Skip to main content

nr4 • 2006 • Natuurlijk geloven ook dominees, of niet?

april 2006 (20e jaargang nr. 4)

Natuurlijk geloven ook dominees, of niet?
Dominees schrijven elkaar (5) 

Dr. L. Westland en drs. W.F. Schormans

Een predikant met een groot aantal dienstjaren en een predikant in zijn eerste gemeente schrijven elkaar. Over de ontwikkelingen in de kerk, het werk in de gemeente, de preek, de wensen van de kerkgangers en het leven in de pastorie. Wat komen ze tegen, wat verheugt, irriteert of verbijstert hen?

Beste Giel,

Het tweede punt van mijn laatste brief ging over de veelheid aan taken in ons werk. En je hebt er uitgebreid op gereageerd. Het is goed om te beseffen dat we voor Gods aangezicht niet alleen dominee zijn, maar ook mens met onze vele persoonlijke relaties. En het zal altijd wel een opgave blijven om prioriteiten te stellen. Hoewel, we zijn toch primair mens. Het heil, de verzoening, de ver­nieuwing en alles wat met de Middelaar te maken heeft, is toch secundair. Wij moeten ook als dominees leren via het heil weer helemaal mens te zijn!
Niet te veel Van Ruleriaanse beschouwingen in deze brief. Mag ik je aandacht vragen voor twee kwesties die mij bezighouden: het geloof van de dominee en de kerk van de domi­nee. Zo op het eerst gezicht twee vanzelfsprekende punten. Natuurlijk gelooft de dominee en natuurlijk behoort hij bij de kerk en is de kerk hem lief. Toch is het niet zo vanzelfsprekend.

Eerst wat betreft het geloof van de dominee. Enige tijd geleden werd mij zo tussendoor op een gespreksavond de vraag gesteld: Dominee, wat betekent het geloof voor uzelf? Bij zo'n vraag word je even stil en iedereen keek me aan. Je geeft antwoord. Maar die vraag is wel bij me blijven hangen. Ik vind het nog steeds niet gemak­kelijk om daarover iets te zeggen. Ik heb toen iets gezegd over werkelijkheid van God, die vanuit zijn Woord mij aanspreekt. Over steeds weer opnieuw de kracht van dat Woord beleven en over de vreugde bij het voorgaan in de eredienst. Nu ik het zo aan jou voorleg, komt dat gevoel weer boven. Ik vind het niet zo eenvoudig om als dominee over mijn geloof te spre­ken. Om te zeggen hoe het geloof mijn leven bepaalt. Ik zou dat toch vlot weg moeten kunnen, als een soort verantwoording van mijn dagelijks bezig zijn met het geloof, met daarbij in mijn achterhoofd 1 Petrus 3:15. En ik vraag dan maar aan jou: Hoe zit dat bij jou? Hoe reageer jij als gemeenteleden vragen naar je geloof?

Dan het tweede punt: de dominee en de kerk. Zonder de kerk zou ik geen predikant zijn. De kerk is het organisatorisch verband, waarbinnen ik als dominee  functioneer. Ik vind het
niet gemakkelijk de kerk in mijn bezig zijn goed in het vizier te houden. Door de jaren heen heb ik in heel wat verbanden van de kerk meegedaan: scriba van een classis, commissie voor het dienstboek, voorzitter van een Prov. Kerkvergadering. En toch heb ik heel vaak het besef gehad: is dit de kerk waarbinnen ik dominee ben? En sedert de Protestantse Kerk in Nederland een feit is, is dat gevoel versterkt. De kerk zegt me soms niet zoveel.Nog erger: soms zegt ze me helemaal niets. En dat vind ik helemaal niet goed van mezelf, maar toch is het zo. Hoe komt dat toch? Dat probeer ik te ontdekken. Ik weet wel dat het ermee te maken heeft, dat ik sprak over de kerk als organisatorisch verband, terwijl ik over de kerk als geestelijk realiteit moet spreken. Maar zit juist daar niet het knelpunt? En zijn wij met al onze kerkelijke, organisatorische zaken, die veel tijd en energie vergen, niet verkeerd bezig?

Met dat ik dit zeg, besef ik heel goed dat alternatieven niet gemakkelijk zijn. Het is toch best merkwaardig. Vaak wil ik het verband tussen geloof en kerk onderstrepen. Vooral als ik hoor zeggen dat die kerk nergens voor nodig is. En dan weer heb ik zelf moeite met die kerk en ervaar ik distantie. Hoe komt dat toch? Giel, hoe zie jij jezelf als dominee van de kerk? Ik ben benieuwd naar je reactie.

Bert Westland


Beste Bert,

Bedankt voor je brief. Herkenbaar. Ik stel als predikant aan mensen soms directe vragen: wat betekent het geloof voor jou, wie is Jezus? En vaak merk ik dat het mensen eenvoudigweg aan taal ontbreekt om te verwoorden wat ze geloven of wat het geloof voor hen betekent. Omdat ze die taal niet is aangereikt door hun ouders of door de kerk, of omdat het moeilijk is om zoiets existentieels goed te verwoorden. Soms verbaast me dat, soms stelt het me teleur, in de zin van: heb je daar dan nog nooit over nagedacht!? Maar als je zelf zo’n directe vraag krijgt, blijkt het ook heel moeilijk te zijn, ook als voorganger om zoiets teers goed onder woorden te brengen. Ik vind het wel belangrijk in welke context die vraag gesteld wordt. Als het een poging is de nieren van de dominee te proeven, als de meetlat uit de rechter of de linker binnenzak te voorschijn wordt getoverd om de dominee de maat te nemen, dan heb ik absoluut geen trek om op dat soort vragen in te gaan. Toch probeer ik het wel, vooral in het geloofsgesprek met mensen die aan de rand van de kerk staan.

Argumenten maken in zo’n context over het algemeen weinig indruk, maar een persoonlijk getuigenis van wat het geloof voor mijzelf betekent, dat wekt soms wél interesse. Ik probeer er terughoudend in te zijn omdat tegen een persoonlijk getuigenis ook weinig valt in te brengen en daarmee het gesprek ook op slot kan gaan. Maar ik ben er van overtuigd dat we als dominees zelf ook in onze ziel moeten laten kijken, wat betreft geloof, maar ook wat betreft twijfel en aanvechting. Niet om te koketteren, maar om verbinding te leggen van hart tot hart. Een toga kan een harnas worden waarachter je je verschuilt.

Mijn geloof heeft alles te maken met de kerk, het tweede punt waarover je spreekt. Ik heb geloof nodig om het in de kerk uit te houden - ik gelóóf een heilige algemene christelijke kerk - anderzijds, zonder kerk kan ik niet geloven. Door middel van de kerk heb ik het geloof ontvangen en daar ben ik dankbaar voor. Daarom en omdat het Christus’ kerk is, wil ik niet laatdunkend over haar spreken. Maar als ik de verdeeldheid en traagheid zie, dan zakt de moed mij wel eens in de schoenen. Er is nu een prachtig visierapport verschenen. Leren leven van de verwondering. Dat helpt me wat dat betreft ook niet. In de uitgangspunten van beleid kan ik mij vinden, ik vind het initiatief ook goed, maar als ik het lees bekruipt mij toch het gevoel dat de realiteit niet onder ogen wordt gezien. ‘Niet neergang, maar geloof in de kracht van het Woord dient het leven van de kerk te bepalen.’ Ja, maar vooralsnog lijken de feiten wel een andere richting op te wijzen. En het wordt tijd dat we daar ook naar gaan handelen. Organisatorische ingrepen, duidelijke keuzes maken. En dat kan alleen als de oorzaak van de neergang duidelijk is. En dat mis ik een beetje.

Waar is de visie op hoe het zo ver heeft kunnen komen met de kerk? Is het een ongelukkige samenloop van omstandigheden die met 12 punten van beleid kan worden gewijzigd? Of is er ook sprake van schuld, van nalatigheid en ongeloof? Waar is de verootmoediging en schuldbelijdenis over het feit dat wij als kerk het Woord krachteloos maken door onze verdeeldheid? De hele vormgeving vind ik verhullend. Waarom staan er vooral foto’s afgedrukt van hippe, biddende, zingende, dreadlocks dragende jongeren, terwijl de gemiddelde gemeente vergrijst en jongeren het massaal laten afweten(tenzij ze een rok en een hoedje dragen)? Is het een vorm van ontkenning, is grijs niet goed?

Aan de andere kant maak ik in de kerk ook steeds weer dingen mee die me inspireren. Een nascholing op Hydepark, waar je door alle verdeeldheid heen toch eenheid ervaart, inspirerende contacten met collega’s, verhalen van mensen die door de kerk de roepstem van Christus hebben gehoord. Ook dat is onze kerk en het geeft me het geloof dat God haar niet heeft losgelaten. Dat zij toekomst heeft ondanks zichzelf. Hartelijke groet,

Giel Schormans


Dr. Bert Westland (1944) is predikant van de hervormde gemeente te Elburg.
Drs. Giel Schormans (1974) is predikant van de hervormde Eben Haëzerkerk in Nijkerkerveen.