Skip to main content

juni 2008 (22e jaargang nr.5)

Kroniek
drs. J. Wienen

Onlangs sprak ik een oude kennis. Die vertelde me dat zij was overgestapt naar een andere kerk. Ze was er erg enthousiast over. Nu is dat niet echt opzienbarend, maar juist dat feit zet mij aan het denken. Het lijkt voor heel wat mensen een heel gewone stap te zijn, die ze zelfs rustig een paar keer in hun leven maken. Je stapt over naar een andere kerk. Een stapje verder gingen een oom en tante van me, die emigreerden naar Canada en daar na verloop van tijd niet alleen van kerk veranderden, maar zich in hun nieuwe gemeente ook opnieuw lieten dopen. Ook dat is niet meer zo opzienbarend.

Er is onmiskenbaar veel veranderd in de betrokkenheid van mensen bij hun kerk. Het lijkt al heel lang geleden, maar dat is het zeker niet, dat mensen zich nog helemaal opsloten in het bastion van hun eigen kerk. Er waren mensen die volstrekt zeker wisten dat Jezus, als Hij een brief wilde sturen naar zijn gemeente in Amsterdam, die zou adresseren aan de scriba van de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt ter plaatse. En hervormden wisten dat alle verval en vrijzinnigheid in de Nederlandse Hervormde Kerk niet konden wegwassen dat die kerk een planting Gods in Nederland was, de volkskerk, de vaderlandse kerk, en om eerlijk te zijn toch eigenlijk de ware kerk.

Over grenzen

Ik herinner me mijn verbazing toen op de middelbare school een medeleerling in alle oprechtheid meldde dat zijn vader hervormd en zijn moeder gereformeerde gemeente was en dat hij omwille van haar liefde een stapje omhoog had gedaan en zij ter wille van de zijne een stapje was afgedaald, zodat het gezin nu christelijk gereformeerd was. Kennelijk had hij een geheel andere hiërarchie in de kerkelijke wereld ontdekt als die waarmee ik was opgegroeid. En dat was in de tijd dat de dingen al aan het schuiven waren. Hoe lang geleden is het trouwens, dat in de oude Hervormde kerk nog heftige discussies gevoerd konden worden over de zogenaamde perforatie van gemeentegrenzen. Je woonde in een bepaalde wijk, maar wilde liever meeleven met een andere wijk. Dat kon, niemand legde je een strobreed in de weg, maar officieel hoorde je toch bij je eigen gemeente. Het is nog geen 20 jaar geleden dat de synode besloot na heftige debatten dat je inderdaad echt lid kon worden in een andere gemeente, maar het bleef toch een hele procedure: perforeren. Je prikte een gaatje door de grens.
Met het bij velen afgenomen gevoel voor wat de kerk is, gaat vaak hand in hand een zeker dédain voor het werk van de ambtelijke vergaderingen van de kerk. Synodes en kerkenraden hebben bij velen niet echt een groot gezag. Dat is ook wel begrijpelijk. Er is heel wat kommer en kwel op het kerkelijk erf en kerkelijke vergaderingen zijn vaak niet de meest opwekkende bijeenkomsten. Tegelijk is de kritiek soms onredelijk. Het kan zomaar voorkomen dat dezelfde predikanten, die de ene dag roepen dat de kerk eens wat meer zou moeten spreken in de wereld, de volgende dag roepen dat ze het volslagen oneens zijn met een uitspraak van kerkelijke voorlieden en dat niemand zich er iets van aan moet trekken.
Je kunt zeggen dat het goed en mooi is dat we steeds meer zijn gaan zien, dat er broeders en zusters zijn in andere kerken. De bijzondere gewoonte om in het buitenland geen gemeenschap te zoeken met broeders en zusters ter plaatse, maar landgenoten op te zoeken om daar Nederlandse diensten, meestal zonder ambtelijke verantwoordelijkheid, te houden, leidde tot de geweldige ontdekking dat je een enorme verbondenheid kon voelen met christenen waar je in je eigen plaats met een boog omheen liep. Daar zongen stoere bonders plotseling met een brok in de keel gezangen mee. En zo kon het ook gebeuren dat een stevige bondsdominee die in zijn eigen gemeente in de kerk liet weten, dat zijn confessionele collega van een andere wijk een ander evangelie verkondigde (met de zware lading die die formulering meedraagt) met tranen in de ogen vertelde van de geestelijke eenheid die hij had ervaren met (arminiaanse) baptisten uit de Oekraïne. De EO bleek beter dan vroeger de NCRV in staat om mensen met diverse geestelijke achtergronden bijeen te brengen in een gevoel van geestelijke verbondenheid: de oecumene van het hart. Het besef dat Gods Kerk heel wat groter is dan onze kerkjes is zonder enige twijfel heilzaam.

Doorslaande relativering

Maar er is ook een andere kant, die me onrustig maakt. Op de een of andere manier botst deze mobiliteit tussen kerken met wat we in het Nieuwe Testament over de kerk leren en met wat in belijdenissen over de kerk beleden wordt. De mobiliteit tussen kerken en de relativering van de betekenis van de eigen kerk gaan vaak hand in hand met een relativering van wat de kerk eigenlijk is. De kerk is niet meer heilig en katholiek, maar een door mijzelf uitgekozen groep mensen die ongeveer hetzelfde beleven in het geloof als ik. En als dat niet meer zo is, dan zoek ik een andere groep of ik sticht mijn eigen kerk. Het is de vraag of voor velen het verschil tussen een willekeurige vereniging en een kerk of gemeente niet langzamerhand verdwenen is.
De doorslaande relativering van de betekenis van de kerk en de voortgaande individualisering heeft een zorgelijke kant. De kerk is toch niet een virtuele gemeenschap van mensen met een vergelijkbare spiritualiteit? Is er niet ook een concrete aardse vorm van het lichaam van Christus, een gemeenschap van echte mensen, verschillend in vele opzichten, maar samen geroepen in de gemeenschap van Christus? Het is natuurlijk heerlijk als je in een gemeente een sterke geloofsverbondenheid ervaart. Sterker, het is ongetwijfeld een opdracht om aan die gemeenschap en verbondenheid te werken, maar de basis ervan is niet mijn geloof en mijn geloofskeus, maar Gods liefde en genade. Ik heb nog steeds het gevoel dat ik niet mijn kerk kies, maar dat ik bij de kerk hoor op basis van Gods roeping. In die kerk kom ik mensen tegen die ik zelf nooit uit zou kiezen om samen kerk te zijn, maar die daar samen met mij geroepen zijn. De breedte van de kerk ervaar je veel meer door in je kerk oog te hebben voor de verscheidenheid en een plek te geven aan de gevoelens van vervreemding die je soms hebt, dan door je met je gevoelsgenoten aaneen te sluiten tot een kerk van ons soort gelovigen.

Gebroken sleutel

Ze zijn wel te begrijpen, de mensen die aangeven dat ze soms na lange worsteling, gekozen hebben om hun kerkelijke gemeenschap te verlaten, omdat hun geloof er wegkwijnde, omdat de prediking hen totaal niet (meer) aansprak, omdat ieder gesprek onmogelijk lijkt, omdat hun kinderen hier niet kunnen opgroeien in een positieve sfeer van geloof, omdat ze ook zelf het spoor bijster dreigen te raken in een wereld die ook niet helpt het geloof te beleven of gewoon omdat ze in een andere gemeenschap weer de vreugde en de schoonheid van het geloof beleven die ze zo gemist hebben. En je moet wel blij zijn dat ze weer een plek vinden waar hun geloof opbloeit, waar ze nieuwe inspiratie vinden. Maar ik voel ook treurnis, om wat verloren dreigt te gaan. Het gevoel van verantwoordelijkheid in de eigen gemeenschap, het besef dat de kerk meer is dan een moeder die je aanklaagt als ze het fout doet in jouw ogen. De kerk is de gemeenschap van broeders en zusters die samen met jou geroepen zijn. In die gemeenschap wil Christus wonen. Dan is iedere nieuwe afscheiding een nederlaag. Niet alleen een nieuwe vereniging die wordt opgericht, maar ook een nieuwe aanslag op het lichaam van Christus, een nieuwe wond in zijn zijde. Iedere overgang naar een andere kerk is tegelijk ook een verzaken aan de gemeenschap. Het is soms misschien het beste, maar het is ook altijd slecht. De veelkleurigheid van de kerk is heel mooi, maar het zou het mooist zijn als we die veelkleurigheid en de vrijheid in Christus zouden kunnen beleven in een Kerk, die waarlijk is wat we van haar belijden: heilig en katholiek. Maar is er een weg naar herstel van wat zo onherroepelijk gebroken lijkt? Is het nog wel reëel om in die Kerk te geloven, als de werkelijkheid zo totaal anders is en het erop lijkt dat talloze gelovigen alleen maar geloven in een katholieke kerk in de hemel, maar niet op de aarde?
De sleutel naar kerkelijke eenheid lijkt gebroken. Is er nog een Timmerman die die sleutel maken kan? In het geloof zijn onmogelijke dingen toch mogelijk, maar vraag me niet hoe. Als ik eerlijk ben denk ik dat er geen eenheid mogelijk is zonder de enige kerk, die zowel de historische gemeenschap met de kerk der apostelen heeft behouden als die uitdrukking geeft aan het katholieke, wereldwijde aspect van kerk zijn. Misschien moeten we als protestanten voorlopig maar eens beschaamd stil zijn als de paus zegt dat onze kerken niet in de volle zin des woords Kerk zijn. We hebben het er naar gemaakt.