28e jaargang nr. 2 (nov. 2013)
Laat het niet verstenen
Bijbelstudie Jozua 4:1-24
M.A. Muis MA
‘Ga [...] de Jordaan in. U moet allemaal één steen op uw schouders nemen, één voor elke stam van Israël. […] Wanneer uw kinderen later zullen vragen wat die stenen betekenen, dan moet u ze vertellen dat het water van de Jordaan werd tegengehouden door de aanwezigheid van de ark van het verbond met de HEER […] en dat deze stenen daarvan voor Israël een eeuwig gedenkteken zijn.’
Begin juli was ik in Lesotho, een hooggelegen koninkrijk dat geheel wordt omringd door Zuid-Afrika. Tijdens een wandeling door het kale landschap, stuitte ik op een door mensenhanden gemaakte stapel stenen. In de veronderstelling dat het een gedenkteken was, vroeg ik me een tijdlang af: ter herinnering aan welke gebeurtenis zullen deze stenen hier zijn neergezet?
De gids hielp me een paar uur later uit mijn droom: dergelijke 'steenmannetjes' vind je in veel berggebieden; ze markeren grenzen of paden en dienen zo als navigatie. Ik was een illusie armer, maar die stenen bleven me fascineren. Een monument; het had toch best gekund?
'k Zal gedenken hoe voor dezen...
Het oprichten van stenen naar aanleiding van memorabele gebeurtenissen is iets van alle tijden en plaatsen. Ook in de Bijbel lezen we er een aantal keer over. Ik denk aan Jakob bij Bethel, slapend met zijn hoofd op een steen. Nadat hij in zijn droom had gehoord hoe God hem land, nakomelingen en bescherming beloofde, zette hij de steen rechtop als herinnering aan Gods aanwezigheid daar op die plaats (Gen. 28). Jaren later openbaarde de HEER zich nogmaals met dezelfde belofte. Opnieuw zette Jakob een steen als gedenkteken neer op de plaats die hij huis van God had genoemd (Gen. 35).
Of Mozes na de verbondssluiting. Net als Jozua zette hij er twaalf neer; één voor elke stam (Ex. 24). En ook Samuël plaatste een steen – Eben-Haëzer – ter herinnering aan Gods hulp bij de strijd tegen de Filistijnen (1 Sam. 7).
Steeds was de aanleiding een gebeurtenis waarbij men de aanwezigheid van de HEER ervaren had. De stenen dienden dan ook als simpele, maar zichtbare verwijzers naar Gods daden, bedoeld om het collectieve geheugen up to date en de herinnering levend houden. Zo ook bij Jozua.
De toekomst ontsloten
Als straf op hun rebellie waren de dagen dat de twaalf verspieders het land hadden mogen verkennen, omgezet in jaren van rondzwerven. God had woord gehouden. De Israëlieten hadden de toegezegde straf gekregen, maar nu kwam er een einde aan en mochten ze het beloofde land binnengaan. Precies op tijd om er Pesach te vieren (Joz. 5:10-12), het feest van redding en bevrijding.
Men stond op de oevers van de Jordaan; de rivier die een natuurlijke grens vormde. De stappen van de priesters het water in, waren stappen in geloof. En al snel toonde God zich als Redder door onmogelijkheden heen. Hij baande een weg door het water, zoals Hij eerder ook bij de Schelfzee had gedaan. Waar Gods wil is, is een weg. En zo kon het volk droogvoets de Jordaan over, hun toekomst tegemoet.
Een gepolijst monument
Zodra de nieuwe, onbekende grond aan de overkant betreden was, deed Jozua wat de HEER hem had opgedragen: hij gaf opdracht tot het maken van een gedenkteken op de plek waar het volk de nacht zal doorbrengen (vers 3-8). Gilgal wordt als de plek genoemd (19), al discussiëren geleerden over de vraag waar dat precies gelegen heeft. Twaalf vertegenwoordigers moesten stenen uit het midden van de Jordaan nemen – van de plek waar de priesters met de ark stonden – en daarmee een gedenkteken oprichten. Twaalf heel verschillende stenen, maar symbool voor dat ene wonder: God hield de Jordaan tegen en redde zo de Israëlieten van het water. Door de schurende werking van water en zand moeten de stenen in het ruwe landschap wel zijn opgevallen. Een eeuwig gedenkteken (7), opdat men niet zou vergeten wat Gods machtige hand op deze plek gedaan had en vol ontzag voor Hem zou zijn (24). Want niet het monument zelf is van belang, maar de gebeurtenis waarnaar het verwijst en de betekenis daarvan voor Gods volk.
