Skip to main content

februari 2008 (22e jaargang nr.3)

De kinderdoop als lakmoesproef
dr. W. Verboom

In de gereformeerde Reformatie is de kinderdoop de lakmoesproef voor de absolute prioriteit van Gods genade. Gaat Gods werk aan ons geloof vooraf of gaat ons geloof aan Gods werk vooraf? Het eerste dus. Men heeft dit onopgeefbare uitgangspunt onder andere uitgedrukt in de gedachte van het verbond. Daarmee bedoelde men dat God ons zijn heil belooft nog voordat er in ons iets van besef van dit heil aanwezig is. De mooiste verwoording hiervan vinden we in het klassiek gereformeerde doopformulier.

In het doopformulier wordt duidelijk dat wie verbond zegt, belofte van God zegt. En wie belofte van God zegt, zegt geloof, als het door God gewekte antwoord op zijn belofte. De laatste decennia is het paradigma van het verbond bezig in snel tempo weg te vallen. Ik ben van mening dat dit een ramp is. Immers, niet met ons geloof – hoe nodig ook -  maar met Gods verbond staat of valt de kerk. Wanneer de kerk wordt gebouwd op ons geloof, bouwt men op drijfzand. Nog erger is het wanneer de kerk gebouwd wordt op ons gevoel. Dit is iets wat vandaag bezig is te gebeuren. Daar ben ik heel bezorgd over.

Oorzaken
Hoe komt het dat het verbond en daarmee de betekenis van de kinderdoop dreigen weg te vallen? Volgens mijn waarneming is hier een kluwen van factoren debet aan. Ik noem er enkele. Om te beginnen: we hebben zelf het verbond uitgehold. Door bijvoorbeeld te spreken over de term ‘erf des verbonds.’ Kinderen van ouders die bij de gemeente behoren, worden dan op het erf van het verbond geboren. Dat is vlees noch vis. Je hoort er wel bij en je hoort er niet bij. Op het erf geboren worden is nog niet in huis geboren zijn en kind van God zijn. Men sprak en spreekt ook wel van uitwendig verbond. Dat stelt als het er op aan komt niets voor. Zo is de rijke betekenis van de doop uitgehold. Maar ook is deze uitholling versterkt door ‘alles te dopen wat in het doophuis werd gebracht’, zonder de ouders duidelijk te maken, dat je kind laten dopen zonder geloof niet kan.
Vervolgens: we halen de notie van het verbond wel heel snel van stal als de kinderdoop wordt aangevallen. Dan beroepen we ons meteen op het verbond. Dat doe ik ook. Maar wat stelt dat voor als het verbond verder niet functioneert in prediking, pastoraat en catechese en geloofsbeleving?
Een ander punt: we slagen er niet in om de component van het geloof te verbinden met het verbond. Om maar helemaal te zwijgen over de component van de bevinding van het geloof. Terwijl er in het leven vanuit het verbond zoveel aan geloofsbeleving ligt opgesloten.
Wat het geloof zelf betreft: we abstraheren het werk van de Heilige Geest van het werk van de Vader en de Zoon. Velen doen net alsof Gods werk pas begint met onze geloofskeus; anderen buigen dat om naar de wedergeboorte. Alsof God in zijn verkiezende liefde niet al een eeuwigheid eerder met ons bezig was en alsof niet het kruis en de opstanding van Christus het fundament vormen van de grote werken van God in ons leven.
Ik voeg er nog aan toe dat hier wellicht ook een rol kan spelen dat we het verbond gezien hebben als een gevaarlijk thema. Wie met het verbond aankomt, zou te gemakkelijk denken dat alles wel in orde is tussen God en ons (oppervlakkige ‘verbondsmannetjes’). Trouwens, dat gevaar is ook niet denkbeeldig. Het maakte ons terecht wat schichtig ten aanzien van het verbond, want het wonder is er dan uit. Ik zou hier natuurlijk nog veel meer factoren kunnen noemen, zoals de belevingscultuur. Maar dat weten we zo langzamerhand wel.

Een andere focus
Dit alles brengt ons bij de vraag: wat is er eigenlijk bezig te gebeuren in onze gemeenten? Het is dit: de ankerplaats van ons geloof en ons kerk zijn is bezig weg te vallen. Die ankerplaats is: het Evangelie, dat God de Eerste is en ook de Laatste. De ankerplaats is: Gods belofte van heil als het enig blijvende houvast en fundament temidden van alles wat er gebeurt. We beseffen veel te weinig dat Gods belofte een scheppende belofte is. Het is niet zo dat Gods belofte dan pas wat gaat voorstellen, wanneer we de vervulling ervan gaan zien. Nee, God schept met zijn belofte een nieuwe werkelijkheid.
Wat er vandaag gebeurt is dat ons geloof, onze beleving van de wedergeboorte en onze keuzes het vaste fundament van wat God doet aan het vervangen zijn. We focussen daarbij ook steeds meer op onszelf als individu. En ondanks alle pleidooien voor missionair gemeente zijn raken we het zicht op de mensen van de ‘rand’ en het volk kwijt. Geef mij maar de dominee, die vroeger iedereen bezocht, Jan Rap en zijn maat incluis, met de bijbel bij zich, omdat hij zichzelf ook als een maat van Jan Rap kende. We zijn dit gewoon aan het kwijtraken.

Onderdompeling?
Het is niet verwonderlijk dat in deze ontwikkelingen de kinderdoop het kind van de rekening wordt. Mag ik een van mijn passies (nog) eens uitspreken? Behoort een pasgeboren kind nu wel of niet tot de gemeente? Deelt het nu wel of niet in Gods heil? Ik heb die vraag al zo vaak gesteld aan onze evangelische broeders en zusters, maar een antwoord krijg ik niet. Ooit stond ik in een tehuis voor ernstig verstandelijk gehandicapte kinderen met een moeder bij het bed van haar kind. Dat kind kon niets, alleen met de ogen knipperen. Dat kind kon ook niet geloven. De moeder zei: ‘Dominee, het is zo’n troost dat mijn kind gedoopt is. Haar heil ligt vast in Gods belofte.’
Ik kan nu niet ingaan op de vele mogelijkheden die er zijn om aan het eerherstel van de kinderdoop te werken in gezin en gemeente. In meerdere gemeenten gaan gelukkig de laatste tijd de ogen open en komt men tot verrassende initiatieven. Ik vraag alleen nog dit: zou het niet goed zijn ons eens de vraag te stellen waarom wij onze kleine kinderen niet dopen door onderdompeling? Dat is toch de bijbelse manier van dopen?

Prof. dr. W. Verboom is emeritus hoogleraar van de Universiteit in Leiden