Skip to main content

nr6 • 2007 • Waar vind ik in de Bijbel de protestantse dominee?

juli 2007 (21e jaargang nr. 6)

Waar vind ik in de Bijbel de protestantse dominee?

Dr. H. de Leede

De redactie vroeg mij een ‘bijbels-theologische benadering van de predikant’. Mijn antwoord kan kort zijn. Dat lukt niet. De dominee van de kerken van de Reformatie vinden wij zó niet in de Bijbel. Hij is een respectabele conclusie uit de gegevens van de Schrift in het kader van een noodzakelijke vernieuwing van de kerk in de 16de eeuw. Hetzelfde geldt van de drie ambten van de gereformeerde Reformatie – predikant, ouderling en diaken. Die zijn niet dwingend af te leiden uit de Bijbel.

De genoemde drie ambten blijken echter al vijf eeuwen lang een contextueel-adequate vertolking van de nieuwtestamentische gegevens over de leiding en structuur van de kerk. Nog sterker geldt dit van het adagium van de Reformatie over de gelijkwaardigheid van de drie ambten. En als de Kerkorde van 1951 zegt dat de kerk geregeerd wordt door de ambtelijke vergadering ‘in vergadering bijeen onder aanroeping van de Naam des Heeren’, dan is dat de weerslag van een oerprotestants, democratisch levensgevoel. (Met wel een regentesk voorbehoud, want het was wel vaak een heel kleine kerkenraad die het voor het zeggen had, en elk synodelid klaagt vroeg of laat over ‘de macht van het moderamen’.)
Hoewel we onze mooie protestantse kerkordening van de drie gelijkwaardige ambten en de presbyteriaal-synodale kerkleiding zo niet in de Bijbel lezen, heeft deze kerkstructuur wel veel goeds voortgebracht. Ik denk aan de mondigheid van de gelovigen, aan een gedeelde verantwoordelijkheid in de kerk, en aan een democratisch grondbesef. En toch, het kan vanuit het Nieuwe Testament ook anders.

Beter een goede paus dan een slechte kerkenraad

Ignatius trok al vóór het jaar 200 bepaald geen ‘protestantse’ conclusies uit de gegevens in het Nieuwe Testament. Volgens deze figuur op de overgang van nieuwtestamentische tijd naar de periode van de vroege kerk, is de episcopus (opziener/bisschop) de leider van de kerk. De presbyteroi (oudsten) en de diakonoi (diakenen) zijn hem ondergeschikt. Staat dat zo al in de Timoteüsbrieven en de brief aan Titus? Dat is weer een vraag aan Ignatius. Maar, het is onmiskenbaar waar dat een meer hiërarchische kerkopvatting zeker zo sterke bijbelse papieren heeft als de protestantse conclusies uit het Nieuwe Testament. De vroege kerk trok die hiërarchische lijn verder door.
Die hiërarchische opvatting van kerk en ambt blijft trekken. Ook in de kerken van de Reformatie. Veel kerken van de Reformatie kennen de bisschop of de superintendent. En die zo geroemde gelijkwaardigheid van de drie ambten is ook in de kerken van de Reformatie nooit helemaal van de grond gekomen. Wat de paus van Rome op wereldformaat is, was menige hervormde dominee op plaatselijk niveau of de hervormde synodepreses op nationaal niveau. Een scriba van de vroegere hervormde Provinciale Kerkvergadering gedroeg zich niet zelden als een bisschop in zijn regio. En was of is dat erg? Als er in Rome nu eens een goede paus zetelt? Als er nu eens een goede seniorpredikant regionaal bisschoppelijke bevoegdheden krijgt? Misschien zouden nogal wat aankomende predikanten daar blij mee zijn! En gemeenten die met hun dominee in de maag zitten, zouden er wel bij varen wanneer  een superintendent een wijs besluit zou kunnen nemen. En wat zou het heilzaam zijn voor gemeente en predikant samen, wanneer onder aansturing van de ‘superintendent’ afgesproken wordt dat de predikant nog een paar jaar doorwerkt in deze plaats, zonder de angst te hoeven hebben ‘dat hij of zij misschien later geen kans meer krijgt om weg te komen’.