Vraag en antwoord
De stenen hebben dan ook een catechetisch doel. Tot twee maal toe geeft Jozua aan welke vraag de Israëlieten van hun kinderen kunnen verwachten en welk antwoord ze daar op moeten geven (6-7, 21-24). Steeds weer zullen ze moeten verwoorden wat de droogvoetse gang door de Jordaan voor hen en hun kinderen betekent.
Ook van Mozes lezen we een aantal keer dat hij het volk voorziet van antwoorden op de vragen die door kinderen gesteld zullen gaan worden. Twee keer heeft het betrekking op de gebruiken van de Pesach-viering: wat kunnen de Israëlieten vertellen als er gevraagd wordt naar de betekenis van bloed aan de deurposten (Ex. 12:21-28) en waarom worden eerstgeborenen van het mannelijke geslacht geofferd of vrijgekocht? (Ex. 13:11-16)? De derde keer heeft het betrekking op de vraag naar de betekenis van alle bepalingen, regels en wetten die de HEER het volk heeft voorgehouden (Deut. 6:20-25). En ook in de liturgie van de viering van het sedermaal en de Paasnacht komt zo'n catechese-situatie voor, als een kind vraagt: 'Waarom is deze nacht anders dan alle andere?'.
Steeds heeft het antwoord betrekking op Gods reddend handelen. De vraag nodigt uit tot het vertellen van de bevrijdings- of Paasverhalen. Daarbij valt op dat zowel bij Mozes als Jozua het niet (slechts) gaat om de gebeurtenissen uit het verleden, maar dat telkens ook de betekenis voor het heden aan de orde komt. Vraag en antwoord: geen memoreren – van buiten leren – van de geschiedenis, maar lessen met het oog op het leven nu en als perspectief op de toekomst.
De herinnering levend houden
Onze God is JHWH; Hij die is en zijn zal wie Hij altijd al was. Zoals Hij destijds redde en ruimte gaf om te leven, wil Hij dat nu nog steeds. Die belofte zien we in die andere Jozua, Jehoshua, vervuld. Jezus, wiens naam het ook bevestigt: God redt.
Ons geheugen heeft de neiging om negatieve en pijnlijke gebeurtenissen beter te onthouden dan alle goede en mooie momenten. Misschien is dat met de dingen van de Here ook wel zo; ebt de herinnering aan zijn leiding weg voor we er erg in hebben. Het kan dan ook goed zijn om gedenkstenen op te richten. Door bijvoorbeeld een doopkaart of -kaars op een zichtbare plek te zetten of gebeden – én gebedsverhoringen – bij te houden in een notitieboekje.
Herinneren helpt. De gedachtenis aan Gods eerder geschonken hulp geeft vertrouwen bij nieuwe uitdagingen. De HEER bood aan het volk Israël een onverwachte en veilige doortocht door de Jordaan. We mogen er op vertrouwen dat Hij ook ons door ondoorwaadbaar geachte plaatsen wil leiden, op momenten dat het water ons aan de lippen staat. En als we zijn redding dan mochten ervaren, is het goed om daar ook gedenkstenen voor op te richten. Maar laten we bedenken dat het niet gaat om de steen, maar om het verhaal er achter. We worden – al dan niet door vragen van kinderen – uitgenodigd om steeds weer te vertellen van Gods ingrijpen in de tijd van de Bijbel, de (kerk)geschiedenis en ons eigen leven. Het is een uitdaging om de geloofstraditie(s) niet te laten verstenen, maar die door middel van persoonlijke verwoording levend en relevant te houden.
Amanda Muis MA is kandidaat (PKN) te Zegveld en student aan de Protestantse Theologische Universiteit.
Mailadres: