Skip to main content

30e jaargang nr. 6 (juli 2016)
thema: Vluchtelingen

J. Wienen
Kroniek
Kerk en staat

Wie mag er spreken in de kerk? Dat is een vraag voor synodes, kerkenraden en bisschoppen, in ieder geval voor kerkelijke ambtsdragers. Is het de vrouw geoorloofd te spreken in de gemeente? Of mag er voorgegaan worden in de kerkdienst door niet theologisch geschoolden? Of door voorgangers uit andere kerkgenootschappen, en zo ja welke kerkgenootschappen dan?
Dat zijn allemaal interessante vragen waar we in de verschillende kerken druk doende mee kunnen zijn. Maar onlangs konden we plotseling uit de media vernemen dat kerken ernstig in overtreding zijn als ze een buitenlandse voorganger laten voorgaan in een kerkdienst. Dat mag niet van de overheid. Een predikant uit een zusterkerk overzee en een predikant uit een zendingskerk met een andere nationaliteit zouden eerst een door de overheid afgegeven werkvergunning moeten hebben, voor ze in een Nederlandse kerk het woord mogen voeren. De berichten waren gebaseerd op een brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan besturen van moskeeën, maar vervolgens ook aan kerkgenootschappen. In de brief wordt gesteld dat het spreken in een godsdienstoefening arbeid is in de zin van de Wet arbeid Vreemdelingen uit 2014. Ook als er niet voor de arbeid betaald wordt, is het wel arbeid. Verschillende kranten berichtten erover. Een aantal kerkbesturen gaf aan het lastig te vinden. Ze wilden zich netjes aan de regels houden, maar was dit niet wat vergezocht?
Dat lijkt me een understatement. Het is niet alleen vergezocht, maar voor mijn gevoel ook volkomen theoretisch. Wie in de kerk het woord mag voeren, dat is aan de kerk. Het wordt een vreemde zaak als de overheid daar wat van vindt. En nog veel vreemder als de overheid dat zou verbieden. Mensen die de mond vol hebben van de scheiding van kerk en staat zouden hierbij de haren recht overeind moeten gaan staan.

Integratie bedreigd
Hoe vreemd het is wordt duidelijk uit het feit dat een buitenlandse spreker op een wetenschappelijke conferentie wel zonder vergunning mag spreken. Maar een buitenlandse voorganger in een kerkdienst dus niet. Het gaat om bijeenkomsten met religieuze doeleinden en het gaat om geestelijke bedienaren. Het staat op gespannen voet met de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst. De hele regel is een gewrongen constructie die geen stand kan houden.
De achtergrond is denk ik te zoeken in eerdere regels rond de inburgering van geestelijke bedienaren. In 2010 werd geregeld dat voor geestelijke bedienaren andere regels gelden voor inburgering dan voor andere inburgeraars. Om hun werk goed te kunnen doen moeten geestelijke bedienaren goed Nederlands spreken en genoeg van Nederland weten. Zij werden verwezen naar de al eerder speciaal voor deze categorie ontwikkelde inburgeringscursus. En er zijn ook extra exameneisen. Deze cursus stopte overigens al weer in 2015.

De achtergrond van deze benadering is wel duidelijk. De invloed van (radicaal) islamitische imams in de Nederlandse moskeeën is een bron van zorg voor de overheid. Daarom worden extra eisen gesteld. De overheid acht het gewenst om een negatieve invloed van imams, die Nederland en de Nederlandse context niet kennen en begrijpen, tegen te gaan. En het gelijkheidsbeginsel maakt dat dus aan kerken en christelijke voorgangers dezelfde restricties worden opgelegd.
Het is wat mij betreft onzinnig om het voeren van het woord in een kerk te verbieden aan een buitenlander. En tegelijk begrijp ik wel de weerstand tegen radicale Islamitische predikers die betaald worden vanuit staten die zelf geen of nauwelijks godsdienstvrijheid kennen en hier hun radicale visie op de islam uitventen. Het bedreigt de integratie van moslims in de Nederlandse samenleving en het levert een bijdrage aan de radicalisering van een deel van de jongeren met een islamitische achtergrond.
Het is principieel een groot probleem als de staat uitmaakt wat een juiste godsdienst is of een juiste interpretatie van een godsdienst. Dat kan niet. Het is wel voorstelbaar dat een staat zichzelf wil beschermen tegen degenen die op haar ondergang uit zijn of oproepen tot haat en vernietiging. Maar waar begin je en waar eindig je? De poging via extra aandacht aan inburgering in ieder geval te zorgen voor wat meer kennis van de Nederlandse taal en cultuur lijkt mij acceptabel. Maar het spreekverbod is een brug te ver. Dat zou zich moeten beperken tot mensen die door hun uitspraken bekend zijn als haatzaaiers.

