Skip to main content

nr3 • 2006 • Kroniek

februari 2006 (20e jaargang nr. 3)

Kroniek
Andere tijden

Ds. J. Maasland 


U kent wellicht het tv-programma ‘Andere tijden’. Gedocumenteerd en van deskundig commentaar voorzien word je meegenomen naar vroeger jaren. Thema’s en voorvallen uit de recente geschiedenis worden in herinnering geroepen. Nu hoor je ook meer van de achtergronden via nog in leven zijnde getuigen. De tijd van geheimhouding is intussen gepasseerd. Het zorgt soms voor een vreemde gewaarwording. Je ziet en hoort van zaken en feiten die je nog hebt meegemaakt. En sommige gebeurtenissen staan nog scherp op je netvlies. Karakteristieke stemmen van mensen zorgen soms voor een intense herinnering aan een voorbije tijd. Maar dan,dan is het programma voorbij en  presentator Hans Goedkoop zegt ter afsluiting: ‘Dit was Andere tijden, terug naar de onze’. 

Een soortgelijke ervaring had ik na lezing en herlezing van de omvangrijke biografie over leven en werk van ds. G. Boer, Passie voor het Evangelie, geschreven door dr.ir. J. van der Graaf (uitgave Groen, Heerenveen). Ik zat nog op de middelbare school toen ik de naam van ds. Boer regelmatig hoorde noemen. De befaamde Gedachtenwisseling tussen ds. G. Boer en dr. H. Berkhof verscheen als was het een feuilleton in De Waarheidsvriend van die dagen (1956). Ik herinner me nog goed dat bij ons thuis wekelijks deze afleveringen als eerste werden gelezen en met vrienden en kennissen besproken. Met veel respect en waardering werd over ds. Boer gedacht en geoordeeld. Boers preken maakten later veel indruk op me. Stoer wat betreft toon en taalgebruik raakten ze je diep door hun sterk persoonlijke gerichtheid. Toen ik als student in de jaren zestig de jaarvergaderingen van de Gereformeerde Bond bijwoonde, hield hij soms de jaarlijkse lezing. Zonder schroom en veelal offensief zette hij zijn standpunten uiteen.
Wie het allemaal (nog eens) wil lezen, komt royaal aan zijn trekken in het boek van Van der Graaf. Als er één competent is om Boers levensverhaal te schrijven, dan is hij het wel. Maar een recensie schrijf ik niet. Het gaat me om iets anders. Hoe komt het dat lezing van de biografie van ds. Boer bij mij af en toe het gevoel opriep: dit waren andere tijden. Ik stel mezelf die vraag ook met het oog op het honderdjarig bestaan van de Gereformeerde Bond, waaraan op 22 april 2006 een bijeenkomst gewijd zal worden. Ik wil wat ik bedoel duidelijk maken aan de hand van twee thema’s. Het eerste zou ik willen noemen: het geestelijk klimaat in hervormd-gereformeerde gemeenten toen en vandaag. En het tweede: de veranderde positie van de GB binnen de kerk en de gereformeerde gezindte.   

