Skip to main content

30e jaargang nr. 6 (juli 2016)
thema: Vluchtelingen

W.H. Dekker
Vluchtelingen als beheersingsvraagstuk

Deze week vierden wij in onze gemeente het avondmaal. Dat doen wij zelden en daarom uitgebreid: wij zitten aan tafel, het zilverwerk gaat rond en het gebeurt allemaal bedachtzaam en met veel wijding. Het bijzondere deze ochtend was dat aan de derde van de vier tafels twee bijwoners deelnamen aan de maaltijd: een Afghaanse vluchteling (nog maar een paar maanden hier) en een verwarde vrouw wellicht uit Ede.
Beiden waren zichtbaar niet op de hoogte van de tafelgebruiken, maar werden daar door hun buren fijntjes in begeleid. Of zij werkelijk tot de genodigden behoorden, in onze gemeente is het avondmaal bedoeld voor mensen die belijdenis hebben gedaan, is voor mij de vraag. Ik meen dat de Afghaan moslim was of is. En de verwarde vrouw leek eerder tattooshops bezocht te hebben dan kerken. Maar zij zaten aan tafel. En samen hebben wij ons verheugd in het heil in Christus.
Ergens kan het natuurlijk niet. Tenminste als wij onszelf serieus nemen. Waarom nodigen wij anders alleen die gasten uit ‘die in hun eigen gemeente belijdenis van het geloof hebben afgelegd’? Maar het gaat zoals het gaat. En ik vermoed niet dat er een punt van gemaakt zal worden. Juist omdat onze identiteit niet ter discussie staat, is er ruimte om er flexibel of typisch hervormd mee om te gaan. Wie een sterke identiteit heeft kan tolerant zijn naar deviant gedrag. Bovendien kostte deze tolerantie ons niets. De Afghaan en de psychiatrische vrouw met tattoo op haar hand voegden zich naar onze manieren. Onze opstelling geeft ons zelfs een goed gevoel. Even wanen wij onszelf in de buurt van Jezus en de Syro-Fenicische vrouw. Maar wat zou er met onze tolerantie gebeurd zijn als zij de zorgvuldig opgebouwde heilige sfeer aan tafel verbroken zouden hebben? Of erger nog, als zij ordevoorstellen hadden gedaan voor een andere viering, inhoudelijk of symbolisch? Liturgische veranderingen in onze gemeente gaan niet zonder slag of stoot.
Toen ik nog in Utrecht naar de kerk ging, bij ds. Bouw, hadden wij regelmatig Congolezen op bezoek. Het zal een jaar of twintig geleden zijn. In de tijd van oorlogen en burgeroorlogen in dat gebied. Zij kwamen zo tegen het einde van de dienst binnenlopen. En als zij met zes of meer waren, werd hun gevraagd een lied te zingen. Dat deden zij dan. Met stemmen die de prachtige stalen palen waarop het balkon steunde deden trillen. Maar niet iedereen hield van deze improvisatiecultuur. Een ouder gemeentelid zei een keer, schaamteloos, bij mij thuis: ‘ik heb het niet op die zwarten. Iedereen vindt ze mooi zingen, maar ik moet het niet. Ze komen altijd te laat, doen maar wat aan. Ik vertrouw ze gewoon niet.’ Tolerantie is dun. Maar ja, de identiteit van de gemeente was toen ook dun. Het was geen veilig huis.

