30e jaargang nr. 2 (november 2015)
thema: Echt geloof
P.L. de Jong en T.W.D. Prins-van den Bosch
Geloof is persoonlijk of niet
In gesprek met ds. Dick Westerkamp in Houten
We parkeren de auto aan de rand van Houten op een groot bedrijventerrein omgeven door moderne, grote gebouwen zoals van een sportschool, een voetbalvereniging en andere bedrijven. Hier staat ook het indrukwekkende, pas zeven jaar jonge kerkgebouw van de Nederlands Gereformeerde Kerk ‘De Lichtboog’. Binnen maken we kennis met Dick Westerkamp (geb. 1955).
Hij is voorganger van de gemeente en oprichter van de Nederlandse tak van vernieuwingsbeweging New Wine in 2003. Westerkamp is een rustig mens, hij formuleert bescheiden en zet zijn gedachten en visie helder uiteen.
Wie is dominee Westerkamp?
Ik wilde niet altijd predikant worden. In mijn jeugd kon ik eigenlijk niet geloven. Ik heb het een en ander meegemaakt en ik zat vol met vragen over het lijden in de wereld. Daarom wilde ik theologie gaan studeren. Dat is niet de beste weg, als je vol zit met vragen, maar ik deed het toch en in het eerste jaar van mijn studie kwam ik tot geloof, dat was een grote ommekeer. Ik studeerde in Groningen, in de jaren zeventig. Ik merkte al meteen dat de context van de theologie daar niet paste bij mijn geloof. Hoe kwam je dan tot geloof? Ik zocht het meer in de evangelische hoek: John Stott, Packer en ik volgde de begeleiding vanuit de Nederlands Gereformeerde kerken van drs. H. de Jong. Ik maakte kennis met Jeannette, die later mijn vrouw werd en die ook theologie studeerde, maar dan met een meer midden-orthodoxe achtergrond. Samen zochten we onze weg.We gingen de zending in (1983). Eerst in Oeganda, later Rwanda. Terug in Nederland werd ik voor het eerst predikant in een gemeente.
Wij zijn bezig met een nummer over de betekenis van evangelisch gelovigen binnen traditionele kerken. De Lichtboog lijkt ons een kerk die bij zo’n omschrijving past. Kunt u vertellen hoe u daar zelf in staat?
Onze gemeente wordt ook wel gezien als (licht) charismatisch. In onze begintijd in Rwanda was er een conferentie over het werk van de Geest, met sprekers vanuit Engeland van New Wine. Wij waren onder de indruk van de gedegen uitleg van de Bijbel in combinatie met de dingen die we zagen gebeuren. Jaren later toen onze oudste zoon naar de middelbare school moest, gingen we nadenken hoe we verder wilden. Ik wilde nog steeds geen gemeentepredikant worden, ik kreeg het gevoel dat ik dan levend begraven zou worden en netjes binnen de lijntjes moest kleuren. We hadden verlof, een jaar voordat we terug zouden gaan naar Nederland, en gingen samen kijken in St. Andrew’s Church in Chorleywood, vlakbij Londen. Er gebeurde daar ontzettend veel, er waren drie diensten en wij keken rond in de kerk van ’s morgens vroeg tot ’s avonds. We leerden wat de betekenis is van bijvoorbeeld Handelingen 1:8 “wanneer de heilige Geest over jullie komt zullen jullie kracht ontvangen”. God geneest nu. Dat was niet alleen in die tijd zo, maar dat is nog steeds zo, ook nu. Tijdens dat verlof preekte ik rond in Nederland en op die laatste zondag ging ik voor in deze gemeente in Houten. Zij wilden mij beroepen en ik kreeg het idee dat ik hier ruimte kreeg voor mijn visie en ideeën.
Je zou kunnen zeggen dat deze gemeente een ‘succesverhaal’ is geworden. Sinds jouw komst is de gemeente die nog maar kort was ontstaan uit import, ontzettend gegroeid. Je hebt vanaf dat je hier kwam veel bijbelstudie gegeven en gepreekt over de heilige Geest en zijn gaven. Maar wat was nu echt het speerpunt of het moment, waardoor de gemeente is geworden, zoals ze nu is?
Wat om te beginnen belangrijk was, is dat de gemeente zelf ook op zoek was naar vernieuwing.
Er zijn verder twee dingen die daar een rol in hebben gespeeld. Ten eerste wilde ik geloofservaring en het verlangen naar God, naar meer van de Geest centraal stellen.
Ten tweede heb ik in de zending geleerd dat taal heel belangrijk is. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de kerkdienst, zou je kunnen zeggen dat ook liturgie en muziek taal is. Nu was het zo dat de gemeente toen, - ook nu - heel jong was. De helft was jonger dan twaalf jaar. Dat is natuurlijk uniek. De vraag voor mij was, - mijn vrouw en ik hadden ook kinderen in de tienerleeftijd, - hoe houden we de jongeren vast? Dat lukt niet met het orgel, met psalmen en gezangen. Dat is niet hun taal. Ook was er juist veel te doen rondom echtscheiding in de gemeente.
Tijdens een kerkenraadsdag en later een gemeenteavond hield ik de gemeente twee scenario’s voor. De eerste was: over vijf jaar zijn er nog maar weinig jongeren over, zijn er misschien nog meer huwelijken gestrand, zijn er eerder mensen vertrokken dan erbij gekomen enz. Het tweede scenario was meer een droom: er zouden niet een of vijf, maar honderden mensen tot geloof komen, de kerk zou groeien, jongeren zouden vrienden meenemen naar de dienst. En ik vroeg de gemeente, welk scenario denken jullie dat meer Gods wil is, het eerste of het tweede? Ik zag toen aan de gezichten dat het knopje omging. We willen niet voor dat negatieve scenario gaan, we gaan werken met scenario twee. De liturgie was voor die tijd al min of meer vooruitstrevend, maar vanaf dat moment kwam er ruimte om daar echt meer mee te gaan doen.’
Dus het inzicht en de insteek werd: jongeren. We moeten hun taal gaan spreken. Maar taal sluit ook uit. Dus hoe maakte je keuzes?
Natuurlijk wilden we de ouderen er ook bijhouden. Maar ik ontdekte dat oud zijn niet gelijk staat aan behoudend zijn. We zijn in de loop van de tijd gaan differentiëren en hebben nu elke zondag drie diensten ieder met een eigen kleur. De eerste dienst lijkt nog het meest op een traditionele dienst, met psalmen, gezangen, klassieke instrumenten. Overigens zingen we daar ook opwekking en is er naast het orgel ook bijvoorbeeld een dwarsfluit, piano en andere klassieke instrumenten. Om half twaalf is de doelgroep gezinnen met kinderen in de basisschoolleeftijd en de laatste dienst is meer gericht op studenten, zoekers. Dat is de meest vrije liturgie. De vraag is: wat past het beste bij jou als gemeentelid.
Hoe belangrijk is het hebben van een persoonlijke relatie met God voor de gemeenteleden van De Lichtboog?
In onze traditie was beleving verdacht, het geloof beleven werd niet echt gestimuleerd. Nu is een van onze kernwaardes ‘verwachting’. En dan bedoel ik dat mensen naar
de kerk komen met de verwachting dat ze God zullen ontmoeten. Wat gebeurt er in een kerkdienst? Kom je daar omdat je dat gewend bent? Of kom je met verwachting? Die verwachting van de aanwezigheid van God kan er ook zijn in je eigen leven. Veel gemeenteleden hebben een korte lijn met God, ze bidden veel, ook schietgebedjes. Geloof en God zijn als het goed is een beleefde werkelijkheid, zoals psalm 139 zegt: ‘U kent mijn zitten en mijn opstaan.’ God is er.
Vaak wordt de Romeinenbrief gezien als een sleutel voor de hele Bijbel. Voor u ligt de sleutel meer in Handelingen en in Lukas. Past Handelingen ook beter bij een missionaire kerk?
Ik zou die twee niet tegen elkaar uit willen spelen. In Handelingen staat veel over wat de Geest toen deed, maar wat Hij ook nu nog kan doen en ook werkelijk doet. Maar ook in Romeinen komt veel terug van de Geest. De verbinding is misschien het Koninkrijk dat Jezus kwam brengen. Die nadruk op het werk van de Geest is overigens niet ongereformeerd. “Ik heb deel aan zijn zalving”, zegt de Heidelbergse Catechismus. Maar zoals ik het bekijk hebben we veel van wat de Bijbel over de Geest zegt en wat de traditie zegt, laten liggen. Daarom is gereformeerd zijn ook Ecclesia Reformata semper Reformanda.
Maar hoe weet je bij al die beleving of mensen werkelijk bij de God van Jezus uitkomen? Welke dingen zijn daar belangrijk voor, om dat gevoel en die vroomheid te voeden?
Dat is het Woord van God. Dat staat voor mij overeind, daar ga ik niet aan knabbelen. In de dienst wil ik de tekst recht doen. Als mensen vragen of het niet wat korter kan, ga ik daar niet zomaar in mee. Ik zal in mijn preek ook niet alleen aan gevoelens appelleren. Het is én én: gereformeerd én charismatisch, Geest én Woord. De valkuil van ruimte geven aan de beleving is altijd manipulatie. Dat wil ik per se niet. Vanaf het podium kun je natuurlijk makkelijk sturen. Maar ik vraag me voortdurend af, is het de Geest of de mens? Ik wil het Woord preken én bedienen, daarom doen we ook bijvoorbeeld aan ministry, tijdens of na de dienst. Ik vraag mensen wel eens of ze willen gaan staan, tijdens het gebed. Soms vallen er zelfs mensen om. Dat gebeurt niet iedere week gelukkig,, maar we schrikken er niet van als het gebeurt.
Beleven evangelische christenen het leven zoals in Jezus’ tijd? Soms lijkt het erop of de wereld van Jezus nagenoeg dezelfde is als die van ons en allerlei machten en krachten ook als even reëel worden ervaren. Hoe staat u daarin?
De vraag is: willen we het wel weten? De cultuur leert ons zoveel dingen af. Wat neem je waar? Als een jongeman met ernstige beperkingen, die voor veel dingen is afgesloten, engelen kan zien, dan geloof ik dat dat echt zo is. De gaven van de Geest hebben een centrale plek in de Bijbel, niet in de laatste plaats in de evangeliën. Het is alsof Jezus het voordoet. De Bijbel zegt dat we niet onkundig moeten zijn. Strééf ernaar, staat er zelfs.
Laten we even verder gaan bij die ‘relatie met Jezus’. Het woord veronderstelt vertrouwelijke omgang, intiemer dan bij een woord als verbond. Overvraag je mensen niet een beetje, als je daar zo op aanstuurt? Kan het ook zijn dat mensen even niet bidden, of achter een dikke pilaar ergens achter in de kerk gaan zitten?
Je noemt het woord verbond. Daarbij gaat het altijd om een eenzijdig ontstaan van een relatie tussen God en mens, die zich echter tweezijdig uitwerkt. Natuurlijk is de norm dat iedereen een persoonlijke relatie heeft met God. Maar ik heb ook wel eens tegen iemand gezegd: de komende tijd moet je even niet bidden. Bijvoorbeeld omdat diegene bij het woord Vader, steeds weer herinnert wordt aan een pijnlijk verleden. Tegen de mensen achter een pilaar zou ik willen zeggen: kom erachter vandaan. Je mist zoveel als je je afzijdig houdt!
Veronderstelt een persoonlijke relatie niet teveel individualiteit? Kan elke gelovige dat wel opbrengen, geeft het niet teveel druk?
Natuurlijk is de groep ook belangrijk. Dat weten ze in Afrika als geen ander. Maar toch is ook daar, naast de aandacht voor het collectief, ook het persoonlijke belangrijk. God roept je naam. God is God, maar je mag Vader zeggen. Wel is het zo dat de relatie met God anders is dan andere. Er zitten andere dimensies aan dan bij een relatie met een aardse vriend. Als mensen hun gebed beginnen met ‘lieve papa’ of onderuitgezakt, met hun kin op hun handen bidden, dan kan het zijn dat ze een te eenzijdig beeld hebben van God. Het kan gebeuren dat je daarin uit de bocht vliegt, maar gelukkig blijf je je hele leven leren.
Nog even over de kerkdienst. Wat kunnen we in de traditionele kerken van evangelisch en charismatische gelovigen leren, wat u betreft?
In de klassieke liturgie is het vaak hink-stap-sprong. Er is een lied, een gebed, er wordt een stukje gelezen, weer een lied, zegen. Ik ga meer uit van de dynamiek in de
liturgie en vergelijk het graag met het opgaan naar de tempel in Israël. Als je daar aankwam dan was je er nog niet. Je moet eerst door het voorhof der heidenen, vervolgens ga je stapje voor stapje verder, en het duurt even voordatje in het heilige der heiligen bent. Een gewone Israëliet kwam zover natuurlijk niet eens.
Hoe gaan we nu naar de kerk? Het begint al thuis. Welke verwachting hebben mensen als ze naar de kerk komen? Is dat: hopelijk is de preek niet te lang? Of is het de verwachting dat ze God gaan ontmoeten? Je komt van buiten naar binnen, het kost tijd om je toe te wijden aan God, daarom is een tijd van aanbidding belangrijk. Opwekkingsmuziek is daar soms geschikter voor, omdat die vaak persoonlijk is, God wordt rechtstreeks aangesproken. Het herhalen van tekst en melodie zoals in Taizé, heeft ook een functie. Inhoudelijk gebeurt er dan misschien niets, maar het geeft wel de tijd die nodig is om je steeds meer bewust te worden van waar je bent. Het brengt je naar een diepere laag. De vraag is altijd: wat brengt mensen van nú dichter bij God? Daar is geen recept voor, maar we hebben verwachting en geven ruimte aan de Geest. Natuurlijk moeten we oppassen voor manipulatie. Maar je kunt ook manipuleren met orgelmuziek, of met een Urker mannenkoor.
Er is in de Protestantse Kerk veel aandacht voor Kerk 2025. Wat adviseer je ons?
Geloof is persoonlijk of het is niet. Je redt het niet met dat je ouders geloofden of dat de liederen zo mooi zijn. De traditionele kerk als instituut redt het niet. We moeten er niet vanuit gaan dat mensen wel naar ons toekomen. Het gaat erom de mensen op te zoeken waar ze zijn. Die missional communities, die samenkomen in cafés en buurthuizen, - die zouden nog wel eens belangrijk kunnen worden voor de toekomst van de kerk.
Ds. Piet de Jong is predikant (PKN) te Wijk bij Duurstede en redacteur bij Kontekstueel, Desiree Prins-van den Bosch MA is proponent (PKN) te Heinenoord en eindredacteur. Mailadressen: