Skip to main content

juni 2008 (22e jaargang nr.5)

Congregationalist en katholiek?
Dr. H. Bakker

Als we de prognoses moeten geloven zal de ontkerkelijking in Nederland zeker in de komende twaalf jaar nog gestaag doorgaan. Ondertussen worden klemmende identiteitsvragen aan de bestaande kerken gesteld en bezinnen de kerken zich op de eigen gestalte, presentie en geschiedenis in cultuur en wereld. Zo leeft wederom de discussie op over het ‘eigenaarschap’ van het predicaat ‘katholiek’. Wie mogen zich katholiek noemen?

Jammer dat congregationalisten door sommigen bij voorbaat van de gesprekstafel worden geweerd. In de onlangs gepubliceerde PKN-bundel Wij zijn ook katholiek worden congregationalistische gelovigen met een paar zinnen weggezet: ‘In de plaatselijke gemeenten overheerst een congregationalistisch kerkbesef: men heeft de handen vol aan zichzelf en is niet echt geïnteresseerd in wat er buiten de grenzen van de eigen gemeente aan de orde is, hetzij in de landelijke kerk, hetzij in de wereldkerk’.1 Het ‘label’ congregationalist klinkt blijkbaar negatief. De karikatuur hiermee verbonden is die van geborneerdheid, in zichzelf gekeerd zijn en onverschilligheid ten aanzien van de wereldwijde kerk.

Katholiciteit

In de eerste plaats is dit etiketteren zelf allerminst katholiek te noemen. In elk geval getuigt het niet van een brede visie op kerk zijn. In de tweede plaats leeft volgens mij juist in congregationalistische kerken een sterk besef van in de wereld gezonden zijn. Dáár is men doorgaans druk bezig met het verdiepen en verbreden van missionair bewustzijn en dáár worden verhoudingsgewijs veel financiën en menskracht in stadszending en wereldzending geïnvesteerd. Ik denk dan ook dat congregationalisme en katholieke zin goed samengaan.
Wat houdt de notie ‘katholiciteit’ eigenlijk in? Wie overdenkingen van het ‘una, sancta, catholica et apostolica’2 leest, valt op dat auteurs veelal naar zichzelf toe redeneren. Als een passend puzzelstukje wordt de eigen kerk in een zelfontworpen definitiekader gezet, waarna opgelucht wordt gezegd: ‘Kijk, wij passen erin, wij zijn katholiek!’. Voor de ene kerk houdt katholiciteit geografische (ruimtelijke) algemeenheid en oog voor diversiteit in, bij de andere kerk draait het vooral om de zuivere leer en de verbondenheid met Christus. Weer andere kerken menen dat katholiciteit samenvalt met oecumenische belangstelling en openheid. Wie maakt hieromtrent de dienst uit? Het kan toch niet zo zijn dat na eeuwen van scheuring en verdeeldheid elke kerkelijke stroming of denominatie zichzelf met het epitheton ‘katholiek’ kan tooien alleen door enkele bewijzen van oecumenische interesse of leerstellige en historische zuiverheid te overleggen? Ook congregationalisten kunnen zich dan gemakkelijk op de kwalificatie ‘katholiek’ beroepen.
Al medio de 17e eeuw wordt door de gemeenschappelijke congregationalistische kerken van Engeland het leerstuk van de katholiciteit beleden en omschreven. De Savoy Declaration van 1658, waarin onder meer de puritein John Owen de hand had, verklaart dat de katholieke of ‘algemene christelijke kerk’ zowel onzichtbaar als zichtbaar van karakter is. De onzichtbare kerk bestaat volgens Owen uit de totale schare van uitverkorenen, de ware christenen die hebben geleefd of nog steeds leven, en zullen leven. Zij allen hebben Christus als hun Hoofd of Bruidegom. De zichtbare kerk wordt gevormd door allen die hun geloof in Christus belijden en God gehoorzamen, waar ze ook zijn.3 Een brede kijk op kerk zijn en christen zijn kan de congregationalisten van oorsprong daarom niet worden ontzegd. Ze benadrukken de katholiciteit van elke plaatselijke gemeente. Plaatselijke kerken zijn bij uitstek de wijze waarop Gods genade ‘over het rond der aarde’ zichtbaar wordt. Dáár wordt het verlossende raakvlak tussen hemel en aarde gevonden. Te vaak wordt door bestaande kerken de focus eenzijdig op de universele, onzichtbare kerk gericht en komt deze nadruk op mindering van de tastbare concreetheid van Gods volk in de wereld.

Katholieke kerk

De nadruk op concreetheid en zichtbaarheid van katholiciteit wordt volgens mij ondersteund door het vroegste gebruik van de term ‘katholieke kerk’. Het is bekend dat bisschop Ignatius van Antiochië de eerste was - voor zover ons bekend - die deze woorden in zijn brief aan de gemeente te Smyrna gebruikte. Ignatius maande zijn lezers om hen die docetische denkbeelden verkondigden te mijden en de deur te wijzen. Ze dienden zich eendrachtig achter bisschop Polycarpus op te stellen en diens gezag te aanvaarden. Waar het de kerk betrof mocht niets buiten de bisschop om worden gedaan. In dit verband deed Ignatius zijn bekende uitspraak: ‘Waar de bisschop verschijnt daar moet het volk zijn. Net zoals waar Christus is de katholieke kerk aanwezig is.’4 Het woord ‘katholiek’ heeft hier eerder betrekking op de geografische breedte en heelheid van de toenmalige kerk dan op haar orthodoxie.5
De uitspraak van Ignatius wordt van beide kanten geflankeerd door de vermaning om geen heilige handelingen buiten de bisschop om te verrichten. Zonder de bisschop mocht geen eucharistie worden gevierd en mocht niet worden gedoopt. De gemeente hoorde de bisschop te volgen en niet andersom. Waar de bisschop was, was het gelovige volk, net zoals de totale zichtbare christenheid daar aanwezig is, waar Christus is. De vergelijking heeft alleen zin als met ‘katholieke kerk’ de ruimtelijk verspreide en onverdeelde gemeente van Christus wordt bedoeld. Het argument is namelijk: overal waar de christenheid is verspreid, gaat deze regel op - is Christus er, dan is ook de onverdeelde kerk er, en laat dit ook zo zijn en blijven te Smyrna. Interessant is om te merken dat deze gedachte zich in en om de plaats Smyrna verder heeft doorgezet.6
We zien bij Ignatius in de brief aan de gemeente van Smyrna twee lijnen bij elkaar komen, een verticale en een horizontale. De verticale dimensie wordt samengevat met de woorden: ‘Ubi Christus,  ibi catholica ecclesia’ (‘Waar Christus is, daar is de katholieke kerk’). Christus brengt de gemeenten over het rond der aarde samen. Waar Hij spreekt, trekt Hij gelovigen tot zich, en omgekeerd zijn er geen christenen waar Hij niet is. De horizontale dimensie heeft de ongebrokenheid van die kerk op het oog. Alle christenen zijn in Christus één en verbonden. Ze horen bij elkaar en zij maken deel uit van de wereldwijde kerk. Verdeeldheid is tegen haar natuur en verwoest haar geestelijke leven.

Verbondenheid met Christus

Natuurlijk zijn deze beide dimensies niet los te zien van christelijke orthodoxie, immers: Christus komt met zijn Woord en geloof in het Woord verbindt, maar daar ligt niet de vroegste betekenis van het begrip katholiciteit. De primaire zin van ‘katholiciteit’ is dat de christen participeert in de ‘hele en onverdeelde kerk’ omdat hij deel heeft aan Christus. De verticale dimensie is voorwaardenscheppend voor de horizontale.7 Het is niet zo dat iemand aan Christus deel heeft omdat hij nu eenmaal tot de ‘juiste kerk’ behoort. Een kerk die bestaat uit gelovigen die Christus volgen en daarom deel heeft aan Christus, ís de héle kerk, en is  om díe reden katholiek te noemen, ongeacht de naam die erboven staat geschreven.8 Katholiciteit kan daarom niet worden uitgedacht of worden gecreëerd. Katholiciteit is een geheim, zij is een geschenk van de Heilige Geest,9 omdat katholiciteit ten diepste met Christus samenvalt.
In dezelfde geest heeft ook bisschop Cyprianus over kerk zijn geschreven.10 Hij verbond deze katholiciteit met de aanwezige bisschop, dat is waar, maar het accent lag bij de aanwezigheid van Christus ín de bisschop. De onverdeelde structuur van de kerk, belichaamd in de bisschop, wees boven zichzelf uit naar haar Heer. In die zin was ook het episcopaat voor Cyprianus één.11 Alleen binnen die eenheid waren heil en orthodoxie mogelijk, omdat Christus dáár en nergens anders te vinden was.12
Voor congregationalisten is deze oorspronkelijkheid van historisch en ecclesiologisch belang. Katholiciteit gaat over Christus, en we geloven (tegen Cyprianus in) dat hij zich niet in één kerktype laat opsluiten. Vervuld van Christus reflecteert elke christelijke gemeente het geheel van de kerk, hoezeer deze gemeente zich misschien ook aan de rand van het wereldwijde kerkelijke palet bevindt. Oog hebben voor verschillen getuigt daarom van ware katholiciteit.13 Kerken hoeven niet op elkaar te lijken, niet van buiten en ook niet van binnen, zolang kan worden gezegd ‘ibi Christus’ (daar is Christus), waarmee we vanzelfsprekend de Christus van de Schrift bedoelen. Het begrip katholiciteit heeft voor congregationalisten dus niets van een ‘semper eadem’ om zich heen (altijd op dezelfde wijze). Als Christus werkelijk in de kerk leeft, heeft die gemeenschap een genadestructuur (en dus een charismatische geleding) en zal het kerkelijke leven niet altijd volgens dezelfde vaste patronen verlopen. De genade dwingt tot aanpassing, aan elkaar, aan de omringende cultuur, en aan wereldwijde oecumenische verbondenheid.
In Frankrijk hebben baptisten en katholieken al meer dan twintig jaar een overlegstructuur waarin thema’s als doop, eucharistie en kerk zijn aan de orde worden gesteld. In de bundeling van deze discussies wordt op de overeenkomsten en de verschillen gewezen. Ligt voor de Franse katholieken het accent bij de notie katholiciteit op de verbondenheid met de universele kerk,14 voor de baptisten zit de katholiciteit in het vermogen van de kerk om in een diversiteit van culturen, de eeuwen door, te blijven bestaan.15 De kerk van Christus is geen cultuuroverstijgende grootheid, en de verbinding met de universele kerk moet ook niet te sterk worden gelegd. Het gaat bij katholiciteit voor alles om de verbondenheid met Christus, en van daaruit met de kerk der eeuwen, over alle plaatsen. Elke locale gemeente staat het daarom vrij om ‘genadestructuren’ te ontwikkelen die bij haar eigen existentie horen. We bedoelen hiermee aan te geven dat het congregationalistische kerktype, waarbij kerkstructuren meer van ‘onderaf’ worden ontwikkeld, niet indruist tegen de innerlijke natuur van de kerk om katholiek te willen zijn. Natuurlijk ben ik me er nu goed van bewust een definitie van ‘katholiciteit’ te hebben gegeven waar congregationalisten goed mee kunnen leven. Maar, zoals gezegd, zo doet iedereen het.16

Dr. H. Bakker is docent theologie aan de VU in Amsterdam, de CHE in Ede en het Baptisten Seminarium in Bosch en Duin.

Noten:
1. Hans Kronenburg, ‘Protestantse identiteit en katholieke horizon. Over het katholiek gehalte van de Protestantse Kerk in Nederland’, in J. Kronenburg, R. de Reuver (eds.), Wij zijn ook katholiek. Over protestantse katholiciteit (Heerenveen, 2007) 23.
2. Zie de belijdenis van Nicea-Constantinopel, H. Denzinger, A. Schönmetzer, Enchiridion Symbolorum (Rome: Herder, 197636)  par. 150: Eis mian hagian katholikēn kai apostolikēn ekklēsian.
3. The Savoy Declaration (1658), hst. 26, §1-2: ‘The catholic or universal church, which is invisible, consists of the whole number of the elect, that have been, are, or shall be gathered into one under Christ, the Head thereof, and is the Spouse, the Body, the fulness of him that filleth all in all. The whole body of men throughout the world, professing the faith of the gospel and obedience unto God by Christ according to it, not destroying their own profession by any errors everting the foundation, or unholiness of conversation, are, and may be called the visible catholic church of Christ; although as such it is not entrusted with the administration of any ordinances, or have any officers to rule or govern in, or over the whole body.’
4. Ignatius aan de Smyrnaeers 8,2.
5. Cf.  William R. Schoedel, A Commentary on the Letters of Ignatius of Antioch (Hermeneia; Philadelphia: Fortress Press, 1985) 243-244.  Zie ook Ign. Ef. 5,1 en 17,1, Ign. Fld. 5,1 en 9,1, en Ign. Sm. 1,2. Anders redeneerde bijv. C.I. Hefele, Patrum apostolicorum opera (Tübingen: H. Laupp, 18554) 228-229 (‘ubi Christus, ibi ecclesia universalis’, niet de ‘ecclesia visibilis’).
6. Cf. Martyrium Polycarpi 8: ‘Toen hij zijn gebed beëindigd had waarin hij allen had herdacht die hij ooit had ontmoet, jong en oud, aanzienlijk en onaanzienlijk en de katholieke kerk over het rond der aarde’; 16: (Polycarpus was) ‘bisschop van de katholieke kerk in Smyrna’ (hier gaat het over alle christenen in en om Smyrna); 19: ‘onze Heer Jezus Christus, de verlosser van onze zielen en de Bestuurder van onze lichamen, de Herder van de katholieke kerk over het rond der aarde.’ We lezen 2x: hē kata tēn oikoumenēn katholikē ekklēsia.
7. Cf. Teun van der Leer, De kerk op haar smalst. Op zoek naar een ecclesiologisch minimum voor de kerk aan het begin van de eenentwintigste eeuw (Ma-thesis, Vrije Universiteit, 2006) 32-36.
8. Zie Miroslav Volf, After Our Likeness. The Church as the Image of the Trinity (Sacra Doctrina; Grand Rapids: Eerdmans, 1998) 259-282 (ihb 271). Volf (1956) is congregationalist. Hij groeide op in een Pinksterkerk in Kroatië, emigreerde in 1989 naar de VS, waar hij eerst aan Fuller theologie doceerde en nu aan Yale. Inmiddels is hij lid van een episcopaalse kerk.
9. Edith M. Humphrey, ‘One, Holy, Catholic, and Apostolic’, in John G. Stackhouse (ed.), Evangelical Ecclesiology: Reality or Illusion? (Grand Rapids: Baker) 135-159 (ihb 145).
10. Cf. G.J. Mink, Buiten de kerk geen enkel behoud? (Willem de Zwijgerstichting; Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 2000) 9-15.
11. Cyprianus, De catholicae  ecclesiae unitate 5: ‘Episcopatus unus est cuius a singulus in solidum pars tenetur.’
12. Zie het hele tractaat De catholicae  ecclesiae unitate van Cyprianus. Cf. D.H. Williams, Retrieving the Tradition and Renewing Evangelicalism: A Primer for Suspicious Protestants (Grand Rapids: Eerdmans, 1999) 221-228.
13. Cf. H. Bavinck, De Katholiciteit van Christendom en Kerk (Kampen: Kok, 1968) 29-40 (ihb 39-40).
14. Du baptême à l’église. Accords et divergences actuels, comité mixte Baptiste-Catholique en France (Paris, 2007) 62: ‘Pour les catholiques, l’Église, qui a reçu la “plénitude de grâce et de vérité”, est catholique en chaque Église particulière ou locale, parce que toutes “sont formées à l’image de l’Église universelle.”’
15. Du baptême à l’église, 63: ‘Pour les baptistes, l’Église est catholique, car elle demeure à travers le temps, l’histoire et la diversité des cultures dans lesquelles elle vit comme autant de formes particulières qu’elle peut prendre.’
16. Met dank aan Teun van der Leer voor zijn commentaar en opmerkingen.