Skip to main content

nr1 • 2006 • Kroniek

oktober 2006 (21e jaargang nr. 1)

Kroniek
De risico's van splijting

Drs. P.J. Verhagen

Wij waren deze zomer in Oświęcim in Polen. De directe aanleiding om nu die kant uit te gaan had te maken met de middelbare school waarop onze jongste twee kinderen zitten. Voor mijn dochter stonden er de nodige excursies op het programma waaruit gekozen kon worden. Eén van die excursies zou naar Polen gaan met Auschwitz op het programma. Geen belangstelling voor. Zodoende kwam het bij ons weer op tafel. Waarom eigenlijk? Ja, dat is een goede vraag. Daar is van alles over te zeggen. Bijvoorbeeld omdat wij veelal op die manier vakantie houden. We gaan ergens naar toe en dan kijken we rond. Niet dat zon, zee en zand niet aan ons besteed zouden zijn, maar niet als eerste en zeker niet als enige. We leggen ook geen kilometers te voet of met de fiets af. Kamperen doen we ook al niet. Kortom, wij zoeken een vakantiehuisje, liefst met wasautomaat en afwasmachine. Omdat zoiets in Polen niet makkelijk te vinden was, kwamen we in Tsjechië terecht, in het Reuzengebergte, tegen de Poolse grens aan. Geen afwasmachine deze keer, maar wel een heus zwembad in de tuin. Behalve Oświęcim stond dus ook Praag op ons programma, o ja en ook Terezin. Want ik heb een oude hooggeleerde collega die me zei: ‘Als je naar Auschwitz gaat, moet je zeker ook naar Theresienstadt gaan. Hij heeft daar als joodse jongen in de oorlog gezeten.

Naar Auschwitz

Oświęcim is goed te bereiken, althans nadat je slingerend door het Reuzengebergte aan Tsjechische en Poolse kant, op matige wegen de voortreffelijke snelweg hebt bereikt, die daar met EU geld is neergelegd. Oświeçim is ook met de trein te bereiken (!), ik heb er geen ervaring mee en het lijkt me eerlijk gezegd een mijl op zeven. Trouwens, even terzijde, huizen en wegen in het deel van Tsjechië waar wij waren, dat is een punt op zich. Er wordt wel zichtbaar hard gewerkt, maar het ziet er toch nog behoorlijk verwaarloosd en slecht onderhouden uit. Dat valt helemaal op als je bij Dresden de grens over gaat en in het voormalige Oost Duitsland komt. Daar zie je geen slecht onderhouden huizen meer en zijn ook de binnenwegen prima. Dat vonden we een opvallend contrast. Maar wat zijn huizen en wegen, hoor je dan natuurlijk te zeggen. De natuur is immers prachtig. En dat is ook zo. Kennelijk is het Reuzengebergte ook, of misschien wel vooral, bij wintersporters in trek.
Uit een fotoatlas1 uit 2003 begrijp ik dat er al in 1945 op aandringen over Poolse overlevenden in het Poolse parlement discussie was over het kamp. In 1946 werd de plaats al door duizenden bezocht om te zoeken naar sporen, om te rouwen, om te bidden. In 1947 besloot het Poolse parlement er bij wet een internationale gedenkplaats van te maken met de inrichting van een staatsmuseum. Tot aan 2002 moeten zo’n 26 miljoen mensen de plaatsen, Auschwitz I en Auschwitz II (Brezinka/Birkenau), hebben bezocht. Auschwitz I was trouwens voor de tweede wereldoorlog al een kampement en deed dienst als gevangenis. De gebouwen zijn er dan ook van steen, anders dan in Auschwitz II. In Auschwitz I zijn in de blokken, zoals de gebouwen worden genoemd, algemene en nationale tentoonstellingen ingericht; in blok 21 de Nederlandse, in blok 27 ‘de geschiedenis van het lijden van de Joden’. Voor blok 27 ligt ook een gedenkplaat als herinnering aan een bezoek van een Israëlische president, met als tekst Psalm 38:18b: ‘Mijn smart (tranen) is steeds voor mij’.

Museum en schoorstenen

Ik vond het nogal een museum en niet zo’n bijzonder museum. Maar misschien klonken de woorden van mijn oudere collega nog na. ‘Wat moet je daar, wat moeten mensen daar? Wat zoeken ze daar? Sensatie? Het is een museum en dat is natuurlijk wel goed, dat moet ook wel zo blijven, maar ’t benadert niet hoe ’t er was. Het is toch eigenlijk een plek waar een mens niet zou moeten willen zijn!’ Hij is er zelf nooit meer geweest. Ik vond dat wel een rake typering. Een plek waar een mens heel bewust niet zou moeten willen zijn. Omdat een mens zo niet zou moeten willen zijn! Helaas, helaas zo heeft het niet uitgepakt nadien, zoals wij allen heel goed weten.
Ik vond Auschwitz I vooral museum en had moeite me een voorstelling te maken. Wat dat betreft maakte het United States Holocaust Memorial Museum (www.ushmm.org) in Washington DC een paar jaar geleden een veel diepere indruk op mij. Niet in de laatste plaats vanwege de intensieve veiligheidsmaatregelen, driekwart jaar na ‘11 september’. Maar dat niet alleen. De hele inrichting van het museum maakte indruk. U moet zich voorstellen dat we bij het begin van de route ieder een paspoort met pasfoto van een slachtoffer (overleden of overlevende) meekregen: naam, personalia, wat er verder bekend is, datum van overlijden, en de lotgevallen van die persoon voor zover bekend. En dan word je meegevoerd door de tijd, even met z’n allen opgepakt in een treinwagon, gauw eruit, veel te benauwd, langs de bakken met brillen (ik wist niet wat ik zag), koffers en schoenen. En langs al die andere beelden en bewijsstukken. Ik wil best geloven dat er van alles aan kritische opmerkingen te maken valt, en naïef idealiseren van Israël op basis van schuldgevoel is niet wijs. Maar ontkennen dat het heeft plaats gevonden, dat lijkt me pervers.
Birkenau of Auschwitz II was voor mij heel anders. Je komt langs de spoorbaan door het bekende poortje op het terrein. Geen museum. Hier werden de barakken in allerijl gebouwd en de meeste waren van hout. Er staan nog 45 gemetselde en 22 houten barakken. Helemaal aan het eind van het terrein ligt een donker internationaal monument uit 1967 en aan weerszijde daarvan de ruïnes van twee crematoria en gaskamers. Voor de bevrijding van het kamp hebben de bevelhebbers geprobeerd sporen uit te wissen en de ovens vernietigd door ze op te blazen. Maar die puinhopen liggen er dus nog. Wat nog meer? Hier en daar gemarkeerde plaatsen of kuilen waar as van verbrande lijken gewoon is gedumpt. Maar wat ik ineens een aangrijpend beeld vond was die vlakte, waar meer dan 300 barakken stonden, nu nog maar een klein deel daarvan. Wat rest zijn de stenen schoorsteentjes, eindeloos veel schoorsteentjes, uitgerekend die schoorstenen. Afschuwelijk.

Koffers, brillen, haren …..

Al bent u er wellicht niet geweest, u kent misschien wel de plaatjes en filmpjes. Zie die blikken van die moeders en hun kinderen; hartverscheurend. Neem die stapels koffers, die bakken met brillen en bestek, sieraden en gouden tanden. Of die schoenen. En dan die haren. In blok 4 in Auschwitz I is een grote vitrine te zien vol haar. Waarom haar? Ook haar was handel, een halve mark per kilogram. In balen verpakt lag het bij de bevrijding klaar voor de textielindustrie. Men vond indertijd 7000 kg. Zijn daar woorden voor? Grijs, blond, zwart, donker, lokken en paardenstaarten. Woorden? Welke dan? Ik zou het werkelijk niet weten.

Die Farbe deiner Haare

Die Farbe deiner leuchtenden Haare
strömt mir jetzt zusammen
mit dem Feuer
der Krematorienflammen.

Brennt in meine Augen
Dein Gesicht --  --    

Ein Sonnuntergang2


Auschwitz en Elmina: is er verschil?

Ondertussen was in Tsjechië op de tv ook goed te volgen wat er in Zuid Libanon en Israël gaande was. Nu ben ik nog van de generatie die na de (her)ontdekking van Israël in kerk en theologie voor Israël was (en is, begrijp me niet verkeerd; alhoewel wat is dat precies: voor Israël te zijn?). Ik volgde indertijd het college van Graafland over artikel 25 van de NGB, dat nadien tot zijn boek over Israël (zeg ik nu maar) leidde. De belijdenis, zo was de leidende gedachte, had immers in principe wel alles gezegd, maar een paar essentiële dingen vooralsnog niet. Wat het ene onderwerp betreft lag het accent dan op ‘in principe’, maar wat het andere betreft echt wel alles. Over Israël was in de belijdenis lang niet alles gezegd. En in principe? Het was voor menigeen een hele gewaarwording. Maar met ons geïdealiseerde (?) Israëlbeeld is ondertussen wel het nodige gebeurd. Daar ‘helpt’ de pers ons op (hard)handige wijze wel bij. En anders de volgende generatie wel, zoals ik ontdekte. Mijn zonen hadden een paar kritische vragen in petto. Tja, die lezen de krant, werken op internet, horen een en ander op school en kijken ook rond in de wereld. Natuurlijk waren ze onder de indruk, oog in oog met de overblijfselen van onvoorstelbare toestanden. Neem die cellen in het dodenblok, en die ‘strafbakken’, wat zijn het: een vierkante bak van 90 bij 90 cm, waarin dan vier gevangenen voor straf staande de nacht moesten doorbrengen om de volgende morgen weer ‘gewoon’  aan de dwangarbeid gestuurd te worden, als ze het overleefd hadden tenminste. Maar mijn oudste zoon was vorige jaar in Ghana om met een groep jongeren mee te werken aan de bouw van een school, geweldige reis. En zo kwam hij ook op excursie in Elmina. In 1637 veroverden de Nederlanders Fort Elmina op de Portugezen. Onder het Nederlandse regime groeide het fort uit tot één van de grootste slavendepots van de transatlantische slavenhandel. Vanaf deze plek hebben Nederlandse handelaren enkele honderdduizenden Afrikanen naar Amerikaanse plantages vervoerd. Als je daar rond loopt vertellen de gidsen je dat de ruimte en muren nog doordrenkt zijn met de geur van bloed, zweet en tranen; snuif het maar op!
Discussie tussen vader en zoon: ‘Was dat niet minstens zo verschrikkelijk, minstens zo mensonterend en schandalig?’ ‘Waarom is Auschwitz dan bij uitstek het dieptepunt van verschrikking?’ ‘Maar honderdduizenden zijn nog geen miljoenen?!’ ‘Nee, dat is rekenwerk, dat is geen antwoord.’ ‘Maar er is toch wel verschil? Die slaven, dat was toch, ja te gek voor woorden natuurlijk, maar dat was handel. Het ging toch niet om het vooropgezette plan om uit te roeien? En bovendien slavenhandel hebben we gelukkig toch afgeschaft. Antisemitisme gaat maar door.’ ‘O ja, en hoe zit het dan met die etnische zuiveringen? Hebben we dat ook afgeschaft? Religie, dat zeg je zelf, is toch gewelddadig, als je niet goed oppast. Dat gaat toch allemaal gewoon door’.

Er is kennelijk verschil

Er is wel degelijk verschil, althans dat zegt bijvoorbeeld Van de Beek. De Joden van Auschwitz zijn verenigd met Jezus die doodgemarteld werd, want in dit onverstaanbare lijden is de God van Israël aanwezig. In de afgrondelijkheid zijn Auschwitz en Golgotha één, zegt bijvoorbeeld weer Van de Beek Daarom hoort Auschwitz in het stuk hoe God zich openbaart in deze wereld, in de leer van de openbaring. De rest van alle menselijke lijden hoort in het stuk van de voorzienigheid thuis. Is dat zo? Het ene lijden in het centrum van de aandacht, het andere lijden aan de periferie daarvan? Elmina ‘slechts’ in de voorzienigheid? Vermoedelijk is dit een soort van hogere wiskunde, maar dan in de theologie, en moet ik als amateur bescheiden blijven, maar ik zie het niet meteen. Of moet ik zeggen: niet meer?
Kritische vraag: is dit niet gewoon een inclusivistische alliantie waarbij het Jodendom ongevraagd meegetrokken en betrokken wordt in de exclusieve aanspraken op superioriteit van de christelijke geloofstraditie ten opzicht van alle andere religies? Dat is een zware zin. Maar het komt er op neer dat het verschil met vroeger, ik bedoel voor Auschwitz, is dat het Jodendom nu met het christendom mee mag doen (ook al formuleren we het natuurlijk andersom, wij mogen mee met Israël), en voorheen werd het Joodse geloof op één hoop gegooid werd met alle anderen, niet-christenen. Nu dat doen we zo natuurlijk niet meer, maar de rest, nou ja dat blijft de rest. En is deze christelijk-joodse alliantie niet een westerse alliantie, tegenwoordig in strijd gewikkeld vanwege het terrorisme met de grootste vertegenwoordiger van ‘de rest’?

