Skip to main content

nr5 • 2006 • Vechten tegen de bierkaai?

juni 2006 (20e jaargang nr. 5)

Vechten tegen de bierkaai?1
Zending in Nederland

Dr. G.J. van Butselaar

Zo gauw in kerkelijk Nederland het thema ‘zending in Nederland’ aan de orde komt, kun je een breedkerkelijke zucht horen slaken: wat kun je daar nog over zeggen, wat kun je daar nog aan doen? Je kunt er veel (vrome) woorden aan wijden, maar zal het wat uitmaken? Het is toch vechten tegen de bierkaai? Het is inderdaad alsof onze cultuur weinig ontvankelijk is voor het evangelie van Jezus. De ontwikkelingen van de laatste decennia hebben de situatie bepaald niet verbeterd. Sinds de tweede helft van de vorige eeuw, toen de secularisatie sterk doorzette, hebben twee trends in onze samenleving zich krachtig ontwikkeld: tolerantie en individualisme. Beide konden (en kunnen) op veel sympathie rekenen; ze hebben immers oude papieren in onze geschiedenis en onze cultuur.

Tolerantie is het woord dat gaandeweg de karakteristiek is geworden van de Republiek der Verenigde Nederlanden, na de anti-roomskatholieke en anti-remonstrantse start. In toenemende mate vonden vluchtelingen hier een veilig huis. Te denken valt aan de grote stromen Hugenoten in de 17e en 18e eeuw, aan Joden en nog later aan mensen van verder weg zoals Chinezen. Het relatieve gebrek aan tolerantie voor Joodse vluchtelingen uit Duitsland in de tijd vóór de tweede wereldoorlog werd later sterk veroordeeld. Tolerantie van vreemdelingen is zo innig met de cultuur verweven, dat alleen de beschuldiging al dat je die niet (voldoende) respecteert, je duur kan komen te staan. Vraag het minister Verdonk… Het is een tolerantie die gelegitimeerd wordt door een protestantse traditie, in ons land verbonden met het werk van de (katholiek gebleven) Erasmus van Rotterdam (!). Of Erasmus onze opvatting van tolerantie op het oog had, is de vraag; wel kan worden gezegd dat hij een diversiteit aan andere meningen, andere benaderingen toeliet en niet bij voorbaat afwees.
Die traditionele tolerantie had echter wel bepaalde grenzen, zoals de grenzen van wetten geïnspireerd door de tien geboden, zoals de grenzen van respect en fatsoen, zoals de grenzen van gastvrijheid. In de tweede helft van de 20e eeuw veranderde onze samenleving echter sterk: secularisatie, nieuwe religies, nieuwe relatiepatronen en nog veel meer deden hun intrede. Hoe hierop als samenleving te reageren? Zoals zo vaak bij crisismomenten in de cultuur wordt dan teruggegrepen naar karakteristieken en mechanismen die bekend zijn en werkbaar zijn gebleken in het verleden; bij ons dus naar de tolerantie. Alleen, die tolerantie was wel van karakter veranderd: het was een haast onbegrensde tolerantie geworden, niet langer functionerend onder de condities van morele of legale principes zoals hierboven genoemd. Secularisatie had immers teweeggebracht dat daarover in de samenleving niet langer een communis opinio bestond en alle pogingen zoiets opnieuw te ontwikkelen direct werden bestempeld als aanvallen op de vrijheid, als het opleggen van een nieuw juk. Een gemeenschappelijk Vorverständnis was niet langer voorhanden. Tolerantie werd grenzeloze tolerantie. Deze leidt uiteindelijk tot het uiteenvallen van de samenleving en in extreme gevallen tot complete chaos.