Geestelijk klimaat

Uit de al gememoreerde discussie tussen Boer en Berkhof uit 1956 is één item het langst blijven doorklinken. Het is dat naar de vraag van het rechte kennen en leren kennen van God. Berkhof erkent dat de klassiek gereformeerde belijdenis niet die functie in zijn leven heeft gehad zoals dat bij Boer het geval is. Berkhof vindt dat genoemde belijdenis slechts antwoord geeft op de vraag: Hoe krijg ik een genadige God? Maar, aldus Berkhof, onze aanvechtingen in het midden van de twintigste eeuw gaan primair om de vraag: Is er een God? Is Hij geen illusie of een projectie? Wij hebben ervaren dat Jezus Christus ook op deze vragen het antwoord en de enige troost is, zo erkent Berkhof. En van daaruit zijn wij Hem en de Schrift en ook de belijdenissen gaan liefhebben. Boer acht vervolgens de vraag: Is God er wel? ontoelaatbaar. Berkhof reageert: Als je die vraag slechts beschouwelijk stelt, als een theoretische kwestie, dan hebt u gelijk. Maar dat geldt evenzeer van de vraag: Hoe krijg ik een genadig God? Ook die vraag is zondig en verwerpelijk als je die slechts beschouwelijk stelt. Want God is ons met Zijn genade al lang voorgekomen.
Deze vraagstelling bracht prof.dr. C. Graafland in 1990 ook weer ter sprake toen - in de dagen waarin het thema Godsverduistering druk besproken werd - zijn bekende boek Gereformeerden op zoek naar God verscheen. Graafland merkt op dat we hier stuiten op het hart van de gereformeerde spiritualiteit. Ik citeer: ‘In feite gaat het daarbij om de vraag, of het ook vandaag nog mogelijk is om in ons geloofsdenken uit te gaan van wat in het reformatorisch belijden centraal heeft gestaan, namelijk de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof in Jezus Christus. Kunnen wij nog steeds stellen dat dit het abc van het christelijk geloof is, waarmee het begint en waarmee het eindigt?’
Berkhofs bezwaar tegen de prediking binnen de GB is dat daarin altijd dezelfde weg wordt verkondigd, vaak ook nog met dezelfde woorden. Hij vindt dan: die prediking moet er ook zijn. Let wel: ook. Maar Boer vindt: alleen.
Waar het mij nu om gaat, is het volgende. Als ik in zijn biografie citaten uit Boers preken lees, herken ik daar uiteraard veel van uit mijn jonge jaren. Maar ik denk tegelijk: wie zou hem vandaag nog verstaan en begrijpen? Niet omdat hij zoveel moeilijke woorden en ingewikkelde zinnen gebruikte. Want hij sprak heldere taal zonder een woord Frans. Maar om de geestelijke inhoud van zijn verkondiging en om de vooronderstelde geloofsbeleving die hij vertolkt. Ik ben de laatste twee decennia in mijn pastorale contacten nauwelijks gemeenteleden tegengekomen die worstelden met de vraag: Hoe krijg ik een genadige God? Ben ik dan geen gelovigen meer tegengekomen? Gelukkig wel, maar hun geloofsbeleving had een andere kleur gekregen. Dat heeft uiteraard te maken met allerlei invloeden. Misschien wel het meest door verschuivingen in de prediking. De laatste tijd wordt de prediking in hervormd-gereformeerde kring nogal in gebreke gesteld. Daarom wordt predikanten en studenten bezinning op wat bijbelse prediking is aangeboden. Lag er eerst veel nadruk op de communicatieve aspecten van de verkondiging (de boodschap en de kloof), recent wordt opnieuw de aandacht gevestigd op wat het grondstramien van reformatorische prediking hoort te zijn: de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof in Christus. Dat zou veel te veel veronachtzaamd zijn en ingeruild voor een verkondiging waarin de verondersteld gelovige mens de handen opgelegd krijgt buiten het sterven van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens, dus buiten bekering, om. Veel prediking binnen de GB zou van arminiaanse snit zijn (prof.dr. A.van de Beek). In de prediking wordt niet meer op de diepte van schuld en oordeel ingegaan en daarom krijgt het kruis van Christus niet zijn werkelijke waarde.‘Weten we ons als gereformeerden nog goddelozen?, aldus dr. C.A.van der Sluijs in Prediking in de crisis, 2005).
Dr. W. Balke zoekt de oorzaak van de kwaliteitsvermindering van de prediking in de theologiebeoefening van vandaag. ‘Wat er nog aan exegese aan de universiteit gedaan wordt, staat zo ver af van de prediking dat je eigenlijk geen bijbelse theologie meer kunt doen aan de universiteit.’ De predikantsopleiding zou ernstig mank zijn geraakt omdat alles gericht is op praktische toerusting. Er ontbreekt bij veel predikanten een bijbelse en een zekere dogmatische structuur. Nogal wat studenten komen voorgebakken door de ‘gemeentetheologie’ op de universiteit aan en laten daarom de literair-kritische scholing die ze krijgen maar aan zich voorbijgaan.‘Goed exegetiseren komt tegenwoordig nog maar weinig voor. Onze jonge generatie wordt onvoldoende getraind in de grondtalen… het resultaat is dat de gemeenten verkommeren’, aldus Balke in een uitvoerig interview in het blad Wapenveld (februari 2005 en wie het in z’n geheel wil lezen kan terecht op de website www.wapenveldonline.nl ) .
Veel kommer en kwel al met al. Je zou bijna gaan wanhopen. Wie al wat langer meeloopt , herkent bepaalde klachten. Ze komen op gezette tijden langs. De kritiek zal zeker waarheidselementen bevatten, al vind ik wel dat men al te snel aan het generaliseren slaat. Bovendien spelen ook andere factoren een rol. Om één voorbeeld te geven. Ik heb jarenlang aan catechisanten en jonge gemeenteleden de rechtvaardiging proberen uit te leggen. Maar ik had meestal het gevoel dat het niet werkelijk overkwam. Hoe komt dat en waar ligt dat aan? Wie het weet, mag het zeggen. Ik heb het vermoeden dat er een verschuiving in de Godsbeleving is ontstaan. In de preken van Boer voltrekt zich keer op keer het drama van Golgotha. Hoorders worden er met de haren bijgesleept. De toorn van God over de zonde wordt bijna tastbaar uitgebeeld. En in dat kader komt de prediking van de verzoening tot stand en krijgt de vraag naar een genadige God (telkens weer) zijn resolute antwoord. Vandaag ligt het accent in de prediking veel meer op de liefde van God die ons in Christus genadig gezind is. De vraag naar een genadige God is al op Golgotha beantwoord en het antwoord wordt in de prediking aangereikt.
Andere tijden. In de jaren vijftig van de vorige eeuw stond het kerkelijk en gemeentelijk leven nog grotendeels overeind. Kerk en predikant speelden een rol van betekenis in het leven van veel kerkmensen. De befaamde drieslag ‘ellende-verlossing-dankbaarheid’ stempelde de meeste preken. Maar we moeten niet vergeten dat veel preken met hun diep geestelijke inhoud en vooronderstelde geloofsweg, zoals in die van ds. Boer, in die dagen niet voor alle hoorders tot zegen was, maar ook over nogal wat hoofden heengingen en daarom buiten nogal wat harten bleven. Ik kom de laatste jaren in het pastoraat onder ouderen nogal eens mensen tegen die in genoemde periode jongvolwassenen waren en met hun kinderen de kerkbanken bevolkten. Ze zeggen nu: ‘We kregen vaak het gevoel dat de inhoud van de prediking niet voor ons was, want wij hoorden niet bij de geestelijke voorhoede van de gemeente. We gingen vaak leeg en ontevreden naar huis. Nu voelen we ons veel directer aangesproken, omdat de prediking dichter bij ons komt in ons alledaagse leven. Veel van hun kinderen zijn intussen afgehaakt of hebben hun heil elders gezocht. Wat ik wil aangeven is: er is een verschuiving in het geestelijk klimaat opgetreden.En we moeten waken voor een nostalgie die niet op de realiteit van die dagen rust.

Gereformeerde Bond honderd jaar

De Bond leeft nog steeds en is toch al bijna honderd jaar oud (22 april 2006). Het is wel een vorm van overleven geworden na de crash van 1 mei 2004. Wie de biografie van ds. Boer leest, leest tegelijk een deel van de recente geschiedenis van de GB. Van 1951-1968 maakte Boer deel uit van het hoofdbestuur waarvan de laatste jaren (1966-1968) als voorzitter. Hij gaf krachtig leiding en imponeerde daarmee velen binnen en buiten de GB. Maar zijn optreden riep ook nogal wat weerstand op in eigen kring. Op de jaarvergadering van 1966 was er kritiek op de door het hoofdbestuur gestelde dubbeltallen. Sommigen wilden in de plaats van Severijn prof. S. van der Linde of prof. H.Jonker opgenomen zien in het bestuur van de GB. In het zojuist geciteerde interview met prof. Balke staat te lezen dat er zich in het begin van de jaren zestig een kleine kring van predikanten had gevormd. Men maakte zich zorgen over ontwikkelingen in de Hervormde Kerk en met name in de eigen kring over de opkomende verrechtsing. Dr. S. Gerssen stelde een Open Brief op. Ik citeer Balke: ‘Het ging niet om ruimte binnen de gereformeerde prediking, een afglijden van het gereformeerde spoor, maar om ruimte vóór de gereformeerde prediking in het midden van de hele kerk’. Kort daarna schreven W. Balke, S. Meijers en M.J.G. van der Velden het boekje De eigen wijs, afkomst en toekomst der gereformeerd-hervormden.  
Beide publicaties werden door het hoofdbestuur afgewezen. Van der Graaf merkt in de epiloog van zijn biografie op dat over deze kwestie in hervormd-gereformeerde kring nog altijd sprake is van een niet verwerkt verleden. In het Wapenveld-interview met prof. Balke is dat ook goed te merken.
In het midden van de jaren zestig start ook de beweging die later onder de aanduiding Samen op Weg bekend is geworden. Van meet af aan is er principieel verzet op gang gekomen tegen SoW vanuit de GB. Ik hoef dat niet nader uit de doeken te doen. Ik heb daar zelf ook jarenlang bij gezeten en voel me daar nog altijd mede verantwoordelijk voor. Toch is mij achteraf meer en meer duidelijk geworden dat SoW voor de GB een valkuil is geworden met alle gevolgen van dien. Zonder het in principe te willen, is de Bond een kerkpolitieke factor geworden, een sterke partij in het spel van de krachten die binnen de kerk op elkaar botsten. Het is uitgelopen op een ongelofelijk drama tussen broeders van hetzelfde huis. Eind 2005 liet het hoofdbestuur een brochure verschijnen onder de titel Hervormd gebleven – Het spoor van de Gereformeerde Bond na 1 mei 2004. Men trekt daarin het boetekleed aan. Er zijn uitspraken gedaan, aldus het hoofdbestuur, in de concrete spanning tussen waarheid en eenheid die een zekere inconsequentie met zich meebrachten. Ze moesten wel geduid worden in hun verband en in het kader van het beleid van de GB. (…) . We hebben zelf reden gegeven te denken dat we uiteindelijk uit de kerk weg zouden willen. ‘Waar dat gevoelen door onzorgvuldige of voor meer dan één uitleg vatbare formuleringen is opgeroepen, betuigen we daarover ook in deze brochure oprecht spijt.’
Honderd jaar Gereformeerde Bond. Als een luis in de pels van de kerk een eeuw lang opgekomen voor het recht van de gereformeerde belijdenis. We zijn intussen in andere tijden beland. Secularisatie en ontkerstening hebben brede bressen geslagen in de muren van de kerk. Ook hervormd-gereformeerde gemeenten hebben volop te maken gekregen met verscheidenheid in geloofsbeleving en geloofspraktijk. De in de jaren zestig al geconstateerde verrechtsing is alleen maar verder toegenomen. En we hebben er uiteindelijk een onderlinge breuk aan overgehouden. Wat kan een Bond nu nog betekenen binnen een brede Protestantse Kerk? Niet veel anders meer dan een soort platform, waar gelijkgezinden elkaar ontmoeten en bemoedigen. Of een denktank die de bezinning op geloofsvragen stimuleert en gaande houdt. Een gereformeerde beweging in een plurale kerk. Na honderd jaar zijn de doelstellingen van eertijds niet gehaald: de Hervormde Kerk oprichten uit haar diep verval, zoals dat in die dagen werd geformuleerd.
Stromingen en richtingen van uiteenlopende aard kregen ooit ruimte in de Hervormde Kerk. Sommige gereformeerden raakten daarom buiten deze kerk: Afscheiding en Doleantie. Weer andere gereformeerden bleven desondanks in de kerk. Beider ideaal, één werkelijk gereformeerde kerk, is nimmer gehaald. En ook na honderd jaar GB zijn we daar zelfs verder van verwijderd geraakt dan ooit. Zij die bleven raakten verdeeld. Zij die gingen waren het al veel langer. Je zou soms denken dat het typisch gereformeerd is om het vooral niet met elkaar eens te zijn. Of zou het misschien zo kunnen zijn dat de gereformeerd gekleurde geloofsbeleving er slechts één is op het palet van de katholieke christelijke kerk. Laten we het daar voorlopig maar op houden.

Andere tijden, ja. Terug naar de onze.