Splijting

Ik moet een kleine psychologische omweg maken om zo weer bij mijn kritische vraag uit te komen. We vroegen ons natuurlijk staande in en bij de crematoria af hoe mensen daar hun dagelijks werk konden doen en ook nog thuis konden slapen. We hebben daar een psychisch proces voor, dat ‘splijting’ heet. Het is een psychisch overlevingsmechanisme dat we bij slachtoffers en ook bij daders aantreffen. Het betekent dat gevoelens, herinneringen, voorstellingen die met het geweld verbonden zijn gescheiden worden van andere delen van het psychisch functioneren. Als het ene psychische deel actief is, wordt het andere uitgeschakeld. Kwaad, zo stelt mijn collega professor Glas, oefent macht uit in en door middel van splijting. Dat gebeurt niet alleen op individueel niveau, maar ook op groepsniveau: tussen bevolkingsgroepen, tussen landen, tussen religieuze groepen, tussen de alliantie en de rest; wij zijn goed, zij zijn fout.
Nu is die splijting geen statisch, onveranderlijk gegeven. Nee, zo iets kan onder gunstige omstandigheden heel functioneel zijn, zoals overlevingsmechanismen niet voor niets heten, namelijk om te overleven met de achterliggende traumatische ervaring in het verborgene van de ziel. Maar onder ongunstige omstandigheden, laten we zeggen onder stress, krijgen andere aspecten, regressieve en destructieve aspecten de overhand met als risico en realiteit dat de rampspoed van oorlog en trauma zich herhalen.
Terug naar mijn kritische vraag over de inclusivistische exclusieve christelijk-joodse alliantie van zo-even. Die lijkt mij nu in potentie alle risico’s in zich te hebben van splijting, zoals we nu in feite ook zien. Zij tegenover ons. Dat risico wordt verwoord in de volgende vragen die mij van catechetisch belang lijken: Zien we de religieuze anderen als een monolithisch blok waarmee niet te praten valt of als een gedifferentieerde groep waarbinnen en waarmee gediscussieerd kan worden? Zijn de religieuze anderen volledig van ons gescheiden, zodat we elkaar niet kunnen maar ook niet wensen te beïnvloeden of zijn we op elkaar aangewezen met onze onderscheiden en gemeenschappelijke waarden en normen waarmee we elkaar beïnvloeden en zelfs verrijken? Zijn de religieuze anderen minderwaardig, dom, fundamentalistisch of weliswaar anders maar gelijkwaardig? Zijn de religieuze anderen gewelddadig en agressief en dus gevaarlijk, zodat je ze de baas moet zien te blijven of zijn ze potentiële partners met wie we de gezamenlijke problemen van onze samenleving kunnen aanpakken? Ik heb nog wel een paar van zulke vragen. Maar nu is mijn zorg deze, dat als die door mij aangeduide christelijk-joodse alliantie onder stress komt te staan ze niet verdraagt dat wij die vragen serieus onder ogen zien en aanpakken. Bijvoorbeeld omdat dan de een de ander van verraad zal beschuldigen, om maar iets te noemen. Of omdat het christelijk deel zich dan misschien wel verrader zal voelen. Van de Beek heeft de piketpaaltjes immers diep in de grond geslagen: wie afbreuk doet aan de alliantie wil het kruis vergeten. Je bent gewaarschuwd! Maar mijn zorg is dat zodoende de splijting toeslaat, en dus het kwaad z’n macht houdt. Dat zien we toch gebeuren?!        

Noten:

1. Świebocki, Teresa and Henryk (eds.) (2003). Auschwitz. The residence of death. Kraków-Oświeçim: Bialy Kruk Sp.

2. Zych A.A. und Müller-Ott D. (Hrsg.) (2001). Auschwitz Gedichte. Teil I Weg zum Himmel Teli II Lyrik nach Auschwitz. Oświęcim: Verlag Staatliches Museum Auschwitz-Birkenau.