Skip to main content

juli 2008 (22e jaargang nr.6)

Wij zijn ook katholiek. Nawoord
dr. J. Kronenburg en dr. R. de Reuver

Voortgaand gesprek nodig

Hoewel we uiteraard blij zijn met de in het vorige  nummer van Kontekstueel gepubliceerde reacties op de bundel Wij zijn ook katholiek hebben we niet het gevoel dat het nu echt tot een gesprek gekomen is. Sterker nog, we hebben de indruk dat met name dr. H. Bakker en dr. A. Markus aan onze intentie zijn voorbijgegaan.
Waar ging het ons om? Niet om een abstracte discussie over het thema katholiciteit en de verschillende aspecten daarvan. Het ging ons om onze kerk, de Protestantse Kerk in Nederland, die belijdt dat ze onderdeel is van de ene heilige katholieke en apostolische kerk.  We wilden gemeenteleden en ambtsdragers, plaatselijke gemeenten, classicale vergaderingen en synodale beleidsmakers eraan herinneren dat onze kerk, ook al lijkt die zo langzamerhand  ‘als tot niets gekomen te zijn’ (NGB artikel 27), onderdeel is van een world wide web en dat ze, wil ze niet ten prooi vallen aan de waan van de dag of allerlei wind van leer, de verbondenheid met de kerk van alle tijden en alle plaatsen serieus zal hebben te nemen. Dat is onze inzet.

Bakker

Hebben we daarmee andere kerken of kerkfamilies, met name de congregationalisten, veroordeeld, zoals Bakker schrijft? Als we die indruk hebben gewekt door in verband met de plaatselijke gemeente in een moment van onbedachtzaamheid het woord ‘congregationalisme’ te gebruiken, spijt ons dat. Wij weten natuurlijk ook wel dat je congregationalisme en katholiciteit niet zo maar tegenover elkaar mag stellen. En dat de locale kerk voluit gestalte is van de katholieke kerk. Vrijwel elke pagina in ons boek getuigt daarvan. Wij wilden de katholiciteit dan ook niet claimen voor onszelf (en dus aan anderen ontzeggen), we wilden juist onszelf, onze eigen kerk, kritisch bevragen. Waar het ons om ging is: laten zien dat de locale gemeente niet de hele kerk is en dat er meer te belijden, te vieren en te zelfs te geloven valt dan datgene wat ik hier en nu in mijn gemeente ervaar. En vooral: dat een gemeente geestelijk afsterft, als zij  zich niet laat leren en terechtwijzen door wat christenen uit andere gemeentes en andere kerken, uit andere tijden en andere culturen ons te zeggen en te leren hebben.

Markus

Maken wij ons onnodig bezorgd, zoals Markus suggereert, als we menen waar te nemen dat in de PKN het besef van katholiciteit dreigt weg te zakken? Overal waar gelovige christenen elkaar ontmoeten, zeker in onze tijd, met haar vele internationale contacten, is de katholiciteit toch met handen te tasten? Denken wij misschien te binnenkerkelijk, te weinig missionair? Dit lijkt ons een misverstand. Alsof de vraag naar de katholiciteit als één van de notae ecclesiae op gespannen voet zou staan met het missionaire gehalte van de kerk. Alleen al het artikel van Wout van Laar in ons boek getuigt van het tegendeel. Maar dan geldt eveneens het omgekeerde: ook een missionaire kerk kan niet aan de weerbarstige ecclesiologische problematiek van eenheid en verscheidenheid, charisma en ambt, kerkrecht en liturgie voorbij gaan. Zeker, de boodschap van de kerk is bestemd voor de wereld, ze ‘omvat het geheel’, maar die boodschap zal krachteloos zijn als ze niet uitgaat van een kerk die zich schatplichtig weet aan wat ‘altijd, overal en door allen’ (Vincentius van Lerinum) is gezegd en geleerd. Daarom is katholiciteit niet alleen een gave (namelijk van de heilige Geest), maar ook een opgave. Of zij een ‘gegeven’ is valt nog te bezien. Net als alle gaven van de Geest is katholiciteit niet vanzelfsprekend.

Van den Heuvel

Tenslotte iets over het artikel van Van den Heuvel. Wanneer mevr. Gosker er in ons boek voor pleit alleen de predikant als ‘geordineerde ambtsdrager’ te beschouwen omdat hij Christus representeert en ouderlingen en diakenen als hulpambten omdat ze de gemeente representeren – betekent dat dan de opheffing van de presbyteriale-synodale grondgedachte, zoals Van Ruler ooit schreef ? En zijn we daarmee dus weer terug  bij de domineeskerk? Wij wagen dat te betwijfelen. Afgedacht van het gegeven dat de predikant in de gereformeerde (en nog meer in de lutherse!) traditie een geheel andere positie heeft dan ouderlingen en diakenen (hij alleen mag de sacramenten bedienen en ambtsdragers bevestigen, hij alleen draagt zijn ambt voor het leven), zou het wel eens zo kunnen zijn dat de kracht van het presbyteriale systeem juist daarin gelegen is, dat het een afspiegeling is van de manier waarop Christus en de gemeente met elkaar omgaan: in een ambtelijke vergadering zijn op de een of andere manier (aliquo modo, Calvijn) God en mens met elkaar in gesprek en krijgt hun gezamenlijke episkope over het leven en werken van de gemeente gestalte. Om een bijbels voorbeeld te noemen: hadden de oudsten die Mozes, de man Gods, moest aanstellen (zie Exodus 18 en Numeri 11) niet de taak het volk te vertegenwoordigen bij Mozes en hem bij te staan, zodat hij de last van het volk niet alleen behoefde te dragen? Met andere woorden: in onze visie op het presbyteriale systeem worden ouderlingen en diakenen niet weggedrukt, integendeel, ze komen als vertegenwoordigers van de gemeente pas echt tot hun recht! De mens wordt immers, zo heeft  van Ruler ons geleerd, niet uit- maar ingeschakeld in het handelen van God!

Er  zou natuurlijk veel meer te zeggen zijn over de hier genoemde punten, maar daarvoor ontbreekt de ruimte. Het ging ons er nu alleen om de lezers van Kontekstueel te laten weten dat we, hoe dankbaar we ook zijn met de aandacht aan ons boek besteed, niet de indruk hebben dat met dit nummer het gesprek over het katholiek gehalte van de Protestantse Kerk in Nederland beëindigd is. Integendeel, het moet dringend worden voortgezet!

Reacties van lezers zijn welkom op de website van ons tijdschrift.
U kunt een reactie inzenden per Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. .