Skip to main content

nr2 • 2007 • Kroniek

december 2007 (22e jaargang nr. 2)

   

Kroniek
Naar aanleiding van 100 jaar Gereformeerde Gemeenten

Drs. P.L. de Jong

Op 30 mei jl hield prof.dr. A. de Reuver (1942) zijn afscheidscollege als bijzonder hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond aan de Utrechtse Universiteit. Helaas kon ik er niet bij zijn, maar ik las in een krant dat er ook nauwelijks nog iemand bij had gekund. Verbazen deed mij dat niet, omdat hij als predikant en als hoogleraar altijd veel sympathie oogstte. Om zijn preken en publicaties, zijn bijzondere talenten van spreken en schrijven en niet in het minst ook om zijn irenisch vriendelijke houding. ‘Eure  Lindigkeit lasset kund sein allen Menschen’, zo vertaalde Luther Filippenzen 4 vers 5. Woorden die voor dr. en mevrouw De Reuver lijken te zijn geschreven. Een paar weken later ontving ik Kerk rond het heilgeheim. Opstellen, aangeboden aan prof.dr. A. de Reuver. Een liber amicorum met de tekst van zijn afscheidscollege, een schets van zijn gang door kerk en wereld, artikelen van collega’s, vrienden en leerlingen en afgesloten met een bibliografie en felicitatieregister. Het doorkijken van het boek en hier daar een artikel lezend maakte meteen veel bij mij los. Dat kwam ook door een ander boek, dat in dezelfde tijd binnenviel en op hetzelfde stapeltje lag dat ik had meegenomen naar Zeeland. Een boek van dr. C.A. van der Sluijs (1942) getiteld Prediking in de crisis. Over de scheiding der geesten. Van der Sluijs had het me spontaan toegestuurd, ik mocht het kennelijk van hem niet missen. Hij ging al twee jaar eerder met emeritaat. Er kwam die week ook nog een derde boek binnen en wel van ds. M.D.Geuze (1942) getiteld Hemelvaart en Pinksteren. Over Handelingen 1 en 2. Een soort afscheidscadeau dat ds. Geuze aan vrienden en bekenden toestuurde bij zijn afscheid als dienstdoend predikant in Nunspeet afgelopen zomer.