Individualisme

enzelfde ontwikkeling als hierboven beschreven ten aanzien van tolerantie deed zich voor bij een andere karakteristiek van onze cultuur, het individualisme. Dat had niet minder sterke historische papieren. Tot het midden van de vorige eeuw werd door buitenlandse historici enigszins smuichelend gezegd dat Nederlanders zó individualistisch waren, dat men kon stellen ‘één Nederlander - een geloof; twee Nederlanders - een kerk; drie Nederlanders - een kerkscheuring’. Helaas voor deze historici heeft de secularisatie dit fraaie gezegde inmiddels buiten werking gesteld. Wat ze wel goed hadden gezien was hoezeer individualisme onze samenleving tekende. Recht op vrije meningsuiting, recht op eigen organisatie, recht op eigen onderwijs, het zijn rode draden van de cultuurgeschiedenis. Maar ook hier kwam in de tweede helft van de 20e eeuw de morele kaalslag. Individualisme had altijd grenzen erkend, de beschermende grenzen van wederzijdse verantwoordelijkheid, van lotsverbondenheid, van naastenliefde, van gedeelde normen en waarden. Dat viel allemaal voor een groot deel weg de afgelopen decennia; individualisme werd regelrecht egoïsme of zelfs egotripperij. Zo werd de ander in principe de vijand van mijn individuele vrijheid, in plaats van een buurman die beter is dan een verre vriend.

Wantrouwen en onzekerheid

Dat kon uiteraard niet goed gaan. Het resultaat van ongeborneerde tolerantie en ongeborneerd individualisme werd zichtbaar aan het begin van de 21e eeuw. Er werd een sterke toename van criminaliteit geconstateerd, een even sterke toename zelfs van intolerantie die uitmondde in moord op personen die een symboolfunctie vervulden van de ander onwelgevallige meningen. Het schokte de samenleving diep; de reactie erop was opmerkelijk. Twee nieuwe giftige planten begonnen het veld van gevoelens en gedachten van velen te overwoekeren: wantrouwen en onzekerheid.
Het sterkst was het wantrouwen. Mensen begonnen hun buren te wantrouwen. Mensen met baarden of afwijkende hoofddeksels werden argwanend bekeken of zelfs gevolgd. Daarmee echter hield het wantrouwen niet op. Ook overheidsinstanties werden meer en meer gewantrouwd: zijn ze wel eerlijk, liegen ze niet? Zeggen dat je ons beschermt en geheimen laten slingeren, zeggen dat we er op vooruit gaan en minder in handen krijgen: het zijn maar een paar gevleugelde woorden die ons via drukinkt en beeldlijntjes dag in dag uit worden ingeprent. Maatregelen van een overheid worden vergeleken met gruwelijke perioden uit de geschiedenis: heksen- en communistenjacht, vervolging en deportatie, diefstal en geldontwaarding. Mensen met een religie worden ook gewantrouwd, zeker als ze niet bereid zijn de waarheidsclaim op te geven. Dan staat het stempel ‘fundamentalist’ klaar en het wantrouwen kent geen grenzen. Grote verhalen, waar religie mee bezig is, worden sowieso gewantrouwd. Zo werd een ander Nederlands spreekwoord opnieuw populair: ‘Wees vertrouwd en vertrouw niemand’.
Broertje (of zusje) van dit wantrouwen is onzekerheid: wie, wat kun je nog geloven? Welke zorgverzekeraar gooit morgen niet de premies omhoog? Wie kun je nog vertrouwen als politieke partij, als krant, als nieuwsrubriek? Zijn het bij de media niet allemaal jongens en meisjes die dik verdienen aan het dag in dag uit presenteren van ‘schrijnende gevallen’, aan het verspreiden van zwartgallige berichten over de staat der Nederlanden? Welke religie is het echt om goedheid en trouw begonnen en bij welke zit haat en nijd direct onder een dun laagje windowdressing verborgen? Onzekerheid is in veler hart geslopen.

Missionaire kaart

Dat is de culturele kaart van Nederland, maar hoe staat het met de missionaire? Valt er meer te zeggen dan dat grenzeloze tolerantie, grenzeloos individualisme, wantrouwen en onzekerheid, hoe onderling verschillend ook, samen toch een bierkaai vormen voor een missionaire actie die het evangelie wil laten klinken? Je zou het soms wel denken. Wantrouwen zorgt er voor dat een wervend verhaal bij voorbaat verdacht is. Wantrouwen is zelfs in de kerk doorgedrongen; culturele impulsen houden niet stil bij de kerkdeur. Een predikant bekende me eens met rode konen dat hij wantrouwen in zich had voelen opkomen toen moslims bij hem kwamen om zich te laten dopen: zou daar niets anders achter zitten?
De onzekerheid in de samenleving maakt verder dat mensen geen keuze durven te maken. Of, zoals iemand me onlangs zei: ‘Ik ben wel religieus, maar ik ben niet godsdienstig’. Misschien is er wel iets, maar dat ‘iets’ een naam geven, het een rol in je leven te laten spelen, sterker nog: ervan gaan zingen, dat is een station te ver. Onzekerheid in de kerk maakt ook dat het begrip zending tot ongemakkelijke reacties leidt. Moeten die anderen wel zo nodig christen worden? Hebben wij alleen gelijk? We willen nog wel praten over ‘beleidsplannen’ waar het woord ‘groei’ in voorkomt, maar dat is al op het nippertje. Een oproep tot zending, de poging om het hart van de ander te bereiken opdat het zich keert naar Jezus Christus - het levert onzekere gezichten op.
Gelukkig zijn het niet alleen negatieve signalen die de huidige cultuur afgeeft voor zending. Er zijn ook nieuwe gelegenheden, mogelijkheden het evangelie gestalte te geven. Twee aspecten daarvan vallen in het bijzonder op: de nieuwe aandacht voor religie en de vraag naar de toekomst.
In de cultuur is een nieuwe aandacht voor religie ontstaan. We hebben die, zoals Lesslie Newbigin zo’n tien jaar geleden al opmerkte, te danken aan de komst van moslims in onze samenleving. Niet langer kan religie wat lacherig worden afgedaan als een speeltje voor wat halfdemente mensen; niet langer denkt men dat Wim Kans visioen van een safaripark met de laatste christenen in Nederland binnenkort zal worden gerealiseerd. Religie is in discussie. Men ontdekt dat, als men over de grenzen van de provinciaal-Nederlandse secularisatie heenkijkt, de overgrote meerderheid der wereldbevolking religieus betrokken is - wat is er dat wij missen? Zo’n vijfentwintig jaar geleden was het leuk grappen over kerk en christelijk geloof te maken. Vandaag worden ze nog gemaakt, maar ze zijn minder leuk en er wordt nauwelijks meer gelachen. Over religie kan weer gecommuniceerd worden. Over christelijk geloof is dat nog wat moeilijk, maar het tij keert.
Een andere positieve ontwikkeling is de vraag naar de toekomst. Het akelige woord zingeving duidt daar ook op, maar geeft niet aan waar het om gaat. We klagen weliswaar volop, maar de meerderheid van de bevolking heeft toch geen plannen te emigreren naar zonnig Afrika - de stroom gaat eerder de andere richting uit. We hebben het ongekend goed in dit land. Maar juist vanwege die ongekende welvaart, die uitzonderlijke medische zorg, is de vraag naar de toekomst urgent: hoe gaat het verder, hoe zal het zich allemaal ontwikkelen? Houden we dit vol, dit niveau, in een zich steeds meer uitbreidende Europese Gemeenschap? Of, over een andere boeg: houden we dit vol als nieuwe epidemieën over ons losbarsten? Ook de persoonlijke vraag komt terug: wat als ik ziek word? Wat blijft er van me over, wat gebeurt er met mij? Is er een hemel, en is die er voor mij? Het zijn nieuwe, positieve voorwaarden voor zending in Nederland.

Voorbeelden

Zijn er in dit complexe beeld van de Nederlandse samenleving en cultuur vandaag ook concrete voorbeelden te geven van nieuwe missionaire mogelijkheden? Er zijn veel verhalen te vertellen. Ik wijs hier op vier nieuwe fenomenen, die voor de missionaire actie in ons land van belang lijken te zijn.
In de eerste plaats is dat de Evangelische Omroep. Lange tijd was die omroep niet salonfähig en kon men er alleen maar lacherig over doen, zoals bij de oprichting van de EO in het NCRV-bestuur slechts wat gegrinnikt werd. Inmiddels is het een gerespecteerd en invloedrijk medium geworden, waar gelovigen en mindergelovigen zich graag laten zien en dat breed wordt geciteerd. Als een instantie uit is op een christelijke opinie, wordt de EO om een reactie gevraagd.. Waar IKON-tv zo ongeveer alle links naar christelijke geloofsverkondiging (zie het schrappen van de kerkdiensten) en zeker naar missionaire actie heeft uitgebannen, waar NCRV en KRO zich vooral bezorgd maken of wat ze berichten over religie wel political correct is naar de maatstaven van een elitair, vrijdenkend groepje Nederlanders, durft de EO het aan mensen te laten zingen, te laten bidden en te laten getuigen. Opmerkelijk is dat ze daarvoor maatschappelijk niet wordt uitgesloten, maar zelfs worden gerespecteerd. Of: het is met de moderne media mogelijk bij te dragen aan missionaire actie.
Een ander fenomeen vormden de kerkdiensten, de doop-, rouw- en trouwdiensten rond de Oranjes. Tv-kijkend Nederland is verwend met een hoge kwaliteit van de programma’s. Sommige kerkelijke getinte uitzendingen lijken die hoge kwaliteit echter nauwelijks te halen. In deze veelbekeken diensten was een combinatie van zang en muziek, woord en gebed te zien, te ervaren, die een andere groep mensen zal hebben aangesproken dan gebruikelijk is bij tv-diensten. Er werd een beeld gegeven van de kerk op haar best: een gelovige gemeenschap waar je wordt gezegend op blijde en droevige crisismomenten in het leven. Wat dat beeld aan nieuwe indrukken van kerk en geloof heeft achtergelaten, kan missionair van belang zijn.
Verreweg de belangrijkste missionaire gebeurtenis van de afgelopen jaren was uiteraard de presentatie van de nieuwe bijbelvertaling van KBS en NBG. Een week lang was de bijbel niet weg te slaan van het tv-scherm, maandenlang liepen mensen naar de boekhandel om een exemplaar te bemachtigen, de NS-publieksprijs ging naar de bijbelvertaling. Natuurlijk waren dat niet allemaal tekenen van een opbloeiend geloof; natuurlijk moet men zich daarmee niet rijk rekenen. Maar dat zoveel mensen, in en buiten de kerk, verbaal en non-verbaal aangaven dat ze een band met de bijbel hadden, moet missionair van belang zijn, al is het maar om te vertellen hoe bij ons het woord, het Woord is gehoord.
Ten slotte (voor deze opsomming althans): de nieuwe aandacht voor armoede in eigen land. Hierbij gaat het niet alleen over materieel arme mensen, maar ook over sociaal arme mensen, over geestelijk arme mensen, over gevoelsarme mensen. Vaak is de armoede te vinden (en zijn de oorzaken van armoede te zoeken) in een combinatie van deze aspecten. Lange tijd is de trend geweest diaconale en missionaire actie zoveel mogelijk van elkaar te scheiden, onder meer vanwege traumatische ervaringen in de crisistijd voor de tweede wereldoorlog waarbij aan materiële hulp van de kerk te veel immateriële voorwaarden werden verbonden. Vandaag is die vrees niet langer relevant: de kerk is geen machtsinstituut meer en de diaconie niet meer de enige en laatste hulpverlener. Vandaag is het van belang dat diaconie en zending laten zien dat ze eensgeestes zijn: gedreven door de Geest van Christus. Dat gebeurt ook in toenemende mate, in Alpha-cursussen, in voedselbanken geleid door allochtone christenen, in exodushuizen, in vele andere activiteiten. De Naam wordt niet meer verzwegen als het brood wordt gebroken. Niet om te betuttelen, maar om te bevrijden: de arme mag dan voor velen geen naam hebben, er is een plaats waar zijn naam wel gekend wordt. Dat is fundamentele humanisering van individu en samenleving.

Bierkaai

Een handvol voorbeelden van missionaire actie vandaag om mensen het evangelie van bevrijding en hoop door te geven. Evenzovele ontkenningen van de onverzettelijkheid van de bierkaai. Zending in Nederland in de 21e eeuw, in een cultuur van grenzeloze tolerantie en grenzeloos individualisme, blijft een hele klus. Maar het kan wel. Als we maar onze mond durven open te doen. Dan doet de Geest de rest wel.

Dr. G.J. van Butselaar is oud-algemeen secretaris van de Nederlandse Zendingsraad.

Noot:

1 Neerslag van een lezing voor de studenten van de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken op 15 februari 2006.