteel tref ik u geregeld via de bruine banden, uw vers-voor-vers notities bij de Bijbel. Een systeem hoef ik daar niet uit te halen, wel een houding. Eerbied gepaard met zelf nadenken. Wat ik opdiep zijn vooral zinnetjes. Die komen van pas als je het geloof wilt behouden. Bij Handelingen 17:31 (Paulus spreekt over de oordeelsdag) vind ik de volgende notitie: alleen zij zijn goede predikers van het evangelie die als gerechtsdeurwaarders de schuldigen voor het gerecht dagen en die de naderende straf aankondigen, alsof het in hun macht lag die op te leggen. Vooral die woorden: alsof het in hun eigen macht lag. Zij worden dus medeplichtig gemaakt, er wordt iets in mensenhanden gelegd. De huiver, de ernst, de gloed. Ik blijf naar u grijpen.
Wat kunnen we vandaag nog met u beginnen? Excusez le mot. Ik kan u in vertrouwen melden dat we u de laatste tijd wat minder nodig hebben voor de kerk. Op het punt van ambt en oecumene staat u aan de zijlijn. Maar we hebben u vandaag erg nodig voor de wereld. We zijn in onze generatie nogal beestachtig bezig met verorberen. U spreekt over versoberen, maar u bent geen calvinist. U hebt ons willen leren dat genieten ons geen kwaad geweten hoeft te geven en verdienen ook niet. U protesteert tegen het genieten op kosten van – anderen, de schepping, je eigen ziel. Die thema’s spelen nu en wij vinden het moeilijk om ze eerlijk in de protestantse kerk aan de orde te stellen. U wordt in ieder geval geciteerd door verstandige ethici en hier en daar een econoom.1
Over geld gesproken. U bezat weinig, maar het hield u wel bezig. In uw eeuw werd immers steeds meer verdiend en belegd. Op dit punt bent u de Bijbel opnieuw gaan lezen. U wijkt af van de heersende mening: geen rente vragen van je volksgenoten. Die woorden staan wel letterlijk in de Bijbel maar u las ze in de veranderende wereld. Rente mag, maar niet ten koste van armen. Rente is eerlijk als er met het geleende geld winst gemaakt kan worden. Zelfverrijking en woekerrente – daar had u niet veel woorden voor nodig: behandel de ander zoals je zelf behandeld wilt worden.
Uw manier van bijbellezen – die nemen we mee in de nieuwe eeuw. U houdt stand bij de concrete tekst maar zoekt daarin naar het blijvende en toepasselijke voor uw tijdgenoten. Er is voor ons geen andere weg. Wat u schrijft over rente moet misschien vandaag geschreven worden over de veranderende verhouding van mannen en vrouwen in de samenleving en in de christelijke gemeente.
Het laatste dat ik u moet vertellen, amicus, is dat u succesvol geworden bent. Er worden wijn en koekjes naar u genoemd. Dat is nog eens wat anders dan uw stadgenoot die zijn hond ‘Calvijn’ noemde. Toch vermoed ik, dat u in de hondennaam meer de vreugde van het discipelschap geproefd hebt dan de smaak van succes u zou kunnen geven.
Met de u verschuldigde hoogachting,

Andries Zoutendijk

Drs. A.J. Zoutendijk is als predikant verbonden met de Jacobikerk in Utrecht (PKN)

Noot
1. J.J. Graafland, De leefregels van Calvijn bieden actuele handleiding voor ontspoorde bankiers, http://www.mejudice.nl/node/110


2. Uw catechese is geloofskennis bijbrengen

Beste catecheet J. Calvijn,

Wat zou het interessant geweest zijn als ik als catecheet in 2008, met allerlei vragen over de catechese en ontwikkelingen in de leef- en geloofswereld van jongeren, eens met u hierover van gedachte zou kunnen wisselen. Even een mailtje naar u zou kunnen sturen… Want als ik lees hoe er in uw tijd aangekeken werd tegen kinderen en jongeren, wat het doel was van de catechese in de Reformatie en wat er verstaan werd onder kennis die catechisanten zich eigen maken, lijkt het mij heel waardevol om uw tijd en onze tijd met elkaar in gesprek te laten gaan. In uw tijd vond u het nodig om jongeren vertrouwd te maken met het geloof. En dat is in onze tijd zeker weer net zo hard nodig. En eerlijk gezegd vraag ik me wel eens af of wij, die inhoudelijk zoveel van u geleerd hebben, dezelfde drive als u hebben als het gaat om onze jongeren en hoe wij hen vertrouwd maken met het geloof.