Theologie studenten uit de GG

Het samenvallen van deze afscheidsbijeenkomsten en de boeken die daarbij naar mij toe kwamen, deed mijn gedachten teruggaan naar de jaren zestig en zeventig. Aan het eind van mijn gymnasiumtijd onderging ik een sterke geestelijke verandering onder de prediking van ds. G.A. Zijderveld (Ger. Gem.) en besloot in Utrecht theologie te gaan studeren. Daar kwam ik al heel snel terecht in een soort pool van theologiestudenten uit de Gereformeerde Gemeenten. Zij – onder wie altijd prominent aanwezig waren Thijs Geuze, Arie de Reuver, Maarten Verduin (van wie ook een echte Verduin-bijdrage in het vriendenboek van De Reuver) en Aart Moerkerken - waren allemaal minstens vijf of zes jaar ouder dan ik. Ze waren al aan het afstuderen, terwijl ik nog met de propedeuse moest beginnen. Je zag geweldig tegen hen op. Ze waren innerlijk zo overtuigd van hun roeping tot het ambt van predikant. Daarover konden ze ook een echt verhaal doen, waar ik altijd oprecht stil van werd. Zij waren ondanks het leeftijdverschil heel open en namen me op in hun kring, nodigden me aan hun tafel, gaven me te eten, vertelden me over Kohlbrugge en namen me mee naar heel bijzondere dominees en bevindelijke figuren. Toen ik zover was dat ik begon te preken, waren zij het ook die mij uitnodigden op hun kansels in Poederoijen,  Brakel en Tholen. Ik kon nog nauwelijks praten en zag er niet uit, maar dat deerde hen kennelijk allemaal niet. Thijs Geuze was altijd heel actief met ‘de boel bij elkaar houden’.  Waar Thijs was, was een thuis voor bidders en zuchters om de vervulling van het verlangen naar het ambt.
In september 1969 organiseerde hij een weekend in een onderkomen van De Driestar in Gouda voor theologiestudenten uit de Gerefomeerde Gemeenten. Verduin en De Reuver waren er ook. En nog wel zo’n vijftien meer, met verloofdes of echtgenotes. Op een paar oude zwart-wit fotootjes zie ik ons druk in gesprek. Ik zie onder anderen Henk van As, Aart Moerkerken, Cees Meeuse, Jaap Segers, Cock en Anneke Blenk, Henri Otte. Op een fotootje bij de Pauluskerk staat ook dr. Bert Hofman. Hij zou die zondagmorgen als ouderling de dienst leiden in de GG en een preek voorlezen. Maar door de telefoon had hij tegen Thijs gezegd: ‘Gaan jullie maar naar ds. L. Kievit en kom daarna naar mij op de koffie. Ds. H. Rijksen preekt hier vanavond. Welkom!’ En zo gebeurde.
Cees van der Sluijs had ik een paar maanden eerder leren kennen. Ik had al veel van hem gehoord. Vanuit Zeeland reed ik die zomer met de zwarte Berini van mijn verloofde naar HI Ambacht om Bas Plaisier op te halen om samen met hem - hij met de Solex van zijn vrome moeder, natuurlijk ook zwart – richting de Veluwe te rijden. Waarover ik hier nu verder niet zal uitweiden. Maar onderweg stopte ik in Oude Tonge bij een kleine dijkwoning. Daar woonde Cees van der Sluijs, zo wist ik. Hij ontving me met zijn vrouw buitengewoon hartelijk, in overhemd met bretels, beetje Jort Kelder. Hij kwam zo van achter een boek vandaan. Zijn kleine woning leek ook wel één grote boekenkast. Het gesprek ging over de prediking. Wie er in de GG niet veel van maakte en wie wel. En waarom natuurlijk. En nog heel veel meer. Toen ik op de dijk de Berini weer aantrapte, praatte hij nog naast me. Ik had genoeg om onderweg over na te denken.

Het curatorium in Rotterdam

Een belangrijk item tijdens ontmoetingen en gesprekken was vaak: hoe krijg je een attest van je kerkenraad? Sommigen verhuisden daarvoor wel naar een andere gemeente en kerkenraad. En als je zover bent: hoe komt je er dan door bij het curatorium – het bij velen in den lande toen beruchte toelatingsgremium voor het ambt in Rotterdam. Ik hoorde met een zekere nieuwsgierigheid, maar ook diepe bezorgdheid alle verhalen aan. Hoe ze beneden aan de Boezemsingel zaten te wachten, terwijl de broeders curatoren eerst boven hun vergadering begonnen. Met zingen: ˋZend, HEER, uw licht en waarheid neder / en breng mij door dien glans geleid….’ Je kon het goed horen, het ging ook goed langzaam natuurlijk. Dan een lange opening en gebed. Daarna werd je geroepen en kon je naar boven. En dan het gesprek. Zo ongeveer! Ik werd er niet gretiger van.
Ergens in mei was altijd de grote dag. Thijs Geuze organiseerde natuurlijk de gebedsavond. Gemiddeld werden twee mensen toegelaten. Nieuwsgierig en dankbaar besprak je wie het waren. Dat belde je naar elkaar door. God dacht nog aan de Gereformeerde Gemeenten. Hij stootte nog dienaren uit. Dat was hoopvol, zeiden we. Maar ook was er kritiek op en weinig begrip voor de voorzichtige koers van de curatoriumleden. Het trauma over de enige doctor in de godgeleerdheid die het kerkgenootschap ooit had gekend was nog overal voelbaar. Liever duidelijk bekeerde bootwerkers dan theologiestudenten uit Utrecht, zo was de koers. Maar op een keer werden er maar liefst drie tegelijk uit ‘onze’ pool aangenomen. Langzaam maar zeker maakten de broeders  toch een soort switch en maakten de  bootwerkers plaats voor hoger opgeleiden.  