Monumentale kerkgebouwen
De scheiding van kerk en staat is wel vaker relevant bij zaken die daar in eerste instantie niet zoveel mee te maken lijken te hebben. Soms vallen me de berichten op over het geworstel met de hoge kosten van monumentale kerkgebouwen. Of over ongedachte bijeffecten van het aanwijzen van een kerkgebouw als monument. Bijvoorbeeld als daar ook het interieur onder valt. Dat kan er toe leiden dat een gemeentelijke monumentencommissie meent dat er geen veranderingen in het interieur van een kerk mogen worden aangebracht zonder hun toestemming. De kerk kan echter de plaats van samenkomst zijn van een gemeente die de kerk wil inrichten overeenkomstig de eigen liturgische opvattingen. En die kunnen veranderen. Het mag niet zo zijn dat een kerkinterieur wordt bevroren door de overheid. De kerk is geen museum.
De kerk is soms wel een monument. Monumentale kerkgebouwen zijn voor de gemeenten die ze gebruiken zowel een lust als een last. De kerken zijn vaak prachtig en geven een bijzondere meerwaarde aan de eredienst. De continuïteit met de kerk der eeuwen wordt er soms bijna voelbaar. Maar de kosten zijn hoog. En de extra eisen die de overheid stelt aan monumenten worden niet altijd vergezeld door financiële middelen. Daar zit iets kroms in. Dat de overheid bepaalde gebouwen als historisch waardevol wil behouden en beschermen is een goede zaak. Dat heeft gevolgen voor de eigenaar. Die wordt in zijn gebruiksmogelijkheden enigszins beperkt. Dat is te overzien, zolang het bijvoorbeeld voor kerken maar niet de vrijheid raakt om zelf te bepalen hoe de kerkruimte moet worden ingericht voor de eredienst. Maar er kan ook sprake zijn van grote extra kosten. Dan zal erover nagedacht moeten worden hoe om te gaan met de gevolgen. De overheid kan hier niet aan de zijkant blijven staan. Gelukkig levert de overheid ook vaak aanzienlijke bijdragen.
Een extra complicatie ontstaat als een kerk een gebouw wil afstoten dat een monumentenstatus heeft. Het kan betekenen dat de verkoopmogelijkheden en vooral de potentiële verkoopopbrengst flink kan dalen. Het gebouw kan immers niet gesloopt worden en aanpassingen voor een ander gebruik worden extra kritisch bekeken op hun gevolgen voor de monumentale waarde. Een echte oplossing daarvoor is er niet. Maar de kans is groot dat flink wat kerkelijke gemeenten hiermee te maken gaan krijgen.

Gereformeerd Mekka
De voortgaande secularisatie is een verschijnsel dat al bijna vertrouwd voelt. Jaarlijks krimpt het aantal christenen in ons land. Regelmatig lezen we dat er met grote regelmaat kerken gesloten worden en dat naar verwachting dit aantal nog enorm zal toenemen. Soms worden we getroffen door de sluiting van een vertrouwde kerk in de omgeving. De gemeente die er gebruik van maakte is te klein geworden om de kosten nog te kunnen dragen.
Het is allemaal bijna gewoon geworden. Toch raakte het bericht dat de Hervormde gemeente in Kampen de Bovenkerk in die stad gaat afstoten me. Mijn vader, die in Kampen geboren werd en er zijn jeugd doorbracht, vertelde me regelmatig dat de Bovenkerk van Kampen een van de mooiste kerken van Nederland was (ik geloof eigenlijk dat hij gewoon zei dat het de mooiste was). En wanneer ik er soms kwam moest ik het met hem eens zijn. De hoge grootse lichte kerk met de prachtige ramen en het schitterende plafond en het prachtige orgel, maakte grote indruk. Als kind maakte ik er ooit de drukste dienst mee die ik in een Nederlandse kerk heb bijgewoond, een onvergetelijke kerstnachtdienst met duizenden kerkgangers. Als voorganger stond ik er later een enkele keer op de mooie preekstoel en maakte eens mee dat de geluidsinstallatie het liet afweten. Boeiend om plotseling zelf te ervaren hoe eeuwenlang de voorgangers in grote kerken slechts hun eigen stem ter beschikking hadden. Kampen, dat klinkt toch nog steeds als gereformeerd Mekka. Het bericht dat de Hervormde gemeente zich deze iconische kerk niet meer kan of wil veroorloven, trof me plotseling tussen de helaas al bijna gewone berichten over kerksluitingen. Wat een triestheid als onze mooiste kerken, de erfenis van ons voorgeslacht, lege monumenten worden. Conferentiecentra, concertzalen, boekhandels, appartementen, moskeeën. Gelukkig dat de kostbaarste parel, het evangelie van Jezus Christus, ook buiten de mooiste schrijn kan schitteren in de levens van mensen.