Wat ik bijzonder vind voor uw tijd is de aandacht voor het kind. Ook al is het kind wel steeds deel van het grotere geheel (kerk, maatschappij, school, gezin) en is er nog weinig aandacht voor de ontwikkelingspsychologische kant van het kind-zijn. Dat een kind juist een deel is van het grotere geheel brengt mij op een ander punt bij u. Geloofsonderricht is bij u een taak voor de hele gemeente; niet alleen voor de ouders van het kind, maar van alle ouders samen, en van alle anderen in de gemeente. Ik denk dat dit besef ook nog om een andere reden voor ons hard nodig is. We leven namelijk in een wereld waarin God nauwelijks meer een rol speelt. Laat de gemeente een plek zijn waar God wel een realiteit is en het leven van mensen beïnvloedt.

U wekt de indruk dat geloven een proces is dat van jongsaf aan bij kinderen plaatsvindt. Dat treft mij; ook dat u daarom zegt zo vroeg mogelijk met dat leerproces rond geloven te beginnen. Dat zie je in onze tijd ook steeds meer gebeuren; de kindercatechese is in ontwikkeling, terwijl u daar 500 jaar geleden al mee begonnen was… Maar als ik u goed begrijp, beginnen we daar eigenlijk nog te laat mee. Ik vermoed zelf ook dat geloven een proces is, juist ook als ik zie hoe de meeste jongeren tot geloof komen. Geloven zou dan een proces zijn waar je als catecheet op verschillende leeftijden en verschillende manieren bij betrokken bent. Maar dat betekent dan ook dat geloven in iedere levensfase iets anders inhoudt. Latere theologen uit uw traditie zullen het zo zeggen: de doop verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid (liefhebben). Deze verplichting geldt voor iedere leeftijdsfase, maar zal voor iedere leeftijdsfase iets anders betekenen en op een andere manier uitgewerkt moeten worden. Het evangelie gelovig en vanzelfsprekend aannemen in navolging van je ouders is een andere wijze van geloven dan het bevochten, betwijfelde geloof van een tiener. Het kan misschien uiteindelijk wel hetzelfde geloof zijn, alleen in een andere ontwikkelingsfase.

Als u het over kennis heeft, die de catechisant zich in het leerproces van de catechese eigen maakt, heeft u het niet alleen over het verstand. Maar over een levenshouding, waarin hoofd, hart en handen (verstand, gevoel en handelen), kortom: het gehele mens zijn begrepen wordt. De catechese van de Reformatie is met name dus geloofskennis bijbrengen bij de catechisanten. Het gaat om kennis in de geloofsrelatie. Kennis die gericht is op vernieuwing van het leven en aanzet tot wat we pedagogisch didactisch gezien gedragsverandering zouden kunnen noemen. Het hele kind, de hele jongere is hierbij betrokken, zowel dus cognitief, affectief en actief.

U zegt dat catechisanten deze kennis tot zich kunnen nemen omdat God dat door Zijn Woord en Geest bewerkstelligt. Catechese geef je dus in het vertrouwen dat God door Zijn Geest werkt. Het is niet een voorlichting van geloof, in de hoop dat kinderen dit later ook zullen geloven. Daarmee krijgt catechese een zelfde functie als de prediking. Het beoogt mensen in relatie tot God te brengen of te houden (ook catechese is appellerend, maar zegt ook Gods beloften toe!). Daarom vind ik het ook bijzonder om van u te leren hoe je tegen catechisatie en catechisanten aankijkt! Dat u kinderen echt ziet als kinderen van de gemeente, aan wie de beloften en de geboden uit de Bijbel zijn gegeven en die steeds geroepen worden zich deze beloften en geboden eigen te maken. Onze kinderen zijn gedoopte kinderen van de gemeente en moeten ook als zodanig worden aangesproken. Dat zou in onze tijd wel meer benadrukt mogen worden…

De Heilige Geest wil kinderen geloofskennis bijbrengen. Wat betreft didactische aanpak kiest u heel bewust voor de vraag- en antwoordvorm. Door het leren en repeteren van de antwoorden, maakt het kind zich het geloof eigen. Geloofskennis wordt bijgebracht op de manier van de vraag- en antwoordmethode. Zowel de Catechismus van Calvijn als die van Heidelberg kent deze vorm. Ik vraag me sterk af of deze vraag- en antwoordmethode (toen, maar zeker ook nu) zo goed werkt. Nazeggen is nog geen eigen maken. Hoe kun je nu een methode bedenken, waarin je wel de gelegenheid hebt om je het geloof eigen te maken? We kunnen u natuurlijk niet overvragen, want ik begreep dat juist u het was, die een aanzet gegeven heeft tot een heel didactische ontwikkeling na u. En van iemand die een aanzet geeft, moeten we niet verwachten dat hij alles al voor ons klaargelegd heeft…

In ieder geval vind ik uw gedachten over (geloofsoverdracht aan) kinderen en jongeren heel inspirerend en bemoedigend. Dank u!