Naar de N.H. Kerk

Niet iedereen had daar op kunnen wachten. Voor de mensen die ik boven noemde, was de tijd verder gegaan. Afgewezen, soms herhaaldelijk, sloten zij zich aan bij de N.H. Kerk, deden hun vicariaat en werden predikant. Meestal ergens binnen de spirituele regio Gereformeerde Bond, toen in veel opzichten nog een duidelijke kerkelijke oppositiepartij. Reden waarom hoofdbestuurders van de Bond in die tijd geen gelegenheid onbenut lieten als hun mening uit te dragen dat  theologen afkomstig uit de GG slechts met een zekere argwaan werden opgenomen. Want had de Bond als Bond wel echt iets aan ze? Zij zouden een hoog risico vormen in ˋdoorvloeien’. Of naar links – de vleugel Woelderink heette toen links - of naar rechts, waar ‘Het Gekrookte Riet’ bezig was zich te groeperen en waarvan veel predikanten later zouden meegaan in de Hersteld Hervormde Kerk. Zulke uitlatingen ontnamen mij elke aandrift om me aan te sluiten. Gewoon hervormd bleek ook voldoende voor mijn roeping. Anderen maakten andere keuzes. Maar allen ging het om het evangelie van Jezus Christus: daarin te mogen dienen als een instrument in de hand van God.

Balans

Bij het doorbladeren van het liber amicorum voor dr. De Reuver besefte ik, dat de actieve jaren in de kerk van hen die voorop liepen nu dus voorbij zijn. We zijn bijna 40 jaar verder. Allen zijn ze emeriti geworden. Er kan al een zekere balans opgemaakt worden. Met die gedachte heb ik de drie genoemde boeken op het strand zitten lezen. Te beginnen met de biografische schets van de hand van ds. J.E. de Groot in het vriendenboek voor De Reuver. Menselijk, hartelijk, gelukkig geen heiligverklaring. Met veel aandacht las ik ook de bijdrage van dr. M. Verduin over Kohlbrugge en Psalm 118. Wie de auteur een beetje kent, proeft in diverse passages behalve Kohlbrugge ook iets van Verduins eigen gang door de kerk. Kohlbrugge werd een aantal keren de toegang tot de kerk geweigerd. Je kon je daardoor heel direct met hem identificeren. Ook onder de andere auteurs wemelt het van mensen die de GG achter zich lieten en zich ingezet hebben of nog doen binnen de Protestantse Kerk in Nederland.
In het boek van dr. C.van der Sluijs voel je op elke pagina zijn passie voor een verkondiging die direct opkomt uit de Schrift, maar heel diep wil landen bij mensen van vlees en bloed. Van der Sluis was onder andere vele jaren predikant op Rotterdam-zuid, promoveerde op een studie over Spurgeon, ook wel de prins der predikers genoemd. De prediking is altijd zijn onderwerp gebleven. Hij profileert zich in dit boek aan de ene kant tegenover alle simpele evangelische optimistische appèlprediking, aan de andere kant  tegen een eindeloos en steeds  geraffineerdere voorwaardenprediking waar je als luisteraar, verlangend naar het verlossende woord, stapelgek van moet worden. Helaas is hij in zijn analyses soms zo cynisch dat je hem nauwelijks meer kunt volgen. Wel aan het eind als hij zich heel positief uitspreekt over onder anderen Alister McGrath en diens evangelicale invloed. Dat is een heel mooi hoofdstuk.
Over het boek van ds. Geuze moet ik nog korter zijn. Het is een boekje bedoeld als wegwijzer voor gebed en bijbellezen op weg naar het Pinksterfeest. Vanaf zijn veertiende jaar wist hij zich geroepen om als predikant in de zending te gaan. Daar heeft hij ook een aantal jaren mogen werken. Het afscheidsboekje is helemaal in de lijn van de boeken die hij eerder schreef over de gave en de actualiteit van bijbelse profetie. Dat thema heeft hem altijd buitengewoon geïntrigeerd. Een keer kwam hij ook naar buiten met een concrete profetie over de beweging Samen op Weg, de slavernij en onze koloniale schuld. En even was iedereen er op die manier mee bezig. In Nunspeet startte hij ook een Huis van Gebed. Van hem zullen we ondanks emeritaat ongetwijfeld nog wel eens vaker iets toegestuurd krijgen.
Dr. Van der Sluijs is druk bezig met zijn nieuwe boek Thuiskomst. Dr. De Reuver zal ongetwijfeld ook nog een hele rij projecten hebben. Hij diende de kerk (en de kerken) al met vele publicaties waarvan ik zijn dissertatie nog steeds de beste vind. Anders dan zijn voorganger prof.dr. C.Graafland, die iedereen uitdaagde en in de gordijnen joeg, meed prof.de Reuver de kerkpolitieke arena en ging liever een weg die verbindt en veel gedoe overstijgt. Ook in zijn afscheidsrede ging hij die weg, alle registers die hem lief zijn nog eens open trekkend en elkaar knap laten kleuren. Men leze het zelf. Misschien kan hij ook nog een mooi artikel schrijven over Henri Nouwens boek Eindelijk thuis, bedacht ik. Waarom dat zo geliefd is in refokringen. Dat het boek eigenlijk zo ontzettend rooms is, maar waarom hij het zelf toch ook heel mooi vindt. Of over de vroomheid van de jonge mensen die elke jaar naar Taizé gaan? Of naar de EO-jongerendag? Bernardus en à Kempis blijven natuurlijk altijd boeien, maar heel graag zou ik eens een studie van hem lezen over hedendaagse vormen van vroomheid.

