29e jaargang nr. 4 (mrt. 2015)
thema: Brandpunten van de verkondiging
Focus op Gods belofte
Dr. J.H.F. Schaeffer
De handreiking 'Brandpunten in de verkondiging' heeft de tongen losgemaakt. Als buitenstaander – want lid van één van de kleinere orthodoxe kerken in Nederland – volgde ik dit gesprek van de zijlijn. Vier dingen vallen mij op: de zelfverzekerde toon, de aandacht voor de doop, de nadruk op gemeenschap. Ik sluit af met een wens.
De handreiking volgt een beproefd spoor uit de christelijke traditie. Via steeds een koppel van inhoud- en houding-woord doorlopen de auteurs brandpunten van de leer. Van 'schepping en eerbied', via 'kwaad en hoop' en 'openbaring en vertrouwen' komen ze uit bij 'gemeenschap en transformatie'. De lijn schepping-zondeval-herschepping-voleinding is gemakkelijk te herkennen.
Waar vuur is, is rook
Het is een waagstuk om een pluriforme kerk als de Protestantse Kerk een handreiking te bieden waarin uiteindelijk dit viertal brandpunten in de verkondiging wordt omschreven. De toon is krachtig, de taal is mooi en vloeiend, de inhoud schuwt de controverse niet. Dat laatste betekent ook dat meningen onvermijdelijk verschillen en botsen. 'Kenmerk van een brandpunt is dat er verschillende lijnen samenkomen. Waar ze samenkomen ontstaat concentratie en hitte,' zo schrijven de opstellers zelf (p. 5). Ik noem een paar voorbeelden van niet te miskennen duidelijkheid.
In het hoofdstuk over schepping stellen de auteurs dat het 'beter' is om ons onder de indruk te laten brengen van de 'ongelofelijke manier waarop het universum en het leven in elkaar zit' dan ons te laten wijsmaken dat we achterhaalde verhalen geloven: 'We zullen er duidelijk over moeten zijn: christenen lopen werkelijk niet achter als ze geloven dat God er is' (p. 7). Als het gaat over het kwaad benadrukken zij dat de mens weliswaar slachtoffer maar – 'veel vaker voorkomend' – dader in het kwaad is en dat mensen dus niet neutraal of onschuldig zijn en pleiten voor een realistische zondeleer (p. 10-11). Sprekend over Jezus Christus benadrukken zij diens centrale plek in het christelijk geloof en hoe lastig juist die positie is in het gesprek met andere godsdiensten. Ze schrijven dit om onder de 'klamme deken' van een wijdverbreid agnosticisme en relativisme uit te komen (p. 14). Wanneer zij in het laatste onderdeel het belang van de gemeenschap tegenover een puur individueel benadrukken, schrijven ze: 'Dat stelt natuurlijk wel eisen aan de onderlinge verhouding binnen de gemeente' (p. 17) om vervolgens te pleiten voor censura morum en visitatie.
Van den Brink en Van der Kooi snijden deze heikele punten onbekommerd aan. De reacties blijven niet uit. Sommigen vallen over een badinerende toon, anderen missen de erkenning van niet-weten en twijfel, een derde had meer positieve en minder antithetische geluiden willen horen over de cultuur. Het moet te denken geven dat het gesprek gaat over de rook. Uitwerkingen, invullingen, aanvullingen worden dan besproken. Maar kennelijk – zo lees ik in het artikel van Van de Pol – kon Van den Brink ter synode opmerken 'dat niemand had ingebracht dat de echte brandpunten onbenoemd waren gebleven'. Waar vuur is, ontstaat rook. Maar ook omgekeerd: waar rook is, is vuur. Blijkbaar raakt de notitie met al haar duidelijkheid toch wel wezenlijke punten. Wie de tijd neemt om zoveel over alle fuzz te spreken mag niet vergeten zich te warmen aan het vuur waarvan deze notitie getuigt.
'Dagelijks terugkeren naar je doop'
De handreiking spreekt opvallend veel over de doop – bij alle vier de onderdelen. De doop confronteert ons met het tegen-verhaal van de kerk (p. 7), de doop verstoort de natuurlijke gang van zaken (p. 9), zij maakt duidelijk dat wij deel mogen uitmaken van het verhaal van Gods redding van het kwaad (p. 12), ze is teken van buiten onze wereld dat Gods trouw ons wordt toegesproken (en dus niet allereerst 'familiegebeuren' en al helemaal geen 'geboortefeest', p. 13). Als het vertrouwen op Gods openbaring besproken wordt, blijkt de doop het moment te zijn waarop ons vertrouwen mag rusten: daar verbindt zich Gods heil aan mensen (p. 15). De doop zet ons, met het avondmaal, op het spoor van Gods nieuwe leven met mensen 'waarin Christus onze Heer is en de Heilige Geest de coach' (p. 18).
De doop vormt samen met het avondmaal en de prediking wat in de traditie als 'heilsmiddelen' is omschreven. Bemiddelingen van het heil aan mensen waaruit blijkt dat God zelf het initiatief neemt. In de handreiking wordt dit nadrukkelijk verbonden met de eredienst. 'Van hem en van buiten ons bestaan komt de aanstoot en het initiatief. Voor het optreden van de voorganger in de eredienst, in gebed, in preek, in het sacrament en in het pastoraat is dat van vitaal belang' (p. 13). Nadruk op de doop is verklaarbaar omdat de auteurs stellen dat hun brandpunten, in het kader van heel de leer van de kerk, als 'doopcatechese' zijn te beschouwen (p. 18).
Met deze nadruk op doop – meer nog dan op avondmaal en prediking, hoewel deze zeker niet ongenoemd blijven – karakteriseert de handreiking zichzelf in mijn ogen nog sterker als een moedige poging om te identificeren wat nu gezegd moet worden. De doop stelt een mens op het breukvlak van twee tijden: die van de wereld en die van God. Luther spreekt vaak en indringend over de doop omdat daar God en mens, redding en teloorgang, oud en nieuw, hoop en wanhoop elkaar raken. Vanuit die reformatorische achtergrond stelt de handreiking: 'Bij de doop gaat het er stevig aan toe. Goed beschouwd geeft ze dus weinig aanleiding tot lievigheden' (p. 18). Luther spreekt bovendien over de 'dagelijkse terugkeer naar je doop'. Bekering en vernieuwing worden hiermee gekwalificeerd vanuit de doop als Gods belofte-woord aan ons: 'Ons is vrijheid en geborgenheid toegezegd' en in het Heilig Avondmaal worden wij hieraan herinnerd (p. 18 – curs. JHFS).
Nadruk op de doop als markeringspunt van Gods nieuwe leven dat Hij toezegt aan mensen brengt verbinding tussen 'verkondiging' en 'sacrament' tot stand. Omdat deze brandpunten niet alleen 'inhouds-woorden' maar ook 'houding-woorden' impliceren focust deze handreiking op praktijken van christelijk geloof. Waar vanuit deze brandpunten erediensten gehouden worden krijgt liturgie de ruimte die haar eigen is: het spanningsvolle leven van mensen als schepping van God, gekenmerkt door de zonde, verlost in Christus en onderweg naar Gods toekomst wordt ingeoefend en beleefd. Niet voor niets worden de brandpunten nadrukkelijk niet alleen als 'leer' gepresenteerd maar met het oog op de verkondiging – doopcatechese in de liturgie van de gemeenschap van de kerk.
Gemeenschap is geen toverwoord
Met kracht stelt de handreiking dat christelijk leven 'betrekking moet hebben op en gestalte krijgen in het leven van de gemeente als christelijke gemeenschap' (p. 16). De transformatie die het hele stuk ademt is geen zaak van individuen maar van de gemeenschap. Ook hier spreekt de doop een duchtig woordje mee. Gedoopt worden is ingelijfd worden in een gemeenschap die katholiek, heilig, apostolisch en één is. Het is een verademing dat de handreiking zo krachtig op gemeenschap inzet tegenover een individuele zoekersmentaliteit.
Natuurlijk had de inzet bij gemeenschap ook voorzichtiger gekund. Het lijkt zo mooi om in te zetten bij zo'n gezamenlijkheid die veel dynamischer en interessanter is dan iets als 'institutionele kerk'. Maar hoe staat deze gemeenschap nog werkelijk open voor alle individuen die er deel van uit maken? Hoe verhoudt zij zich tot de omgeving waarin God haar plaatst? Gemeenschap is dan ook echt geen toverwoord.1 Dat blijkt ook wel uit verschillende reacties in dit nummer waarin juist gepleit wordt voor openheid, cultuurgerichtheid, de dienst aan de samenleving etc.
Toch is de nadruk op gemeenschap in deze handreiking op haar plaats. Christelijke gemeenschap is immers niet hetzelfde als incrowd. Het gedeelte over 'gemeenschap en transformatie' begint met de rustdag, juist om te benadrukken dat het niet gaat om een groep gelijkgezinden, maar om een groep mensen die gehoor geeft aan de roepstem van Boven. De nadruk op gemeenschap is er een die past bij de huidige nadruk op de kerk (ecclesial turn), gecombineerd met termen als discipelschap en navolging. Voor het concrete gemeenteleven is het hierbij van het grootste belang te beseffen dat mensen concreet door God geroepen worden tot deze gemeenschap. Zij ontstaat niet zomaar van onderaf wanneer mensen bedenken: hier heb ik behoefte aan. Luther stelde kernachtig dat de kerk een schepping van het Woord is, en de reformatie sprak hem daarin na. Een Woord dat in de verkondiging tot klinken wordt gebracht onder meer via deze brandpunten.
Belofte
De toon van deze handreiking is stellig en stoer. Er is theologische ruggengraat voor nodig om dit zo en zo welsprekend te verwoorden als Van den Brink en Van der Kooi gedaan hebben. Enerzijds wint deze handreiking daarmee aan kracht volgens mij. Ze kiezen positie, nemen stelling in, en geven daarmee ruimte voor een eerlijk gesprek. Anderzijds is deze stoerheid ook een valkuil.
Ik zou wensen dat een en ander nog meer als belofte zou worden geformuleerd. De door de auteurs zelf zo benoemde inhouds-woorden schepping, kwaad, openbaring en gemeenschap, worden geflankeerd door de houding-woorden eerbied, hoop, vertrouwen en transformatie. Deze verdubbeling van de brandpunten is bedoeld om aan te geven dat doordenking van de christelijke leer nooit los staat van concrete geloofspraktijken en –beoefening (p. 5). Onbedoeld kan dit lijken op object-subject-schema's die op hun beurt beïnvloed kunnen zijn door de Verlichting. Tenzij deze brandpunten niet alleen voor de verkondiging, maar ook als verkondiging moeten worden getypeerd. Dan klinken ze als belofte aan ons waarbij de realiteit van onze werkelijkheid altijd mee-klinkt. Zowel in de verstoring (p. 9) als in de bevestiging van ons bestaan, namelijk voor zover deze onderbreking door God zelf ons uit genade wordt toegezegd als redding. De toe-eigening van het heil is dan niet afhankelijk van krachtige uitspraken of ferme brandpunten maar van het tot klinken brengen hiervan in het kader van praktijken van de christelijke kerk.
In de bijgevoegde verantwoording (pp. 19-22) wordt wel benadrukt dat deze handreiking nooit als onfeilbaar mag worden gezien, maar niet dat deze krachtige woorden vooral zelf als verkondiging moeten worden beschouwd. Wie deze brandpunten leest als woorden die op en voor hun tijd gesproken worden, als belofte-woorden van God, kortom: als verkondiging zelf – die vat hun intentie beter dan wanneer ze als beknopte gereformeerde dogmatiek een eigen leven zouden gaan leiden.
Als relatieve buitenstaander ben ik kortom meer dan blij met deze 'preek' die klinkt binnen de Protestantse Kerk. Zij getuigt van (en roept op tot) moed om te spreken. Ik hoop dat dit spreken van de kerk in woord, doop en avondmaal, haar weg mag vinden – in alle kerken.
Dr. Hans Schaeffer is universitair hoofddocent Praktische Theologie aan de Theologische Universiteit Kampen en redacteur van Kontekstueel.
Mailadres:
1. Vgl. Hans Schaeffer, Henk Geertsema; 'Gemeenschap is geen toverwoord'. In: De Reformatie 90/6 (12 december 2014).
Om dit nummer te bestellen, klik hier
- Raadplegingen: 9734