Eline van Vreeswijk

Drs. E. van Vreeswijk-van Bloemendaal is theoloog en catecheet te Gouda


3. Het theologisch gesprek zal vooral moeten gaan over sacramentaliteit

Beste broeder Johannes,

Sinds de breuk binnen het westerse christendom in jouw dagen is er veel gebeurd. Wat stonden rooms- katholieken en aanhangers van de Reformatie in de begintijd fel tegenover elkaar! Snoeiharde disputen en scheldpartijen maar ook het geweld van de godsdienstoorlogen. Christenen hebben andere christenen gedood. Wat hebben wij in die dagen het gelaat van Christus verduisterd.
Gelukkig is er de laatste eeuw veel ten goede gekeerd. 500 jaar na jouw geboorte zijn de scherpe randen gelukkig weggesleten. Steeds meer worden wederzijdse karikaturen bij het grof vuil gezet. Niemand ontkent dat er nog steeds leerverschillen zijn maar de meeste rooms–katholieken en reformatorische christenen beseffen dat de overeenkomsten groter zijn dan de verschillen. In de context van een massale secularisatie en ontkerstening, die in jouw tijd niet te vermoeden was, zijn christenen van verschillende tradities geroepen tot een gemeenschappelijk getuigenis omtrent Gods mensenliefde zoals die in Christus zichtbaar is geworden.
Wat mij in jouw theologie positief opvalt, is de grote liefde voor de H. Schrift en dan ook de gehele Schrift dus ook het Oude Testament. Menig rooms- katholiek zou ik iets van die liefde gunnen. Want alleen door het lezen van de Schrift komen wij de heilige God van Israël op het spoor. Alleen ook door het lezen van de Schrift leren wij Christus kennen en liefhebben. In de loop van de eeuwen hebben christenen die staan in jouw traditie ook een rijke liedcultuur ontwikkeld. Gelukkig zijn ook in rooms- katholieke liedbundels een aantal van die liederen opgenomen.

Maar natuurlijk blijven er ook onderlinge meningsverschillen . Ik noem in het bestek van deze korte brief allereerst de relatie tussen Schrift en traditie maar ook het gehele cluster van vragen rond Kerk, ambten en sacramenten. Nauw daarmee verbonden is het theologisch gesprek over de verhouding tussen Eucharistie en H. Avondmaal dat tot op de dag van vandaag wordt gevoerd.
Broeder Johannes, als het gaat om Schrift en traditie wil ik de Schrift altijd lezen binnen de kerkgemeenschap. Wij lezen de Schrift niet als losse individuen maar als leden van de geloofsgemeenschap met een eeuwenlange traditie. Als christen sta ik op de schouders van christenen die mij zijn voorgegaan. Voor mij is de Schrift dan ook allereerst een boek van de Kerk. Ik lees en interpreteer de H. Schrift in het licht van de kerkelijke traditie. In dat kader komt ook het leergezag van paus en bisschoppen in beeld. Zonder ook maar enige afbreuk te doen aan de geloofszin van iedere gedoopte, neemt het kerkelijk leergezag een heel eigen plaats in bij het vertolken van Gods waarheid. Paus en bisschoppen hebben, evenals de apostelen in de begintijd van de Kerk, de taak om het getuigenis van Christus te behoeden en door te geven. In kracht van de Geest voorkomt het leergezag dat de gelovigen afdwalen en worden zij dicht bij Christus gehouden. Over deze thematiek zal het debat met theologen die jou als erflater zien nog wel even doorgaan.

Naar mijn overtuiging, broeder in Christus, zal het theologisch gesprek vooral moeten gaan over het thema sacramentaliteit. Allerlei vragen rond Kerk, ambt en sacramenten, ook het sacrament van de Eucharistie/ H. Avondmaal, hangen daarmee samen. Misschien mag ik het toespitsen op de verschillende beleving van dat laatste sacrament. Wij beiden geloven in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in brood en wijn. In de eeuwen voor jouw geboorte is de Kerk in dat verband gaan spreken over “ transsubstantiatie”. Het is een term verbonden met de natuurfilosofie van Aristoteles. Nu mag filosofie ons als christenen nooit verdelen. Van belang is het kostbare, maar ook kwetsbare, geheim van de aanwezigheid van de Heer. Uiteindelijk is dat, wanneer de priester de Eucharistie celebreert, het werk van Gods Geest. Het is de Geest Die brood en wijn maakt tot het Lichaam en Bloed van Christus. Anders dan in de calvinistische traditie gaat het dan om een blijvende werkelijke tegenwoordigheid. Vandaar dat het Eucharistisch Brood wordt bewaard in het tabernakel. Kostbaar teken van de nabijheid van de Heer.
Misschien mag ik ook nog kort ingaan op het offerkarakter van de Eucharistie. Iedere Eucharistie vieren wij de zelfgave, het levensoffer van Jezus in de vorm van een maaltijd. Zijn hele bestaan staat gericht op de dienst aan de Vader en aan mensen. Tijdens het laatste avondmaal heeft Christus dat centrale aspect van zijn leven in beeld gebracht. Hij deelt met zijn vrienden brood en beker als teken van zijn schenkende en vergevende liefde. De volgende dag wordt die liefde zichtbaar op het kruis. Christus wordt zo doodbloedende liefde. Het vormt de bezegeling van het nieuwe verbond tussen God en zijn volk. Het is overigens goed te beseffen dat naar katholiek besef het offer van Christus niet wordt herhaald. Jezus, onze Hogepriester, heeft eens en voorgoed het offer gebracht ( vgl. Hebreeën 7,27). Tijdens de Eucharistie als rituele maaltijd wordt het ene offer van de Heer, in kracht van de Geest, tegenwoordig gesteld.
Beste Johannes, ik ga mijn brief afronden. Ik ben dankbaar dat jouw erfgenamen mij als rooms – katholiek bisschop niet meer zien als aanhanger van de Antichrist en dat omgekeerd ik de protestantse christenen van vandaag niet meer zie als ketters. Wij noemen elkaar van harte broeders en zusters. Vandaar dat ik deze brief dan ook met ‘ broeder Johannes’ ben begonnen. In Christus verbonden,

Gerard De Korte

Bisschop van Groningen – Leeuwarden

jouw broeder in Christus


4. Hoe kunnen christenen in Nederland tot eenheid komen?

Geachte Johannes Calvijn,

Wat een kans u honderden jaren later alsnog een vraag te mogen stellen! Veel gedachten en vragen schieten door mijn hoofd. Want bij het noemen van uw naam moet ik aan van alles denken waar u waarschijnlijk geen enkele voorstelling bij kunt maken. Want wat zegt het u als ik u vertel dat de door mij doorlopen basisschool toch werkelijk de naam ‘Johannes Calvijnschool’ droeg? Het geeft in ieder geval aan dat uw invloed en bekendheid tot in de Lage Landen doorgedrongen is, en deze vele eeuwen later nog niet is uitgewist.
Nu moet ik daarbij toegeven dat uw naam veel van mijn landgenoten helaas niet zozeer aan uw theologisch werk doet denken maar eerder aan een bepaalde levensstijl. U zou een sombere man geweest zijn die hard werkte, weinig geld uitgaf en nauwelijks plezier maakte. Nu ken ik u nog maar oppervlakkig, en dus weet ik niet precies wat er van waar is, maar dat er bij ons op de Theologische Universiteit in Apeldoorn speciale Calvijnwijn wordt uitgegeven doet me vermoeden dat u toch ook zeker een levensgenieter bent geweest!
Op onze universiteit is uw naam ook bekend, en hier wél vanwege uw theologisch werk. In het bijzonder wordt de laatste druk van uw Institutie gelezen, maar ook uw bijbelcommentaren en preken zijn bekend. Voor mij persoonlijk is de eerste bladzijde van uw Institutie erg belangrijk, waar u schrijft over de wijsheid. Ware wijsheid is alleen daar te vinden, zo schrijft u, waar Godskennis en zelfkennis samengaan. Dat is een blijvende leidraad voor mij geworden!
Maar goed, nu terzake. Ik heb immers de kans gekregen u via deze brief een vraag voor te leggen. En om eerlijk te zijn: ik heb er lang over na moeten denken. Want u moet weten dat uw naam bij een groot deel van de christenen in de Lage Landen in hoog aanzien staat. Deze mensen kijken dus over mijn schouder met onze briefwisseling mee, en mogelijk dat deze briefwisseling dus grote invloed krijgt! Daarom heb ik dus goed nagedacht. En van alle mogelijke onderwerpen die door mijn hoofd gingen om u over te bevragen, bleef er eigenlijk één hangen. En deze gaat over de kerkelijke verdeeldheid die het gereformeerde christendom in ons land kenmerkt. Er zijn namelijk veel gereformeerde christenen in ons land, maar zij gaan niet allemaal naar dezelfde kerk. Gereformeerde christenen liggen om allerlei belangrijke of minder belangrijke zaken met elkaar overhoop. Over de liturgie, over de zondagse kleding, over de belijdenisgeschriften. U kunt het zo gek niet verzinnen of er is onenigheid over, en zodoende zijn de verschillende gereformeerde stromingen in ons land maar moeilijk te verenigen. Daarom is mijn vraag aan u: ‘Beste meneer Calvijn, heeft u een idee hoe de christenen in Nederland tot kerkelijke eenheid kunnen komen?’
Misschien dat een man als u, met zoveel gezag, wél iets bereiken kan… Ik zie uit naar uw antwoord!

Adieu,

Mark Bot

Mark Bot studeert theologie aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn

Voor de reactie op de brief van bisschop de Korte, klik hier