Vanouds is de bisschop de garantie voor de continuïteit van de kerk op plaatselijk en op regionaal niveau, en hij verpersoonlijkt de band met de kerk van alle tijden en plaatsen. Wij komen er meer en meer achter dat een kerkenraad daarvoor niet (meer) toereikend is, en een synode van de Protestantse Kerk nog minder. De snelle wisseling van bemensing van kerkenraden en de ingewikkeldheid van een zo plurale kerk vragen om een andere waarborg van de continuïteit. En dan gaat dat uitdrukkelijk zowel om de inhoud van het leven der kerk – belijden en ethiek – als om de aansturing van mensen.
Kortom, het is niet voor niets dat de dienaren des Woords bevestigd worden met handoplegging. Zij staan daarmee in de continuïteit van de kerk van alle tijden en plaatsen. Voor hun goed functioneren als ‘herder en leraar’ hebben de dienaren des Woords ter plaatse de episcopus nodig. En zelf moeten zij in de plaatselijke gemeente (= evengoed volledig ‘kerk’) ook iets hebben van de episcopus. Immers…

Liever een sterke dominee/episcopus dan een charismatisch-evangelische ‘leider’

Er is nog een reden om creatief na te denken over de bisschoppelijke aspecten van ons kerk zijn en de betekenis daarvan voor onze opvatting van het ambt van de predikant. Ik bedoel de opkomst van de dominee als charismatisch en bevlogen voorganger met dito uitstraling. Ook die heeft oude, bijbelse papieren. We kunnen uit de nieuwtestamentische brieven ook een charismatische kerkstructuur afleiden. Dat is de eeuwen door ook gedaan. Aan de gemeente zijn de charismata toebedeeld, aan een ieder naar de mate van het geloof en zoals de Geest het goed acht. De structuur van de gemeente wordt dan die van een samenhangend geheel van bedieningen (‘ministries’, want in deze kringen spreekt de Geest graag Engels). Eén van de ‘ministries’ is dat van de voorganger als geestelijk leider: vrijwel altijd man, begaafd spreker, sterke uitstraling, natuurlijk overwicht, vertrouwenwekkend, en met een heldere boodschap. Is daar wat op tegen? Niet veel. Bij zulke voorgangers groeien gemeenten. Daar kun je al helemaal niets tegen hebben, hoe sneu het ook is voor de omringende gemeenten, die leden kwijt raken. Ligt hier niet de oplossing in onze tijd van kerkelijke terugloop en kleurloosheid van veel protestantse gemeenten? Ga maar kijken in Hoofddorp, Drachten, en in PKN-gemeenten waar de voorganger bevlogen is en tenminste ergens voor staat!
Het punt is dat in de charismatische gemeentestructuur de waterscheiding flinterdun is tussen de ‘man’ en de ‘macho’, tussen ‘begaafd spreker’ en ‘manipulator’, tussen ‘sterke uitstraling’ en ‘geliktheid’, tussen ‘persoonlijk gezag’ en ‘machtsmisbruik’, tussen ‘vertrouwenwekkend’ en ‘mensen aan jouw persoon binden’, tussen ‘helder en aansprekend’ en ‘simpel en herkenbaar voor de eigen groep’. De (kerk)geschiedenis leert dat de charismatische kerkstructuur zo haar eigen kwetsbaarheid heeft. Daarom heeft de kerk altijd weer op beslissende momenten de bisschop ingezet tegen de charismaticus, de ambten tegen de geestdrijvers. Dat het daarbij vaak, te vaak, niet zachtzinnig toeging, is ook duidelijk.
Evenals de kerk wereldwijd evangelicaliseert ook onze Protestantse Kerk. En veel dominees en kerkleiders met haar. Dat is begrijpelijk. De missionaire situatie vraagt om gedreven mensen met een sterke overtuiging. Eigentijdse communicatie vraagt om mensen met een sterke uitstraling en een goede performance. Moderne organisaties vragen om flexibele aansturing en doelgericht management. Charismatische leiders hebben de wind mee. En laat het vooral maar waaien. Evenwel, vroeg of laat zullen ook wij ontdekken dat de wal van de ambtelijke kerkordening het charismatische schip keert. En dat moet ook. Want charismatisch-evangelisch is goed, maar synodaal-episcopaal is beter. Geef mij liever een sterke dominee dan een charismatisch-evangelische leider. Komt de eerstgenoemde zich te ontgaan, dan vliegt hij zelf uit de bocht of desnoods gooit de kerk hem eruit. Want nooit is hij ‘is gelijk de kerk’. Komt de tweede zich te ontgaan, dan sleept hij vaak de gemeente mee. Want dan blijkt hoezeer hij en de kerk, en Gods eigen stem samenvielen.

De dominee in het klassieke bevestigingsformulier

Tegen de achtergrond van de voorgaande overwegingen herlas ik na veel jaren het klassieke formulier voor de bevestiging van de dienaren des Woords. Een boeiende leeservaring! Wat viel mij op?
    1. Efeziërs 4 vers 7 vv is in het formulier de locus classicus. Daarin volgt het formulier Calvijn in diens Institutie. Deze pericoop geeft het raamwerk waarin andere relevante schriftgegevens worden ingepast. Het ambt van de predikant wordt gedefinieerd vanuit de herder en leraar (vers 11). Met name vanuit het beeld van de herder werkt het formulier de figuur van de predikant nader uit. De keuze voor dit beeld is niet verwonderlijk. Het is een centraal bijbels beeld voor allen die gezonden zijn met een bijzondere roeping: koningen, profeten, priesters, apostelen. Het beeld geeft ook goed aan wat de roeping van de predikant is: de hem toevertrouwde kudde leiden in en bewaren bij de grazige weiden van het heil. De predikant is daarom dienaar des Woords met vier taken: uitleg en toepassing van het Woord Gods (de bediening der verzoening), de dienst van de gebeden, de bediening van de sacramenten en - samen met de ouderlingen - het opzicht over de gemeente, zowel de leer als het leven. Als vijfde taak noemt het formulier de ‘bijzondere verantwoordelijkheid van de predikant in de zielzorg’.
    2. Met een zekere vanzelfsprekendheid worden teksten in het Nieuwe Testament, die betrekking hebben op andere dragers van charisma’s, bedieningen, zendingen of ambten toegepast op de dienaar des Woords, de herder en leraar. De centrale locus over de dienst van de verzoening (2 Cor. 5:17vv) – oorspronkelijk een zelfaanbeveling van Paulus met het oog op zijn zending als apostel – past het formulier zonder meer toe op de dienst van het Woord door de dienaar des Woords. De nieuwtestamentische profeten (1 Cor. 14:3) zijn verkondigers van het Woord Gods. Woorden uit de pastorale brieven, 1 en 2 Timoteüs en Titus over de episcopus en over de presbyteros worden zonder meer toegepast op de dienaar des Woords.
    3. Impliciet wordt uit het formulier duidelijk dat de episcopus in de gereformeerde ambtsleer zijn invulling krijgt in het ambt van de herder en leraar. De ouderling is de presbyteros. In de tucht over leer en leven raken de taken van de episcopus / predikant en de presbyteros /ouderling elkaar. Beiden hebben daarin een specifieke verantwoordelijkheid, de eerste als episcopus en de tweede als presbyteros. De eerste vanuit de leer van apostelen en profeten, de overlevering, de tweede met als scopus het welzijn van de gemeente ter plaatse rond het heilig Avondmaal.
    4. Opvallend vond ik verder hoe in het klassieke formulier de schriftgegevens uit 1 en 2 Timotheüs en Titus toegepast worden op de persoon van de predikant, zijn geloof, zijn belijden, zijn levenswandel en de attitude waarmee hij zijn ambt en beroep heeft uit te oefenen. Het gaat daarbij over ‘trouw en betrouwbaarheid’, ‘bekwaamheid anderen te leren’. De dienaar des Woords moet ‘vrij zijn van hebzucht, eerzucht en heerszucht’, het werk ‘vrijwillig en met toewijding’ doen, een ‘voorbeeld zijn voor de gelovigen in woord en wandel’. Hij moet zijn gaven ontwikkelen, blijven studeren (‘aanhouden in het lezen van het Woord’) en toenemen in de genade. Gewezen wordt op zijn ‘geduld’ en de ‘bereidheid omwille van Christus’ dienst te lijden’. In de voorbede na de bevestiging en handoplegging klinken woorden als vrijmoedigheid, wijsheid, moed, standvastigheid en opnieuw ‘een voorbeeldige levenswandel’.
Het zijn allemaal aspecten van wat wij in onze tijd de personale geschiktheid voor het ambt zouden noemen. De traditie is zich terdege altijd bewust geweest van de betekenis en het belang van de persoon van de drager van het ambt.

De toekomst van de dominee en de dominee van de toekomst

Ik trek een paar conclusies uit bovenstaande waarnemingen met het oog op het gesprek in de kerk over de predikant.
    1. De gelijkwaardigheid van de drie ambten verdient heroverweging. De ambten zijn ongelijksoortig, zowel wat betreft zending als wat betreft inhoud. De zending van de ouderling en de diaken zijn per definitie gebonden aan de plaatselijke kerk. De predikant is door zijn zending verbonden met de bovenplaatselijke en oecumenische gestalte van de kerk. Dat geeft hem een eigen verantwoordelijkheid voor de geestelijke leiding van de plaatselijke kerk. Idem voor de kerken van een regio (seniorpredikant, superintendent, bisschop).
    2. De notie van de apostolische successie, en de handoplegging als teken van de continuïteit met de kerk van alle tijden en van alle plaatsen, verdienen heroverweging in de protestantse ambtsleer.
    3. De huidige culturele context van de kerk, en dus ook van de Protestantse Kerk in Nederland, vraagt om een wending naar een synodaal-episcopale kerkstructuur. De discussie over een gelaagdheid binnen het ambt van predikant – HBO-opgeleide voorganger in specifieke diensten van Woord en Sacrament, juniorpredikant, seniorpredikant, bisschop – moet gevoerd worden. De uitkomst van deze discussie heeft gevolgen voor de (bovenplaatselijke) aansturing en eventueel een centraal werkgeverschap voor de predikant. De discussie mag daar echter niet toe worden gereduceerd.
    4. Predikanten zelf en de gemeenten en instellingen moeten veel bewuster kiezen voor concentratie op de core business van de predikant: de uitleg en toepassing van de Schrift, de dienst van Woord en Sacrament, de dienst van de gebeden, de leiding van de gemeente in belijden en leven en de zielzorg. Daarin moet hij of zij uitblinken en onmisbaar zijn. Dit impliceert een grote nadruk op studie, voorbereiding en leiding geven aan de kerkdiensten, investering in de educatie.
    5. Vanwege de grotere nadruk op de persoon(lijkheid) van de predikant als voorganger van de gemeente, als beeld en representant van de kerk, als publiek getuige in de samenleving, en als verbinding met de oecumene, moet de kerk hoge eisen stellen aan de opleiding en de persoonsvorming van de aanstaande predikant. In dat kader past een heropening van de discussie over de predikant-in-opleiding, de eerste (voorwaardelijke) toelating en de tweede (definitieve) toelating tot het ambt.
    6. De vitaliteit van de Protestantse Kerk is één op één verbonden met de kwaliteit van het predikantschap. Daarom is het onvoorstelbaar dat de kerk nog steeds geen aangestuurde permanente educatie van haar predikanten vraagt en daarin investeert. Een positieve besluitvorming hierover is een signaal dat de predikant de kerk wat waard is. Omgekeerd mogen kerk en gemeente van de predikant kwaliteit verwachten. Op straffe van verlies van bevoegdheid. Dat is toch in onze tijd voor elk beroep normaal? Op dit punt zeg ik het mee, dat het predikantschap een gewoon beroep is.

Dr. H. de Leede is rector van het seminarium van de Protestantse Theologische Universiteit