Excuses?

Als ik de weg overzie die deze drie theologen gegaan zijn en anderen met hen, nadat ze de kerk die ze van huis uit hadden lief gekregen, moesten loslaten, stel ik vast dat zij zonder rancune of frustratie zich maximaal hebben ingezet in de dienst van het evangelie in de N.H. Kerk en daarna de PKN. Hoeveel impact het in hun studietijd ook mag hebben gehad niet erkend en niet geaccepteerd te zijn, de dienst aan het evangelie heeft hen kennelijk vrij gemaakt om niet om te zien en de roeping van God blijmoedig te volgen, onbekommerd en daardoor heel vruchtbaar. In de eerste plaats voor de kerk, vervolgens ook voor de gereformeerde theologie en iemand als prof. De Reuver ook voor de Gereformeerde Bond. Daarvoor past dank.
In het Reformatorisch Dagblad  las ik het verslag van een symposium naar aanleiding van 100 jaar Gereformeerde Gemeente. Een van de hoofdsprekers was ds. Aart Moerkerken, een al vele jaren gerespecteerd theoloog en algemeen erkend als de theologische lijnuitzetter van het kerkgenootschap. Andere hoofdspreker was ds. Marinus Golverdingen. Hij geldt vooral als de historicus van de GG. Hij weet echt alles van de verwikkelingen rond 1907 en wat er verder volgde. In zijn referaat schetste hij ook de diverse crises in de 100 jaar GG. Waaronder de kwestie ds. R. Kok – afgezet en overgegaan naar de Chr. Ger. Kerken – en de kwestie dr. W. Steenblok, afgezet en daarna scheuring van de kerk. In zijn referaat stelde Golverdingen dat er bij deze kwesties uit het verleden heel veel fouten zijn gemaakt en dat een excuus wel op zijn plaats zou zijn. Mogelijk speelde bij hem de wens van een Samen op Weg van de drie GG-kerken, iets wat ik nog niet zo snel zie gebeuren. Misschien had Golverdingen in zijn referaat ook eens aandacht kunnen besteden – mogelijk ook enig excuus - aan de velen dienaren des Woords die men niet wilde en die men opgelucht liet afvloeien richting de N.H.K. In een sympathiek interview in De Waarheidsvriend zegt hij er geen woord over. De generatie die dit jaar afscheid nam, zal er ook niet op zitten wachten. Toch zou het goed kunnen doen en hier en daar mogelijk ook een oude kras zacht maken.
Met deze gedachte las ik het felicitatieregister nog eens nauwgezet door achter in het boek voor dr. De Reuver. Onder de vele namen las ik ook die van ds. M. Golverdingen, J. Mastenbroek, drs. C.J. Meeuse, een ander zwaargewicht in de huidige GG, en ook ds. A. Moerkerken. In hun felicitaties hoor ik een oprechte erkenning voor het werk van prof. dr. A. de Reuver. Ergens ook als vertegenwoordigers van hun kerkgenootschap.