Moreel vraagstuk
Het vluchtelingenvraagstuk is in eerste instantie vooral een moreel vraagstuk. Ben ik mijn broeders hoeder? En zo ja, hoe dan? Maar bestuurders, of het nu van een land of van een kerkelijke gemeente is, houden niet zo van morele vraagstukken. Westerlingen in het algemeen niet, zo lijkt het. Veel morele vraagstukken worden teruggebracht tot beheersingsvraagstukken. Hoeveel vluchtelingen kunnen wij aan? Wat is de draagkracht van het volk? Wanneer wordt het probleem onbeheersbaar? Dit is de taal waarin vooral de VVD er over spreekt. Maar het CDA en andere partijen hebben er ook een handje van. Daarbij lijken politieke leiders vooral de gevangene van het volk te zijn. Waarbij zij de draagkracht van het volk laag inschatten. En daar is, gezien de populariteit van Wilders, hier in Nederland, en andere populisten in andere westerse landen wel aanleiding toe. De meeste politici doen de op het oog voluit morele benadering van Merkel af als naïef en politieke zelfmoord.
Sociologen houden in het algemeen ook niet zo van morele vraagstukken. Het vluchtelingen- of integratievraagstuk wordt in veel sociologische publicaties ook als een beheersingsvraagstuk opgevat. Het sociologische jargon verraadt in veel gevallen een systemisch perspectief waarin het gaat om begrippen als opnamecapaciteit, enculturatie, deviantie, uitstotingsmechanismen enz. Leidende vraag is dan wat een samenleving (systeem) aan kan zonder in chaos te ontaarden. Niet voor niets maken politici dankbaar gebruik van de sociologische analyses.
Van de Pools Joodse socioloog Zygmunt Bauman kan dit niet gezegd worden. In zijn essaybundels, die nauwelijks meer te tellen zijn, schrijft hij vanuit zijn - kritisch bedoelde - concept ‘de vloeibare samenleving’ over tal van onderwerpen. De constante factor in zijn essays wordt gevormd door zijn ethische invalshoek, waarbij hij zich laat inspireren door het gedachtengoed van de filosoof E. Levinas en de lutherse theoloog K. Logstrup. Beiden stellen dat de ander een moreel appel doet op het subject. De vraag is dan niet wat is mijn taak of opdracht jegens vluchtelingen, maar: wat hebben vluchtelingen nodig en wat kan ik daarin doen? Zorg voor de ander die een appel op mij doet is de kern van het menszijn. Het maakt zijn sociologische analyses spannend en scherp. In 2008 beschreef hij in zijn Does ethics have a chance in a world of consumers? al wat in 2015 de dagelijkse praktijk op televisie is: globalisering is meer dan alleen het per WhatsApp contact onderhouden met backpackende kinderen in Australië en Zuid Amerika. Het betekent ook dat mensen met wankele bootjes fort Europa bestormen, omdat zij willen delen in luxe en welvaart, waarbij sommigen dood aanspoelen op onze vakantiestranden.

Globalisering
Daarmee hebben wij een eerste element uit de sociologische analyse te pakken: globalisering. Globalisering was en is in het westen een positief geladen begrip. Balkenende memoreerde zelfs vol trots de VOC-mentaliteit. Toen joegen wij ook talloze zwarten de wereldzeeën over en verdronk er een even groot (?) aantal. Massa’s ontvluchtten hier armoede en beproefden hun geluk in Indië, Australië en Amerika. Globalisering nu betekent dat onderwijsinstellingen al zo’n twintig jaar worden gepusht om te internationaliseren. Studenten moeten de wereld in. Politici bezigen het woord ‘global village’ veelal in termen van de ongekende mogelijkheden die die village biedt. Er klinkt weinig angst voor vervreemding, onthechting en ontworteling in door. En het is verrassend om te ontdekken hoe mijn generatie (1965) en vooral die daarna globetrotters zijn geworden en dat velen daarvan kortere of langere tijd in het buitenland hebben gewoond. Maar de eigentijdse globalisering heeft vooral een vluchtig karakter. Bauman typeert het moderne leven met ‘travelling light’. Zonder bagage trekken westerlingen de wereld over op zoek naar lagelonenlanden voor productie, nog resterende bodemschatten en soms alleen voor de fun en het vermaak. Globalisering gaf het gevoel dat de wereld onze wereld was met daarop heel veel personeel. Nu worden wij geconfronteerd met de keerzijde. Vluchtelingen die met mobieltjes de grote oversteek maken. Zij doen wat wij al jaren deden. Maar het was niet onze bedoeling. Het geeft ons niet of nauwelijks te denken over ons eigen gedrag. Wel keuren wij hun gedrag af. ‘Laat ze hun eigen land opbouwen.’

Ongelijkheid
De huidige vluchtelingenstroom is ten dele het gevolg van oorlog, geweld, uitbuiting en verkrachting ter plaatse. Maar het is voor een deel ook ingegeven door begeerte. Het verlangen naar voorspoed, ontplooiing en welvaart. Het heeft weinig zin het westen volledig verantwoordelijk te stellen voor alle misstanden daar. Dat ligt genuanceerder. Maar schone handen hebben wij in ieder geval niet. In elk geval heeft de economische samenwerking in Europa niet direct bijgedragen aan een goede en rechtvaardige economische ontwikkeling daar. En het politiek realisme evenmin aan meer gerechtigheid ter plekke. Ongelijkheid in een wereld van internet kweekt begeerte. En naarmate de eigen omgeving minder bindt, is de door begeerte gedreven oversteek voor de hand liggender. Bauman heeft het over de paria die over de wereld trekt. Human trash. Mensen die er niet bij horen, maar wel zien en begeren. Moreel zijn dat natuurlijk niet de sterksten. Al generaties koesteren zij wrok, afgunst, begeerte en het besef er niet bij te mogen horen. Dat resulteert in een haat-liefdeverhouding jegens het westen. Hier wel willen zijn, maar ook juichen als de Twin Tower instort.
Maar er is meer dan ongelijkheid op globaal niveau. De ongelijkheid in de westerse wereld is ook groter geworden. De rijken werden rijker en de armen armer. In de Verenigde Staten verdwijnt volgens analytici de middenklasse. Een deel treedt toe tot de kaste der rijken. Een groter deel vervalt tot de status van sappelaars. In Nederland neemt het minder grote vormen aan, maar decennia liberaal inkomensbeleid, sinds de jaren ’80, heeft de kloof groter gemaakt. Daarmee groeit in de onderklasse ook de wrok, onmacht, afgunst en bitterheid. Natuurlijk, het is geen proletariaat. Maar de afgunst is er niet minder om. En vooral het besef human trash te zijn. De televisie maakt het wel duidelijk. Wilders cultiveert die onvrede en vertaalt die niet in klassestrijd, maar in weerzin tegen de nog lagere klasse: Marrokkanen, moslims en vluchtelingen. Het zwakke keert zich tegen de zwaksten, niet tegen de sterkeren. Een beetje zoals Kontekstuelen zich haasten te zeggen dat zij geen steile bonders zijn, laat staan reformatorischen.
De toegenomen ongelijkheid heeft de samenhang in onze samenleving verstoord. De verbondenheid is weg. Daarvoor in de plaats kwamen afgunst, onrust en onvrede. Met de komst van vreemdelingen, die bovendien een aanslag vormen op de economie met weer daling van uitkeringen tot gevolg slaat de vlam in de pan. De jarenlange verachting van de gewone man, niet in het minst door de PvdA en CDA, heeft zijn prijs.

Consumptie
Levenskunst is in het Westen verschrompeld tot consumptie. Bauman schrijft hier snerend over. Wij lopen door winkelcentra en scrollen over het scherm op zoek naar instantgeluk. En al tijdens de consumptie slaat de verveling toe en zoeken wij naar een nieuwe geluksbrenger. Existentiële vragen worden gedempt met de aankoop van materiele en immateriele goederen. De consumptie van beleving. Lijden aanzien, op televisie, is op deze manier ook verworden tot beleving. Drama die goed doet voelen. Maar een reële stroom vluchtelingen op de stoep past er niet in. Het moet wel weg te zappen zijn. Humankind cannot bare too much reality, dichtte Elliot al. En consumptie is bij uitstek de vlucht uit de realiteit. En iedereen voelt aan dat vluchtelingen die consumptiemaatschappij dreigen te ontwrichten. Ik hoor Rutte bij het begin van de economische crisis nog zeggen: mensen koop huizen, neem een hypotheek, consumeer meer en niet minder. Dat is goed voor de economie. Het is soms pijnlijk te horen hoe VVD-ers vluchtelingen als economische gelukszoekers wegzetten en zo juist onze holle consumptie bedreigen. Alsof onze materiële voorspoed onze eigen verdienste is.