SGP salonfähig
Onlangs liet het SGP-Tweede Kamerlid Dijkgraaf in antwoord op een vraag weten dat wat hem betreft de SGP best in één kabinet zou kunnen zitten met D66. Een beetje zoals in Israël religieuze partijen aan de regering deelnemen naast geheel seculiere partijen. Hij wilde nog wel enige vrijheid voor de bewindslieden om minderheidsstandpunten in te kunnen nemen. In zekere zin zou het een logische vervolgstap zijn op de gedoogsteun die de SGP zelfs min of meer officieel gaf aan de kabinetten Rutte I en II. En het is ook niet denkbeeldig dat in het huidige verbrokkelde politieke landschap in Nederland een kleine partij als de SGP een coalitiepartner zou kunnen zijn. Misschien zelfs wel een gewilde coalitiepartner.
In flink wat gemeenten doen de staatkundig gereformeerden al lang mee aan colleges. De SGP kan uitstekend bestuurlijke verantwoordelijkheid dragen en doet dat al. En sinds de partij opmerkelijk snel haar principiële bezwaren tegen vrouwelijke politieke participatie heeft laten varen na een rechtelijke uitspraak, is de partij zeker ook landelijk salonfähiger geworden. Ook de cultuurverandering van de partij met een modernere uitstraling helpt daar in mee. Wat dat betreft is het niet onlogisch dat Dijkgraaf mogelijkheden ziet. Wat de uitspraak wat mij betreft toch opmerkelijk maakt, is dat het illustreert hoezeer de partij in vrij korte tijd in haar benadering van de politiek misschien wel wezenlijk veranderd is. Ik herinner me nog levendig de debatten waarin SGP-politici hun afkeer uitspraken over de compromissen van het CDA. Het was in hun ogen ondenkbaar om als christen verantwoordelijkheid te kunnen dragen voor regelingen die haaks stonden op de eigen principes. Vaak waren dat de standpunten rond abortus en euthanasie en de zondag als rustdag. Het uitgangspunt van de theocratie werd regelmatig ingebracht als het hoge SGP-ideaal tegenover de treurige werkelijkheid van een compromissen zoekende christen-democratische partij.
De politieke discussie en de wetgeving zijn op diverse terreinen ondertussen een flinke stap verder af van de eigen standpunten van de SGP. De kabinetten Rutte brachten voor de SGP een ongekende nieuwe situatie: een meepratende gedoogpartner van de coalitie. Het is in het licht van de langjarige opstelling van de SGP verwonderlijk hoe weinig principieels de partij daarbij binnengehaald heeft. De zondagsopenstelling van winkels is alleen op gemeentelijk niveau nog een issue. Gewetensbezwaren van ambtenaren van de burgerlijke stand zijn bij wet verboden. Zelfs op het punt van de fiscale benadeling van gezinnen met eenverdieners is praktisch niets binnengehaald. En toch is de conclusie dat het zeer wel denkbaar is dat de SGP ook de laatste stap zet en deel gaat uitmaken van de regering. In zekere zin geldt voor de CU hetzelfde. Die partij heeft ondertussen al deel uitgemaakt van een kabinet, zonder op de meest onderscheidende principiële punten wezenlijke veranderingen te kunnen bewerkstelligen.

Is dat een verwijt? Nee. Zo kan het gaan. Het is een begrijpelijke ontwikkeling en de pijnlijke aanpassing aan de werkelijkheid van een vergaand geseculariseerd land. De veel actievere betrokkenheid bij gesprekken met andere partijen zal ook het besef oproepen dat er hoe dan ook een verantwoordelijkheid ligt in de politiek. Niet alleen om te getuigen, maar ook om keuzes te maken. En hier en daar zie je lokaal ook dat er keuzes gemaakt worden. Liever een compromis, waar je mede de verantwoordelijkheid voor neemt, dan verder gaande ontwikkelingen plaats laten vinden doordat je het aan anderen overlaat om het te regelen zoals zij het willen. Het zou wel goed zijn als SGP en CU zich rekenschap zouden geven van de verandering. Langzaam maar zeker hebben ze hun prioriteit bij het zuivere getuigenis losgelaten voor het daadwerkelijk participeren in de politiek met meer oog voor de consequenties van het meedoen of niet. Natuurlijk zijn er nog steeds belangrijke verschillen in partijcultuur en ook in de verwoording van de eigen standpunten. Maar het ligt voor de hand er ook over na te denken hoe vanzelfsprekend het is dat er drie verschillende partijen met een christelijke achtergrond mee blijven doen in de Nederlandse politiek.

Drs. Jos Wienen is burgemeester van Katwijk, theoloog en redacteur van Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

  • Raadplegingen: 3764