Skip to main content

nr5 • 2006 • Het priestergewaad of de profetenmantel?

juni 2006 (20e jaargang nr. 5)

Het priestergewaad of de profetenmantel?
Dominees schrijven elkaar (6) 

Drs. W.F. Schormans en dr. L. Westland

Dag Bert,

Dit wordt het slot van onze briefwisseling. We hebben het over uiteenlopende zaken gehad: over het voorgaan in de erediensten, over het omgaan met verschillende verwachtingen, over kerk zijn in een seculariserende samenleving. In onze correspondentie ging het vaak om zaken waarin een spanning voelbaar is tussen ideaal en werkelijkheid. In deze laatste brief wil ik nog iets aan de orde stellen dat daar ook mee te maken heeft. De spanning tussen het priesterlijke en het profetische element van het ambt. In de kast van de dominee hangt zowel het priestergewaad als de profetenmantel. De priester verzoent, de profeet stelt schuldig, de priester zalft, de profeet geselt. Beiden staan ze in dienst van God en beiden moeten ze gehoord worden. Nathan staat vol heilige verontwaardiging voor koning David: ‘Gij zijt die man!’ En David daalt van zijn troon en doet boete. Hij buigt voor dat woord en hervindt zo de weg naar het leven.

Ik moet je bekennen dat het priestergewaad comfortabeler zit dan de profetenmantel. Ten eerste omdat die profetenmantel soms een te ruime jas is voor de drager. Dan blijkt er onder dat kleed niet een ziener te zitten, maar een geërgerde burger. En ten tweede omdat beslist niet iedereen reageert op vermaningen zoals koning David deed. Vooral in het pastoraat is dat merkbaar en dat stelt me wel eens teleur. In de prediking legde ik aanvankelijk sterk de nadruk op het priesterlijke element, op het troosten en bemoedigen. Dat doe ik nog, dat is broodnodig, maar naar mate ik langer in de gemeente sta krijg ik meer oog voor de noodzaak van bekering en levensheiliging. Als gemeente zijn we geroepen een koninklijk priesterschap te zijn, een heilig volk, Gode ten eigendom. Die roeping staat vaak haaks op de werkelijkheid. Zo heilig zijn we niet. Ook in de gemeente gaat er van alles mis, niet minder dan in de wereld. Ik word wat dat betreft steeds minder naïef.

Dat geldt ook voor het pastoraat. Veel pastoraat bestaat uit bemoedigen, troosten, wijzen op Gods beloften en zijn zorgzame nabijheid. Dat is belangrijk. Op zulke momenten draag je het priestergewaad. Maar soms kom je ook in situaties dat er iets anders nodig is dan troost en bemoediging, dat je in Gods naam een tegenover moet zijn. Bijvoorbeeld bij eindeloos doorsudderende ruzies of bij echtscheidingen. Mensen staan dan onverzoenlijk tegenover elkaar en als predikant zit je er vaak tussenin. Je luistert naar beide zijden en je begrijpt van beide verhalen wel iets. Ik wil ook niet direct een oordeel vellen - ik ben immers niet als scheidsrechter aangesteld - maar soms kom ik situaties tegen waarvan ik denk: dit is niet te rijmen met het evangelie. En als ik dat verwoord, stuit dat op grote weerstand. Dat is logisch, maar je hoopt toch dat mensen bereid zijn zichzelf onder de heilzame kritiek te laten stellen van het Woord. Daarvan belijden we toch dat het boven ons staat en ons ook mag bekritiseren. Je hoopt en verwacht dat mensen luisteren. Maar meestal is voor je het weet de deur dicht en het contact verstoord.

‘Een wijs vermaner bij een luisterend oor is een gouden ring en een fijn gouden sieraad,’zegt de spreukendichter. Een waar woord. Vermaning veronderstelt wijsheid en scherp inzicht. Soms heb je dat niet. Het is in conflictsituaties lastig een goede inschatting te maken. Dan zeg je iets en dan blijkt later dat het toch anders was, dat je niet alles wist. Of je zegt niets en dan verwijt je jezelf dat later, omdat er vanuit het evangelie wel iets gezegd had moeten worden. Maar zelfs als het je lukt te vermanen in wijsheid, dan blijkt er toch vaak geen luisterend oor te zijn. De bijbel wordt dan even tussen haken gezet. Bert, hoe ga jij daar mee om, met die spanning tussen priester en profeet? Tussen bemoedigen en vermanen?

Tot slot nog één vraag. Je bent nu al vele jaren predikant, je hebt je sporen in de kerk verdiend en over een paar jaar ga je met emeritaat. Als je terugkijkt: ben je anders gaan denken? Zou je dingen anders hebben gedaan als je het over mocht doen? Bedankt voor je brieven en alle goeds toegewenst. Hartelijke groet,

Giel Schormans


Beste Giel,


In je laatste brief stel je nog een moeilijke kwestie aan de orde. Want het is een vanzelfsprekend uitgangspunt in ons werk: we willen  priesterlijk bewogen zijn jegens onze gemeenteleden, de schapen van de kudde van onze Heer. Van Hem weten we dat Hij bewogen was over de scharen. Maar dat vanzelfsprekende en dat natuurlijke van de priester­lijke bewogenheid, wordt bij ons, althans zo beleef ik het steeds weer, verstoord door het gevoel dat je gebruikt wordt door mensen om hun situatie te aanvaarden, goed te vinden en goed te praten naar anderen. En dat terwijl ik duidelijk heb willen maken dat het in hun leven toch  anders kan. Deze lange zin vraagt om concrete invulling. Ik moet aanvaarden dat die broeder van de gemeente het opgeeft voor zijn vrouw te zorgen, omdat ze toch niet van haar alcoholprobleem af wil. U kunt toch wel begrijpen dat ik van haar ga scheiden! En als ik iets anders verwoord, dan wordt het contact verbroken. Of ik spreek met een gemeentelid over financiële zorgen, ik deel de moeiten van de levensgang, begrijp hoe het allemaal gekomen is, en probeer aan te duiden hoe er wellicht een uitweg mogelijk is. Geen verdere reactie meer. Een gemeentelid voelt zich gekwetst door iemand en komt niet meer naar de diensten om die ander niet te hoeven zien. Ik wil het begrijpen, maar als er iets verwoord wordt van verzoening, komt de weerstand te voorschijn. En de breuk wordt definitief.

Bewogen om mensen, en toch iets willen aangeven, iets willen zeggen. Ik denk wel dat ik de laatste tijd behoedzamer ben geworden in wat ik zeg. Maar toch wil ik niet de indruk wekken dat ik (de kerk), alles wel begrijp en goed vind. En ik wil toch ook staan voor het christelijke leven, gebaseerd op Gods Woord. Maar wel merk ik in toenemende mate dat
gemeenteleden daar niet zo op zitten te wachten.  Hun levens­gang, de manier hoe zij hun leven inrichten, daar moet de dominee zich niet mee bemoeien. Giel, ik heb voor je vraag geen pasklaar antwoord. Dat wist je ook wel. Deze spanning van het priesterlijke en profetische hoort bij onze roeping als dienaar van het Woord. In die roeping gaan we ieder op onze manier verder, vol vertrouwen op de leiding van de Heilige Geest.

In de laatste regels van je brief vraag je of ik sommige dingen anders zou doen als ik daarvoor de gelegenheid zou hebben. Het is een theoretische vraag, want die gelegenheid is er niet. Toch raakt die vraag me wel. Twee dingen wil ik noemen:
1. Het blijkt dat je door de jaren heen sterk op jezelf wordt teruggeworpen. Persoonlijke, echte vriendschapsrelaties rela­ties komen in het gemeentewerk moeilijk tot stand. Afstand… afstand. Immers, voor je het weet word je gebruikt om bijval te geven aan opvattingen of belangen van anderen te dienen. En dan denk ik toch: ik had meer moeten gaan voor de koinoonia, de echte onderlinge gemeenschap, met alle risi­co's die daar bij horen.
2. In het pastoraat wil je graag iedereen aandacht geven. In het begin van het werk was ik sterk bepaald door de drang om niemand te vergeten. Met als gevolg dat je contacten beperkt blijven, want je moet nog meer doen. Ik denk nu dat het toch beter is om het anders te doen. Eenvoudig gezegd: meer tijd voor minder mensen. En natuurlijk probeer ik toch nog steeds niemand te vergeten. Of dat lukt?
 
Wel Giel, onze briefwisseling komt tot een eind. We hebben elkaar intense vragen voorgehouden. We mogen verder gaan met vreugde. Sterkte in het werk toegewenst en het beste. Met een hartelijke groet,
                            
Bert Westland

Dr. Bert Westland (1944) is predikant van de hervormde gemeente te Elburg. Drs. Giel Schormans (1974) is predikant van de hervormde gemeente Eben Haëzerkerk in Nijkerkerveen.