Kerk als contrastgemeenschap?
Kerken nemen hier veelal een andere positie in. Het besef vreemdeling te zijn op aarde helpt hierbij. Evenals het besef dat christenen in Syrië op de vlucht zijn geslagen. Hartverwarmend was ook de reactie van christenen in Apeldoorn. Eindelijk een ander geluid. Maar dat is niet over de hele linie zo. Met name de achterban van de SGP laat andere geluiden horen. De SGP zelf loopt ook niet voorop in het opkomen voor vluchtelingen. De angst voor vreemdelingen en moslims is groot. Onder dat deel van het Nederlands protestantisme is de waardering voor Wilders ook het grootst. Daarin voorgegaan door de intellectuele voorman B.J. Spruijt. De ChristenUnie sprak er terecht schande van dat de bible belt niet sterk vertegenwoordigd was bij de opvang van vluchtelingen.
Maar aan deze xenofobie zit ook een andere kant: de reële angst dat de eigen cultuur van het dorp te zeer wordt aangetast. Duizend hangende en zich vervelende vluchtelingen in Barneveld en Kootwijkerbroek vallen niet snel weg tegen de twaalf uur per dag hard werkende massa. Dat contrast is groot. Te groot. Hier wreekt zich de opstelling van het COA en de landelijke overheid. Vluchtelingenopvang is al even hardnekkig geproceduraliseerd als andere terreinen van welzijnswerk. Juist kleine gemeenten met een eigen cultuur hebben ruimte nodig om de opvang op een eigen manier te mogen doen. Kleinschalig, met eigen vormen van integratie. De kans is groot dat dat nog beter werkt dan de ophokmethode van de COA in anonieme randwijken van grotere provinciestadjes.

Botsing der beschavingen
Ondertussen heeft onze samenleving, waar inmiddels toch al zo’n dertig jaar grote groepen moslims wonen, nog steeds geen echte visie op integratie en samenleven met andere culturen en religies. Dat is misschien wel het meest zorgwekkend. Ergernis over het onaangepaste gedrag, het vermeende misbruik van sociale verzekeringen en angst door een enkele aanslag leiden tot een steeds groter kloof. De angst wordt door de toestroom van vluchtelingen alleen maar groter. Maar het lijkt er op dat het Nederlandse beleid blijft steken in ophokken en het voorkomen van integratie: beperken van onderwijs en beperken van deelname aan het arbeidsbestel. Dat wordt nog in de hand gewerkt door de te grootschalige opvang.
Het overwinnen van xenofobie, een angststoornis, kan alleen door een te hanteren therapie van exposure. Zoals patiënten met een angststoornis voor glas in een bak met glas moeten graaien. Maar wel hanteerbaar. Per gemeente een kleine groep vluchtelingen. Per school enkele vluchtelingenkinderen, ook op christelijke scholen enz. Soms moet je mensen dwingen om de kwetsbaarheid van het gelaat van de ander aan te zien. Zolang het kleinschalig gebeurt lukt het ons in onze gemeente aan de avondmaalstafel ook.

Vluchtelingenmoraal
Tenslotte nog iets over de moraal van de vluchteling, een onderwerp waar nauwelijks aandacht voor is. Het is ook spannend om daar woorden aan te wijden. Mag je vluchtelingen die huis en haard hebben verlaten aanspreken op een moraal? En welke dan? Zorgvuldigheid is hier geboden. Maar moraal maakt de ander tot een mens. Welke verantwoordelijkheid hebben en beleven vluchtelingen jegens hun thuisland? Burgerschap is net als familie meer dan alleen een papieren werkelijkheid. En hoe geef je dan vorm aan die loyaliteit aan je thuisland? En wat is de verantwoordelijkheid van een vluchteling jegens het land van opvang? Wil hij direct in het liberale burgerschap patroon geduwd of is dat minder passend bij de situatie? Een ethiek voor vluchtelingen, die moet in gesprek met betrokkenen zelf tot stand gebracht kunnen worden. Daar zou het COA zich eens mee bezig moeten houden. Kerken kunnen daar wellicht aan bijdragen.

Drs. Wim H. Dekker is associate lector informele zorg en laatmoderniteit aan de Christelijke Hogeschool Ede. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 


 

  • Raadplegingen: 3518