Skip to main content

nr5 • 2006 • Naar één gemeenschap van Protestantse Kerken?

juni 2006 (20e jaargang nr. 5)

Naar één gemeenschap van Protestantse Kerken?
Droom, illusie of visie? 

Dr. H. de Leede

De laatste tijd denk ik steeds vaker over een totstandkoming van één Protestantse kerk in Nederland, die bovenplaatselijk (landelijk) de gestalte van een ‘gemeenschap van protestantse kerken in Nederland’ heeft. De protestantse kerken zijn dan (de) kerkgemeenschappen ter plaatse. Die zijn voluit kerk, lichaam van Christus rond Woord en Sacrament. Op bovenplaatselijk vlak zijn er twee lagen, de classes voor de ambtelijke ondersteuning, ‘opdat alles met orde geschiedt’, en de Generale Synode met het oog op het publiek getuigenis namens de gemeenschap van de kerken in de samenleving en met het oog op het oecumenisch, inspirerend gesprek en de momenten van een status confessionis, het moment dat ‘alles in één concentratie op het spel staat’: de vrijheid in Christus, de fundamenten van de menselijkheid, van de vrijheid van ieder schepsel Gods om te zijn .

De structuur van de kerkorde van de Protestantse Kerk in de Romeinse artikelen zou heel goed dienst kunnen doen als model voor de kerkorde van deze Protestantse Kerk van mijn verbeelding. Is het een (dag)- droom of een illusie? Of is het een visie, die om keuzen vraagt? Ik zie en ervaar voldoende beweging in een grote bandbreedte van protestants kerkelijk Nederland om mijn verbeelding te laten spreken.

Aangrijpende ontwikkelingen

Er is veel aan de hand in protestants Nederland. De afbraak van het kerkelijk leven is ongehoord snel gegaan en gaat nog voort. De generatie van de babyboomers heeft het massaal laten afweten of is er niet in geslaagd het geloof van de vaderen – of beter: van de grootvaders en grootmoeders – over te dragen aan de (klein) kinderen. Onder de protestanten heeft de Protestantse Kerk in Nederland de hardste klappen opgelopen. Een terugval in ledental van 60.000 per jaar, jaar op jaar, is aangrijpend. Maar ook de zogeheten kleine orthodox-gereformeerde kerken hebben te maken met vormen van ‘stille kerkverlating’: door overgangen naar de Protestantse Kerk of door onttrekking aan het kerkverband om onbekende redenen.
De Protestantse Kerk bereidt zich voor op een volgende forse terugval in menskracht en middelen. Met de uitstroom van de Hersteld Hervormden zijn, met een uitdrukking van H. Berkhof, ‘de aanvoerlinies van de kerk (elijke voorhoede)’ afgesneden of drastisch uitgedund1. Een andere inrichting van het kerk zijn is vereist. Dat betekent onontkoombaar minder predikanten, meer andersoortige betaalde krachten, veelal in deeltijd. De synode van de Protestantse Kerk met haar dienstenorganisatie denkt daar creatief over na. In de komende jaren zullen veel dingen veranderen. Het wordt allemaal: ‘kleiner, minder, geconcentreerder’. Wie nog de hoogtijdagen van de ‘Christus-belijdende (hervormde) volkskerk’ heeft meegemaakt, moet daar wel aan wennen. Ik kan met hem of haar meevoelen.

Opmerkelijke ontwikkelingen

Maar we schrijven niet alleen het verhaal van afbraak. We zien ook veranderingen die we tien jaar geleden niet voor mogelijk hadden gehouden.
Er is een ware evangelicalisering van de kerken gaande. Onlangs ontving ik van de algemeen directeur van de dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk een aanbevelingsbrief voor de medewerkers van de landelijke en regionale dienstencentra om deel te nemen aan een studiedag van Willow Creek. Naar verluidt zouden er 75 medewerkers naar toe zijn gegaan. Zo’n aanbevelingsbrief voor een beweging als Willow Creek was in de dagen van de groten uit de hervormde oertijd – Frits Mooi, Albert van den Heuvel, Wim van der Zee, Karel Blei – ondenkbaar. En die tijd ligt nog geen twintig jaar achter ons.
In de kleine gereformeerde kerkformaties zien we eveneens een ontwikkeling richting een sterke evangelicalisering en een daarmee gegeven nieuwe toegang tot en openheid voor ‘oecumene’. Deze ontwikkelingen gaan zeker daar opvallend hard. Jaren lang lagen de fronten in de gereformeerde gezindte muurvast. De kenners van de kleine kerkgeschiedenis weten nog van het Contact Orgaan Gereformeerde Gezindte (COGG). Op internet zag ik dat het COGG een indrukwekkend groot bestuur heeft, maar dat de activiteiten die de pers haalden, in 2002 afliepen. De berichten die ik las getuigen van veel zuchten over de kerkelijke verdeeldheid onder de gereformeerde belijders. En van veel onmacht. Zo besloot de synode van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt na veel delibereren in 2002 opnieuw ‘waarnemers te sturen’.2 Voor mijn gevoel nog een laatste stuiptrekking van het inmiddels doodzieke paard, het COGG. In het COGG moest de eenheid van gereformeerde belijders geboren worden, of op zijn minst gestimuleerd. Na bijna 45 jaar COGG moeten we constateren dat die kleine (kerkelijke) oecumene geen millimeter opschoot. Zij is en wordt zeer snel ingehaald.
In de tweede helft van de jaren ’90 werd voor een korte periode de aandacht voor deze oecumenische misère op het gereformeerde erf afgeleid door de nadruk op de oecumene van het hart. Dat was vooral het thema van de voorzitter van de Evangelische Omroep, ds. Van der Veer. De herkenning van de eenheid van geloof in en van liefde voor Christus en de eenheid in getuigenis (Evangelische Omroep) en dienst (Open Doors, Woord en Daad, Tear Fund, ZOA, et cetera) in de wereld, zijn toch het belangrijkste? Belangrijker dan (de opheffing van) de kerkmuren! Dat was de redenering. Ook deze ‘oecumene van het hart’ wordt ingehaald. Inmiddels gaan velen verder en willen ook verder.
De tijd is in een groot deel van het kerkelijk protestantisme rijp voor echte kerkelijke oecumene, maar niet op de wijze van het COGG. En ook niet op de wijze van de Wereldraad van Kerken.

Moe van confessionalisme en bureaucratie

Het COGG stamt uit de tijd dat Nederland nog een groot land was en de rest van de wereld nog ver weg. Inmiddels is Nederland te klein en de rest van de wereld te dichtbij om nog te geloven in een strijd op leven en dood over de verhouding van ‘verbond’ en ‘verkiezing’, of de volgorde van rechtvaardiging, wedergeboorte en bekering. Gereformeerde gelovigen zijn niet minder gelovig geworden, maar de referentiekaders zijn ingrijpend veranderd. Mensen leven locaal én globaal. Ervaringen van levend geloof ver weg relativeren (dogmatische) verschillen dichtbij. Ervaringen van levend geloof elders roepen het verlangen op naar verdieping van het eigen geloof. Verlegenheid met de eigen missionaire context bindt samen en maakt traditionele verschillen in de interpretatie van de belijdenissen zeer betrekkelijk. Invloeden vanuit soms kleine oecumenische bewegingen zijn welkom. Zo is de Charismatische Werkgemeenschap Nederland een kleine organisatie, maar de invloed van het gedachtegoed op de spiritualiteit in de kerken, niet alleen de Protestantse Kerk, maar ook de kleine orthodoxe kerken, is groot. Die sluit aan op een behoefte bij hen die gelovig en kerkelijk betrokken zijn aan verdieping, aan beleving en aan oecumenische uitwisselingen en ervaringen zonder het eigene te verloochenen. Wel zijn velen moe van onvruchtbaar confessionalisme.
De Wereldraad van Kerken heeft niet meer het monopolie op ‘de oecumene’ De globalisering van ons menselijk bestaan maakt veel christenen op een andere, minder institutionele wijze oecumenisch. Het tijdelijke, netwerkachtige en eclectische geeft ook ruimte aan een nieuwe ontvankelijke en creatieve openheid. Ontmoetingen met christenen in andere landen nemen het vreemde en bedreigende in de ontmoeting met migrantenkerken in eigen land voor een deel weg. Mensen ´geven´ zich veel gemakkelijker in ontmoetingen met anders gelovende medechristenen. Vooral ook omdat er veel minder sprake is van oecumenische dwang in institutionele zin. Oecumene hoeft niet meer persé op de wijze van de Wereldraad van Kerken. Dat vindt ook de Raad van Kerken zelf. En mensen zijn zat van bureaucratie en hebben grote argwaan ten aan zien kerkelijke burelen.
Kortom, de tijd dat de kerkgrenzen zo ongeveer samenvielen met de lijnen van de zuil, lijkt lichtjaren ver achter ons. En de tijd dat een gereformeerd belijder in verlegenheid raakte op een internationale conferentie wanneer hij naar voren werd genodigd om uit de hand van een Anglicaanse voorganger of van een vrouwelijke predikant in de Evangelische Kirche Deutschland, brood en wijn te ontvangen, gaat eveneens ras voorbij.

Pleidooi voor een kerkelijke protestantse oecumene

Mijn stelling is dat wij onderweg zijn naar een nieuwe vorm van echt kerkelijke protestantse oecumene – flexibel, minder institutioneel en leerstellig omschreven, maar wel meer dan ‘oecumene van het hart’. En wij doen er goed en wijs aan daar ook actief aan te werken. Aan die ene gemeenschap van protestantse kerken. De tijd is er rijp voor.
Ik heb daarvoor drie motieven: een cultureel, een theologisch en een spiritueel. Dat laatste zou ik het eerste moeten noemen, omdat het de uitwerking is van de opdracht dat ‘zij allen één zijn’. De verdeeldheid van het lichaam van Christus is een schande. Ik wil dat aloude motief uit het hogepriesterlijk gebed niet ongenoemd laten. Integendeel. Maar in mijn betoog begin ik bij de cultuur.

Culturele motieven

Voorbij is de mainstreamkerk in de zin van één herkenbare centraal georganiseerde landelijke – nationale – volkskerk met parochiale grondstructuur. Voorbij is eveneens de eenheidskerk op grond van eenheid van belijdenis als ‘beginsel’.
De eerste veronderstelt de grondstructuur van Europa als corpus christianum. Wat belangrijker is, zij veronderstelt een besef in het collectief bewustzijn, dat de nationale geschiedenis, de nationale identiteit en de ‘grote kerk’ met elkaar te maken hebben. Het is een feit dat de Nederlandse Hervormde Kerk die plaats in de Nederlanden (vooral van de19de eeuw) innam, zij het ook niet onaangevochten. Immers al snel in de 19de eeuw zien we de opkomst van de ‘vrije kerken’. De Protestantse Kerk in Nederland zal nimmer op dezelfde wijze tot het nationaal bewustzijn spreken. Het concept was in de tweede helft van de 20ste eeuw al lang uitgewerkt. Discussies en rechtszaken met de Hersteld Hervormde Kerk over bijvoorbeeld de naam van de kerk en de historische continuïteit moeten gevoerd en moeten gewonnen worden door de Protestantse Kerk. Recht is recht. Daarna kijk je hoe het recht billijk wordt toegepast. Maar geestelijk is er geen winst uit te peuren.  
De tweede – de eenheidskerk met de gereformeerde belijdenissen als beginsel – is zozeer verweven met en (ook) vrucht van de verzuiling en de emancipatie van bevolkingsgroepen, dat met de voltooiing van de emancipatie ook de voorwaarden wegvielen voor het geloofwaardig voortbestaan van deze kerkformaties en de erbij horende pretenties. De stellige zekerheid – certitudo – van een gedeeld wereldbeeld is ontvallen, en daarmee de geborgenheid gevende kracht van de overtuiging, de securitas. Wat dan overblijft, is krampachtigheid en rigiditeit. Het concept overtuigt niet meer. Ik ben ervan overtuigd dat velen in de orthodox-gereformeerde kerkformaties dat ook zo voelen. Niet voor niets worstelen de Christelijke Gereformeerde Kerken al decennia met hun identiteit en eenheid, en zoeken de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt bij de evangelische beweging naar verdieping van het geloof tegen een anders wel heel snel gaand moderniseringsproces.
Het concept van de belijdeniskerk op gereformeerde grondslag nieuw leven inblazen is niet persé onbegonnen werk. Maar het resultaat is de kerk van de reformatorische zuil, met alles wat daarbij hoort: eenheidsconcept, gedeeld wereldbeeld, een securitas gevende ‘schoot der vroomheid’. De kerk van de reformatorische zuil kan zeker een kerk van levend geloof zijn, maar zal altijd de kleur hebben van ‘de kerk van vroeger’. En dat kan de bedoeling niet zijn.

Wat heeft de toekomst?

Kijken we naar de kerkelijke kaart, dan gaat het kerkelijk goed waar kerken en/of gemeenten een krachtige identiteit combineren met culturele en maatschappelijke geslotenheid, of een krachtige identiteit combineren met oecumenische en spirituele openheid. De eerste keuze maken vele gemeenten van de bovengenoemde reformatorische zuil. Het zijn vaak bloeiende en kapitaalkrachtige hechte gemeenten en kerkverbanden, maar ze missen van nature de voor missionair werk noodzakelijke openheid voor vernieuwing in de gemeenteopbouw, openheid voor inculturatie, flexibiliteit en culturele pluraliteit, waar het in onze tijd zeker op aan zal komen. Uit oogpunt van het missionaire, maar uiteindelijk ook omwille van de levende spiritualiteit en een levende theologiebeoefening, is de tweede weg naar mijn inzicht de enig begaanbare. Die weg gaan veel evangelische gemeenten en veel protestantse gemeenten binnen de Protestantse Kerk en in de ‘kleine gereformeerde kerken’.
Wat kenmerkt deze tweede weg in vergelijking met de weg van orthodox-gereformeerde kerken in de reformatorische zuil? Protestantse spiritualiteit en protestants kerkelijk leven gedijen in een gedifferentieerd cultureel en religieus klimaat als het onze, wanneer zij voldoen aan de volgende kenmerken:
* Staan in een levende verbinding met de grote theologische (belijdenis) traditie. Dat is haar orthodoxie.
* Openheid naar alle vragen die zich voordoen. Dat is haar moderniteit.
* Zich begeven in een voortdurend gesprek met de Bijbel en eigentijds wereldbeeld en wereldverstaan. Dat is haar missionaire grondhouding.
* Nadruk in prediking, educatie en pastoraat een sterke verbinding van denken, voelen en willen. Dat kenmerkt haar spiritualiteit.
* Bewustzijn te leven – ook spiritueel! – in een ‘global village’. Dat is haar oecumeniciteit

Prioriteit van de geloofsgemeenschap ‘ter plaatse’

Deze protestantse spiritualiteit en dit protestants kerkelijk leven vragen een sterke plaatselijke geloofsgemeenschap. Alleen daar kunnen zij gedijen. Die moet het primaat hebben in de kerkordening en het kerkrecht. De Protestantse Kerk heeft die keuze gemaakt in haar kerkorde. De kerken van Afscheiding en Doleantie zijn hiermee vanuit hun traditie vertrouwd. De gemeenteopbouw in de evangelische beweging zet van nature sterk in op de zelfstandige heldere identiteitskerk, vaak geconcentreerd rond de sterke voorganger. Het gaat om de gemeente met heldere uitstraling.
Kortom, de geloofsgemeenschap ‘ter plaatse’ – in geloof en belijden, vieren en dienen, missionair en diaconaal werk – is voluit en volledig kerk  Ik zou die keuze willen onderstrepen. Het protestantisme heeft, nu de sociologische en culturele randvoorwaarden voor de (nationale) volkskerk en voor de kerk van de ‘zuil’ zijn weggevallen, een sterke verworteling nodig in de protestantse geloofsgemeenschap ‘ter plaatse’.3 De culturele context vraagt dit in de moderne multi-culturele (post)moderne samenleving. Maar, dit culturele motief is slechts opmaat voor het tweede.
 
Protestants kerk zijn – de theologische uitdaging

Protestants geloofsleven heeft het moeilijk zonder de bedding van ‘de nationale identiteit’, belichaamd in de volkskerk, en zonder de bedding van ‘de zuil’, met zijn bewarende kracht in de belijdeniskerk. Kenmerkend voor protestants geloven is immers de hoge inzet bij de persoonlijke kennis van God, de persoonlijke geloofsbelijdenis, de persoonlijke overtuiging en de persoonlijke toewijding. Woord – geloof – belijdenis – toewijding zijn de kernwoorden van de protestantse spiritualiteit. Dat vraagt veel van het individu. Als er dan nauwelijks meer een draagvlak is in een collectief: een sfeer waar je bij hoort, een groep waar ‘men nu eenmaal zo denkt en doet’, dan tikt dat aan. Geloof in God moet immers gestalte kunnen krijgen in een vorm van religie, in vormen van ‘verbinding’ en ‘verkeer’ met God. We denken daarbij aan de cultische aspecten van het geloof: gebed, lied, gesprek, gemeenschap, onderlinge zorg. In al deze tussenmenselijke communicatie krijgt het geloof in God gestalte. Daar wordt geloof ervaring.
Het protestantisme heeft in dit opzicht weinig in handen. Dit in tegenstelling tot bij voorbeeld de rooms-katholieke spiritualiteit. Je bent katholiek omdat je katholiek bent. Dat kan het lang uithouden, zoals vroeger het hervormd zijn dat kon. Maar de protestant is protestant omdat en voor zolang hij ergens voor staat. Anders kapt hij ermee. Daarmee is het protestantisme zoveel kwetsbaarder dan voorheen de hervormde volkskerk en de kerken van de zuil.  
Daarom mijn nadruk op het primaat van de protestantse geloofsgemeenschap ‘ter plaatse’. Daar moet het (opnieuw, zo denk ik in heel veel situaties) geleerd worden. Wat wij geloven. Waar wij voor staan in de zin van ‘protestare’. Hoe dat geloof beleefd wordt in de praktijk van gebed, lofprijzing, aanbidding. Hoe dat geloof het leven vormt in de ethiek en in de cultus. Kortom – de geloofsgemeenschap ‘ter plaatse’ is de ruimte waar dit geloof ‘religie’ kan worden en een ‘schoot der vroomheid’ kan vormen. Alleen daardoor kan het geloof voor een nieuwe generatie ook weer ‘levenservaring’ worden.
Voor dit protestants kerkelijk leven in de geloofsgemeenschap ‘ter plaatse’ is er geen grond voor kerkelijke gescheidenheid. De historische legitimatie van de kerkelijke gescheidenheid van protestanten is uitgewerkt en heeft in de culturele context zijn kracht van argument verloren. Maar niet alleen historisch, ook ecclesiologisch is een confessionele legitimatie van kerkelijke gescheidenheid weggevallen. De protestantse geloofsgemeenschappen of kerken ‘ter plaatse’ vormen zich niet langs lijnen van voorgegeven interpretaties van de confessies. Althans, dat moet niet (meer) zo4. Het is missionair en oecumenisch zelfs uitermate schadelijk. Het ‘recht van afscheiding’ is echt geschiedenis geworden. De protestantse geloofsgemeenschappen krijgen vorm in hun voortgaande verstaan van het christelijke geloof in een levende verbondenheid met de protestantse geloofstraditie en confessies. Daar ligt precies het verschil met de kerken die de keuze maken voor de reformatorische zuil. En daar ligt de, theologische, ecclesiologische uitdaging voor protestants kerk zijn.
Zullen wij – allen – de theologische uitdaging oppakken orthodox te zijn in het aangaan van een levende verbinding met de confessionele – lutherse en gereformeerde – traditie waarin wij staan? Dat betekent voor orthodox-gereformeerden het afleggen van confessionalisme en zeker van belijdenisdwang. Voor de gemeenten en kerken die zich spiritueel aangesproken weten door de evangelische beweging ligt daar een niet minder grote theologische uitdaging. Kiezen zij ervoor orthodox te zijn in het onderhouden van een levende verbinding met de confessionele traditie van het protestantisme? Grond voor kerkelijke gescheidenheid van gereformeerde en lutherse belijders en geloofsgemeenschappen van protestanten is er niet meer. Tenzij wij (opnieuw) kiezen voor de belijdeniskerk van de reformatorische zuil. De ecclesiologische uitdaging is protestantse geloofsgemeenschappen ‘ter plaatse’ te vormen die een bedding vormen voor de religie van het belijden, dat wil zeggen: voor geleefd geloof.

Twee aanzetten tot concretisering

Wij mensen kunnen kerken en geloofsgemeenschappen niet maken. We kunnen ze wel breken. Kerk vormen is Gods werk. Kerkelijke eenwording is een godswonder. Dat gezegd hebbend geldt ook dat kerkvorming en eenwording niet buiten ons omgaan. Het belangrijkste daarbij is of we visie hebben, misschien wel gefundeerd op of opgeroepen door visioenen. En of we een gevoel van een zekere urgentie hebben.
 
Gedeeld gevoel van urgentie?
Ik formuleer het in het begin van dit artikel gezegde als startpunt voor nieuwe kansen, nieuwe begaanbare wegen, en nieuwe keuzen.
* De Protestantse Kerk is nog lang niet gestabiliseerd. Wie deze kerk van binnen kent, kan met recht en reden zeggen dat er veel is om blij over te zijn. Maar we moeten ons niet rijk rekenen. Als kerk leeft zij nog lang niet in de hoofden en harten van de leden. Het vertrouwen moet nog groeien. En dat vertrouwen is de basis voor gezag van de leiding en van samenbinding van de gemeenschap, en andersom.
* Een belangrijke vraag daarbij is hoe wij komen tot een gezagvol sprekende geloofsgemeenschap op landelijk en regionaal niveau en een kerk die haar kracht zoekt in de geloofsgemeenschap ter plaatse. Dat vereist een centraal – episcopisch – gezag zonder centralistische regelgeving en zonder het ‘eeuwige, slaapverwekkende compromis’. Dat vraagt sterk inhoudelijk leiderschap, en besef bij gemeenten dat je de ander nodig hebt om zelf te zijn en meer te worden wat je beoogt te zijn. Daartoe te komen, vereist tijd. En moed om gedurfde keuzen te maken, bijvoorbeeld voor een krachtiger en meer bevoegd leiderschap op regionaal en landelijk niveau.  
* De wording van de Protestantse Kerk heeft ook als effect dat iedereen uit zijn of haar loopgraaf moest. Ter rechterzijde ontstond de Hersteld Hervormde Kerk. Een geestelijke ellende met menselijk dramatische kanten, maar ecclesiologisch was het een onvermijdelijkheid. Het eenwordingsproces dwong de hervormd-gereformeerden tot ecclesiologische helderheid. Uiteindelijk kwam die helderheid in de geloofsmatige en praktische keuze voor blijven in de PKN. Het zal er nu om gaan voor de Gereformeerde Bond ook echt te kiezen voor de Protestantse Kerk en daar theologisch de zaak stevig op te stoken.
* Op het seminarium kom ik jongemannen tegen die passen in de rechterflank van de gereformeerde gezindte, en die heel goed ook zouden kunnen werken in gemeenten van de Hersteld Hervormden, maar die ervoor kozen predikant te worden in de Protestantse Kerk. Ik ken hun verhalen en waardeer hun moed. Maar zij voelen heel duidelijk dat het met die keuze niet klaar is. En wij laten het hen voelen. Dit kerkelijk commitment vraagt ook van hen een ingrijpende heroverweging van hun geestelijke en kerkelijke positie. In het bijzonder zij voelen de spanning tussen geestelijke verworteling in (gemeenten van) de reformatorische zuil en staan in de mainstreamkerk.
* De evangelische stroming? Een ‘foute’ euforie die er enkele decennia geleden wel eens kon zijn, is voorbij. Met ‘fout’ bedoel ik een euforie die op een hooghartige negatieve wijze kerkkritisch was, de neiging had de werkelijkheid te versimpelen tot slogans, en met een flinke aftrap in één keer uit de duistere werkelijkheid (ziekte van mensen, ingezaktheid van gemeenten, psychische klachten van gelovigen, de ontkerkelijking van Nederland, de lauwheid van de kerken) naar Pasen te springen, zonder Golgotha echt aan te doen. ‘Pasen’ staat dan voor genezing, grote wonderen in de gemeente, opleving, grootse evangelisatiedoelstellingen als ‘Nederland voor Christus is tien jaar’. Die evangelische bewegingen stonden voor grootse plannen en acties en een kort geheugen wanneer ze mislukt waren. ‘Golgotha’ staat voor de nood, de dood, de onmogelijkheden, het kruis, het niet-genezen op gebed, de woestijn soms zonder einde, het besef dat de opstanding nu juist bij uitstek niet ‘maakbaar’ is. Het gaat er mij niet om dat de evangelische beweging minder gelovig en enthousiast zou moeten worden, maar dieper, minder vluchtig, meer gevoed door de traditie. Kerkelijker dus. En dan het zaakje ook opstoken.
* En de kerken van de afscheiding en de vrijmaking? Er is veel in beweging, wanneer ik het als betrekkelijke buitenstaander volg. Hervormden in de Protestantse Kerk zullen moeten leven met de wetenschap dat de Nederlandse Hervormde Kerk van de jaren 1951 tot 1991 voorbij is. Op vergelijkbare manier zijn de kerken van Afscheiding en Doleantie van voor de Evangelische Omroep, van voor de jaren ’60 voorbij. Zij staan op een driesprong. Of herdefiniëring van de belijdeniskerk. De prijs is hoog. Of verregaande evangelicalisering zonder nieuwe verbinding met de grote traditie. Daarvan is de prijs ook hoog. Dan worden deze kerken plaatselijke verenigingen zonder identiteit. Er is een derde weg, die van de aansluiting bij de brede gemeenschap van Protestantse Kerken. Voor de Christelijke Gereformeerde Kerken is die weg het lastigst. Voor een groot aantal gemeenten op de rechterflank van de CGK vallen belijdeniskerk en reformatorische zuil met haar cultuur vrijwel samen.

Kortom, het besef van de urgentie ligt in een gedeeld bewustzijn van de missionaire context die ons allen uitdaagt om uit bestaande kaders weg te komen en radicaal te kiezen voor een beweging die wij delen. Delen ook met anderen die ons soms zeer vreemd zijn. Protestanten van hoog-liturgische komaf, protestanten met vrijzinnige wortels. Met hen delen wij zoals ook nu in de Protestantse Kerk in Nederland de ruimte en de begrenzing van de confessionele traditie. Binnen die ruimte en dat referentiekader geldt voor ons allen in die gemeenschap van protestantse kerken: De missionaire uitdaging verenigt en vernieuwt. De (multi)religieuze context vraagt om explicietheid. Wat geloven wij werkelijk? De culturele context vraagt om herkenbaarheid, kwaliteit en diversiteit van geloofsgemeenschap. De missionaire context vraagt om educatie, expliciete geloofsverantwoording en commitment aan het ‘juk van het Koninkrijk’.

Naar één gemeenschap van protestantse kerken

Een kerk wordt niet ontworpen op de tekentafel of in elkaar getimmerd in de werkplaats en dan ‘prefab’ ergens neergezet. Daarom geen nieuw COGG. Geen tweede Samen op Weg-proces. Geen moeilijke gesprekken tussen kerkgemeenschappen ter plaatse met nieuwe kerkordelijke regelgeving erbij. Wat wel?
Actieve vormgeving van plaatselijke protestantse geloofsgemeenschappen. Beginnen met de erkenning van elkaars bestaan, en participeren in elkaars activiteiten. Dat alles met een grote onbevreesdheid en royaliteit. Met name in grootstedelijke gebieden, voorop de Vinex-locaties consequent kiezen voor gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de opbouw en inrichting van kerkelijk leven. Niet alleen missionair werk onder gezamenlijke verantwoordelijkheid, ook de dienst van Woord en Sacrament. Plaatselijk werken aan open en herkenbare gemeenschappen in getuigenis, vorming en toerusting. Met het oog op de dienstverlening aan en ondersteuning van het leven van de Protestantse Geloofsgemeenschappen ter plaatse participatie aan één gezamenlijk Protestants Landelijk Dienstencentrum. Bundeling van de theologiebeoefening, opleiding en nascholing, alsmede postacademisch onderwijs.
Kortom, een gemeenschap van protestantse geloofsgemeenschappen die de oefening van de eenheid van het lichaam van Christus, de heling van wat gebroken is op netwerkachtige wijze vorm zoekt te geven.

Dr. H. de Leede is rector van het Theologisch Seminarium Hydepark te Doorn

Noten:

1. Zo placht  H. Berkhof in onze studententijd de Gereformeerde Bond met liefde te typeren: zij leveren de nieuwe troepen aan voor de kerkelijke voorhoede, waar de meeste slachtoffers – van de secularisatie en de kerkverlating – vallen.

2. Eerder waren deze kerken uit het COGG getreden uit onvrede over de weg van de Gereformeerde Kerken in Nederland, de GKN. Nu de laatstgenoemde kerken in 1999 uit het contactorgaan waren gezet in verband met (laksheid in) de kwestie Den Heijer, is er weer ruimte voor de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt) om opnieuw deze vorm van kerkelijke samenspreking aan te gaan.

3. Het moge uit het voorgaande duidelijk zijn dat ‘ter plaatse’ niets meer te maken heeft met ‘geografische wijkgemeente’ of iets dergelijks. Het gaat om de geloofsgemeenschap die vorm krijgt rond Woord en Sacrament, in getuigenis en dienst, waar de ambten en diensten functioneren. Die geloofsgemeenschap krijgt natuurlijk ‘gezicht’ in de samenkomst van de gemeente en de uitstraling in de samenleving ‘ter plaatse’ (stadsdeel, regio, dorp, buurt, of de oude geografische wijk, waar die ‘levendig en niet belemmerend functioneert’. 

4. In de hitte van de kerkelijke strijd in de fase van de afronding van het SoW-proces is het convenant van Alblasserdam geformuleerd. In het convenant wordt gesteld dat gemeenten zich exclusief gebonden weten aan de gereformeerde belijdenissen en niet in diezelfde mate gezag toekennen aan Lutherse Belijdenissen, en al helemaal niet aan de Barmer Thesen en de Konkordie vna Leuenberg. Het convenant is in 2004 opgesteld om ‘bezwaarden’ een handreiking te geven om toch bij de gemeente te blijven die de Protestantse Kerk in zou gaan, zonder dat men zich zou hoeven te committeren aan de PKN. Een terugblik via internet laat zien dat er zich nog een heuse interpretatiestrijd heeft voltrokken over de tekst en de betekenis erachter. Ook dit convenant heeft de breuk tussen de Hersteld Hervormden en de PKN niet voorkomen.

Achteraf is het gemakkelijk praten. Maar het is duidelijk dat hier sprake was/is van een ecclesiologische uitglijder, met op plaatselijk vlak verregaande gevolgen. Gemeenten geven het convenant een plaats in hun beleidsplan. Daarmee krijgt het een status boven Artikel I van de Kerkorde. Zeker in de uitwerking. En men zoekt de identiteit van de plaatselijke gemeente langs een voorgegeven belijdenisinterpretatie vast te leggen. Nog afgezien van het feit dat het theologisch op gespannen voet staat met de reformatorische opvatting van de verhouding van Schrift en Traditie, is dit missionair en kerkelijk schadelijk. Het is de keuze voor de gemeentevorming in de betekenis van de reformatorische zuil. Het resultaat is – nolens volens, want het is zeer tegen de Hoedemakeriaanse grondstructuur van de hervormd-gereformeerde beweging n de Hervomde Kerk – dat veel GB-gemeenten eigenlijk kiezen en soms daadwerkelijk kiezen voor de status van gemeente van bijzondere aard.

.