Skip to main content

november 2008 (23e jaargang nr.1)

dr. Ad Prosman over Nietzsche
door dr. H. de Leede

Reactie van ds. B. Metselaar

Leerdam, december 2008.

Beste Bert,

vanmiddag las ik je bespreking van het proefschrift van Ad Prosman (dominee in "mijn" Hoogeveen!) in Kontekstueel. Wat aardig zei je te willen dat hij nog even was "blijven doorpraten".

Dat geeft mij vrijmoedigheid voor deze wellicht wat lichtvoetige brief.
Ik vraag: doe dat ook eens. Blijf nog wat doorpraten over die laatste gedachten: de pneumatologische doordenking van Barth's Nichtige.

Want het feit dat het de Eeuwige behaagd heeft zijn dienstknecht Karl Barth tot zich te nemen voordat deel V en VI van de KD voltooid waren ontslaat de theologen toch niet van de opdracht dat werk tot een (voorlopig) einde te brengen.

Ik acht "onze" Van der Kooi (die van dat mooie "kennisboek" van Calvijn en Barth) er wel toe in staat. Hij weet genoeg van Barth en Calvijn en zal ook de pneumatologische gedachten van Van Ruler kennen.
Meer heb je voor die delen van de KD: (pneumatologie (V) en eschatologie(VI))  toch niet nodig? Kan hij ook meteen een einde maken aan die “gekke” tegenstelling tussen Barth (Miskotte) en Van Ruler. Volgens Hasselaar een gevecht van twee arenden in de ijle lucht. Ik hoop, voor mensen met wat meer afstand: een prachtige dans van twee zwanen!

KD V zal dan wel "De Leer van de Heilige Geest", worden als ik zo naar de structuur van de eerdere delen kijk.

Hoofdstuk 1 (of paragraaf zoveel): de Heilige Geest en het Woord van God (Nicenum:.....die gesproken heeft door de profeten) en hoofdstuk 2 zal wel over de Derde Persoon van de Triniteit moeten gaan, maar hoofdstuk 3 zal zeker de Leer van de Heilige Geest en de Schepping omvatten (de "Roeach” die op de chaoswateren broedt en de geest waarmee God van het aard mannetje en vrouwtje "levende wezens" maakt). En daar kan Van der Kooi (of wie het ook maar gaat doen) mooi met jou "doorpraten" over de G(g)eest en Das Nichtige.

Het bezwaar van Prosman tegen Barth lijkt me te zijn dat Barth vanuit zijn christologie geen ruimte heeft om das Nichtige, het Kwaad, en dus ook het nihilisme van Nietzsche, Heidegger en Sartre en onze tijd, voldoende serieus te nemen. Jij lijkt Ad hierin bij te vallen. Het doet me denken aan wat ik vaak hoor: Barth neemt het “nee van de mens tegen de genade”, “het atheïsme”, kun je ook zeggen, en daarmee de mens en de geschiedenis niet echt serieus. En dat omdat hij meent te mogen geloven dat op Golgotha das Nichtige eens en voorgoed is overwonnen.
Ondanks het lichtvoetige van deze brief word ik bij deze kritiek altijd emotioneel. Maar wat is theologie zonder emotie? Ik vraag: wat doet Barth eigenlijk anders dan Paulus als deze verheugd uitroept “dood waar is uw prikkel”? Ik vraag ook, vanuit mijn verstaan van Barth: kan God de nee-zeggende mens, kan God het Kwaad, kan God das Nichtige nòg serieuzer nemen dan door te zeggen: Laat dat kwaad nou voor mij! (Genesis). Nog serieuzer dan door te zeggen (en het dan ook te doen!): In Christus zal Ik das Nichtige, dat Kwaad zelf op me nemen, het wegdragen, “zo ver het oosten is van het westen”?

Genoeg om te hebben toegelicht dat ik graag zou zien dat je nog even doorpraat. Vooral ook omdat het voor mij een heel nieuw gezichtspunt is: de Geest en das Nichtige.

Nou ja, je begrijpt, ik geef dit maar voor wat het waard is en ook om mijn waardering uit te spreken voor jouw theologisch en ander werk voor zover ik dat ken (en dat van Kontekstueel).

Hartelijke groeten,

Bart Metselaar.