38e jaargang nr. 4 (juli 2024)
thema: Onopgeefbaar verbonden?! De relatie tussen kerk en Israël
Jos Wienen
Onopgeefbaar verbonden
De discussie rond Israël is vaak heftig. Meningen staan tegenover elkaar. En als het conflict in het Heilige Land oplaait, wordt de discussie feller. Niet in de laatste plaats in de kerk. De kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland geeft in het eerste artikel (I/7) aan: ‘De kerk is geroepen gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël. Als Christusbelijdende geloofsgemeenschap zoekt zij het gesprek met Israël inzake het verstaan van de Heilige Schrift, in het bijzonder betreffende de komst van het Koninkrijk van God.’
Deze tekst was de neerslag van meer dan vijftig jaar bezinning op de relatie tussen kerk en Israël. Het leidde ook direct tot tegenspraak. In het ontwerp stond dat de kerk onlosmakelijk verbonden was met Israël. Dat leverde discussie op, omdat daar ook de staat Israël onder begrepen zou kunnen worden. Dat werd door de meerderheid ongewenst geacht en daarom kwam er ‘met het volk Israël’ te staan. In dit artikel ga ik kort in op de voorgeschiedenis van de formulering in de kerkorde en de kritiek erop en doe ik een poging tot beschouwing waar dit ons brengt.
Kerk en Jodendom door de geschiedenis
De formulering van de kerkorde kwam niet uit de lucht vallen, daar ging een geschiedenis aan vooraf. De kerk en Israël hebben een geschiedenis van bijna tweeduizend jaar. Al waren Joden voor de kerk vaak een randverschijnsel, helemaal wegdenken kon niet. De vijandigheid van de Joodse gemeenschap tegenover de vroege kerk zette de toon. De Romeinen maakten in fasen een einde aan het zelfstandige Joodse volksbestaan en de meeste Joden leefden verder in diaspora, ballingschap. Niet alleen kwam je ze telkens tegen in de Heilige Schrift, maar ook in de eigen omgeving waren ze er telkens weer: een kleine, opvallend anders zijnde, minderheid in de christelijke en islamitische wereld. Het dominante denken in de kerk was heel lang dat de kerk de plaats van Israël had ingenomen als uitverkorene van God en dat Israël door Jezus niet als Messias te erkennen onder het oordeel van God lag. De vijandigheid die in de christelijke wereld tegenover Joden werd gevoeld en gepraktiseerd, werd een voedingsbodem voor het antisemitisme. Joden werden in de christelijke wereld gediscrimineerd en niet zelden ook heftig vervolgd. Toch was er ook telkens wel een onderstroom van verwachting voor en interesse in Israël. Zou de bekering van de Joden niet een nieuwe wending in de heilsgeschiedenis kunnen zijn? In het begin van de twintigste eeuw groeide de interesse in Joodse theologie, filosofie en literatuur. Het Joodse denken bleek boeiende achtergrondkennis voor het verstaan van het Nieuwe Testament.
Twee historische feiten uit het midden van de twintigste eeuw hebben de verhouding tot het Jodendom diepgaand veranderd. De massamoord op het Europese Jodendom door nazi-Duitsland schokte de wereld. Dat mensen tot een dergelijke wandaad in staat waren leek onvoorstelbaar. Dat drie jaar hierna Israël als onafhankelijke staat werd uitgeroepen in het oude land Israël was voor velen een wonder van God.
Na de Tweede Wereldoorlog en de holocaust kwam het denken over het Jodendom in een stroomversnelling. De verschrikking van de holocaust, de poging het Joodse volk in Europa uit te roeien, heeft in de kerk in Europa een gevoel van schaamte doen ontstaan en ook een herbezinning op de plaats van Israël. De terugkeer van een deel van het volk naar het oude land der vaderen, Sion, en de oprichting van de staat Israël zette ook aan tot nieuw nadenken over geloof, volk en staat Israël. Zeker in Amerika ontstond er een nieuwe lezing van oude profetieën en grote verwachting dat de terugkeer uit ballingschap een teken was van de eindtijd. De gebeurtenissen van de eigen tijd werkten als een openbaring om ook de Bijbel anders te gaan lezen. Waar dat ertoe leidt dat oude profetieën worden geplakt op gebeurtenissen in onze eigen tijd, wordt de oude teksten overigens meestal weinig recht gedaan.
Er was eerst veel sympathie voor de jonge staat, die zich moest verweren tegen aanvallen van de Arabische landen. Israël bleef niet alleen staande, maar werd de sterkere partij. De Arabische bewoners van Israël, die waren weggevlucht of verdreven, werden door de Arabische wereld geïsoleerd in vluchtelingenkampen. Hun ellende en verbittering werd voedingsbodem voor telkens oplaaiende terreur tegen Israël. De bezetting in 1967 van de door Jordanië en Egypte beheerste gedeelten van het Heilige land door Israël gaf aan het conflict een nieuwe dimensie. Sympathie voor de Palestijnen groeide ook in Europa, ondanks het afgrijzen over terreurdaden door Palestijnen. Israël raakte politiek meer geïsoleerd.
De Nederlandse kerken en Israël
Theologen als Miskotte en Van Ruler en later Berkhof verdiepten zich in het eigene van het joodse geloof en kwam tot nieuwe inzichten in Gods blijvende trouw aan dit volk. De eeuwen door waren er telkens theologen die daar wel mee bezig waren, maar nu kreeg het een veel bredere weerklank. Dat inzicht is een basis voor de uitspraak over onopgeefbare verbondenheid. De onopgeefbare verbondenheid volgt op het geloof dat Israël nog steeds volk van God is.
Het nieuwe denken over Israël kwam niet terecht in een nieuwe belijdenis. Daar is de kerk zuinig mee, al is het maar vanwege de grote verdeeldheid in de kerken. Het nieuwe inzicht is van betekenis voor het zelfverstaan van de kerk, voor de kerkvisie. En daarmee kwam de kerkorde in beeld om het nieuwe inzicht een plek te geven. De Nederlandse Hervormde Kerk was al lang bezig toe te werken naar een nieuwe kerkorde. In 1949 kwam in dat kader een document uit: Fundamenten en perspectieven van belijden. Daarin komt in artikel 17 Israël voor: ‘God heeft nog een toekomst voor zijn oude volk. Het blijft het volk van de belofte en het volk van de Messias. Wie hen aanrandt, tast Gods welbehagen aan en zal zijn gericht niet ontgaan.’ Daarna volgde de nieuwe kerkorde van 1951. Daarin wordt gesproken over de roeping tot het apostolaat ten aanzien van het volk Israël. Er wordt gesproken over onderzoek van de Heilige Schrift ten aanzien van vragen met betrekking tot het volk Israël, verdieping en verbreding van het inzicht van de kerk in Gods weg met dit volk, het gesprek met Israël om het uit de Heilige Schrift, bepaaldelijk uit het Oude Testament, te betuigen dat Jezus de Christus is en de kerk, als zijn lichaam, het nieuwe volk Gods.
In 1970 kwam de Hervormde Kerk met de handreiking Israël, land, volk en staat, waarin ook het bestaansrecht van de staat Israël wordt verdedigd als een waarborg voor het volksbestaan van Israël. In de jaren daarna groeide in de kerk het besef van eigen falen tegenover het Joodse volk, het gevoel dat een gesprek ook luisteren betekent. In 1991 werd de kerkorde gewijzigd: ‘De kerk weet zich in al haar geledingen geroepen het gesprek met Israël te zoeken en gestalte te geven aan de verbondenheid met het volk Israël.’ In de Gereformeerde Kerken is een vergelijkbare ontwikkeling te vinden. Ook in de kleinere reformatorische kerken groeide aandacht voor het thema.
Aan de andere kant kwamen er sinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw nieuwe noties: de ontmoeting met andere religies, met name de islam, en aandacht voor de Palestijnen als slachtoffer van de stichting van de staat Israël. Met name vanuit het werelddiaconaat werd gevraagd om solidariteit met Palestijnen en in het bijzonder de christelijke Palestijnen. Daarna kwam er ook telkens discussie, omdat de sympathie voor de Palestijnen als onderliggende partij een steeds grotere rol ging spelen en kritiek op de politiek van Israël daarmee samen op ging.
De formulering van de onopgeefbare verbondenheid in de kerkorde is dus de formule van de Protestantse Kerk in Nederland. Het meest opvallende woord is onopgeefbaar. Het is niet zomaar een verbondenheid, maar een onopgeefbare verbondenheid. Het tekstverwerkingsprogramma Microsoft Word geeft er een foutmelding bij. Dat kent het woord niet. Word doet de suggestie om het te vervangen door onopzegbaar, een term uit de contractsfeer. De kunstmatige intelligentie schiet tekort voor de kerkelijke logica, want de kerk houdt van grote woorden. Het gaat ook over grote dingen in de kerk. Hoewel onopgeefbaar vrijwel nooit gebruikt wordt is de bedoeling direct duidelijk: hier zullen we altijd aan vast houden. De keuze van het woord zal vast te maken hebben met die lange geschiedenis van de kerk waarin de kerk niet naar het Jodendom omkeek of het zelfs verachtte en vervolgde. Als je tot de conclusie bent gekomen dat het nog steeds het volk van God is en dat Gods trouw eeuwig is, ontstaat er de behoefte dat duidelijk te formuleren. Nooit meer zullen wij deze geestelijke verbondenheid ontkennen. Het gesprek met Israël hoort bij het wezen van ons kerk-zijn.
Kritiek op de formulering
De onopgeefbare verbondenheid is de neerslag van decennialang nadenken over de verhouding van Kerk en Israël. Toch is het ondanks de vierkante bewoording telkens weer aangevochten. Door te spreken over het volk Israël wilde men de staat schrappen. Maar het volk is niet los verkrijgbaar. Je hebt de joodse godsdienst, het Joodse volk en de staat Israël. In de joodse religie liggen de aanknopingspunten voor het gesprek. Maar Gods verbond betreft het volk, niet een godsdienstige gemeenschap. De godsdienstige gemeenschap is er in zekere zin de kern van, maar er zijn ook niet-religieuze Joden. Ook na verschillende geseculariseerde generaties voelen veel afstammelingen zich Joods. Het is een traditie, een lotsverbondenheid, een cultuur met religieuze elementen en waarden waar mensen zich door afkomst en geschiedenis aan verbonden blijven voelen. En als dat niet zo is, zijn er anderen die hen toch zo indelen. Veel Joden ontdekten pas door de vervolging door de nazi’s dat ze Joden waren. Door de geschiedenis en door de stichting van de staat Israël voelen de meeste Joden een – ik zou bijna zeggen: onopgeefbare – verbondenheid met het land van de voorouders, met Sion, met Jeruzalem, met de Joodse staat. Volk en staat vallen niet samen, maar zijn wel verbonden. Verschillende orthodoxe stromingen vroegen zich oorspronkelijk af of deze terugkeer naar het land der belofte, zonder de verschijning van de Messias, wel kon. Maar nu voelen de meeste Joden zich met deze staat door hun eigen identiteit en oorsprong verbonden. Het is het land waar Joden geen minderheid zijn, veilig in een vijandige wereld. Wie zich verbonden wil weten met het Joodse volk krijgt de staat Israël er gratis bij.
En dat roept verzet op. De politiek van Israël roept weerstand op. Vanwege het geweld, de bezetting en de ellendige positie van de Palestijnen pleiten sommigen voor het schrappen van de verbondenheid in de kerkorde. De kerk mag niet de indruk wekken de foute partij te steunen. Israëls politiek is verwerpelijk en mag niet gesteund worden. Bovendien moet de kerk toch minstens even verbonden zijn met de verdrukte (christelijke) Palestijnen. Een stap verder gaan degenen die Israël een onacceptabel koloniaal project noemen van vooral Europeanen die de oorspronkelijke bevolking hebben ontrecht en verdreven, hun land hebben ingenomen en die bevolking wreed onderdrukken. De daaruit ontstane apartheidsstaat moet verdwijnen om plaats te maken voor een Arabische staat of, nog mooier, een seculiere democratische pluriforme staat. Dat veel Joden en Arabieren hier niets van willen weten doet er niet toe. In ieder geval hebben Joden geen recht op een eigen staat en Palestijnen wel.
Er is ook een meer religieuze weerstand. Er kan geen sprake zijn van een uitverkoren volk. De kerk is het volk van God. De beloften van het Oude Testament voor Israël zijn vervuld in Christus. Daarna is er geen heilshistorische rol meer voor het Joodse volk. Ook aan Joden wordt het evangelie verkondigd. Maar het Jood-zijn heeft geen betekenis meer vanuit het perspectief van de kerk.
Tenslotte is er het argument dat de verbondenheid met het Joodse volk een uitdrukking is van schaamte over de holocaust en het antisemitisme. Daarbij zou dan meer een schuldbelijdenis passen dan een onterechte verklaring van verbondenheid.
Onopgeefbaar verbonden?
Ik maak enkele kanttekeningen bij de kritiek. Je verbonden voelen met een land betekent niet dat je alles wat de regering daar doet goedkeurt. Die suggestie in onjuist, ook als het om Israël gaat. Israël is ook geen koloniaal project. Op die grond kunnen we de Verenigde Staten verwerpen, Canada, de Latijns-Amerikaanse staten, maar niet Israël. De terugkeer uit de diaspora is een historisch fenomeen op zich en heeft met het Europese kolonialisme niets te maken.
Een Palestijnse staat is er nooit geweest. Dat wil niet zeggen dat die geen recht van bestaan zou kunnen hebben, maar er is geen volkenrechtelijke of historische reden om te stellen dat dat een staat zou moeten zijn van de rivier tot de zee. Het lijden van veel Palestijnen is evident. Het historische onrecht van vlucht en verdrijving vanuit Israël en apart houden als vluchtelingen zonder rechten in de Arabische wereld verdient meeleven, hulp en zoeken naar oplossingen.
Het religieuze argument dat Israël geen uitverkoren volk meer kan zijn is merkwaardig. Wie bepaalt dat? De beloften van het Oude Testament spreken van een eeuwig verbond. En de werkelijkheid van de afgelopen tweeduizend jaar toont dat het volk er is, wat we daar ook van vinden. Het is noch exegetisch, noch feitelijk te verantwoorden dat het Joodse volk geen religieuze betekenis meer kan hebben. Het is moeilijk voor te stellen dat de kerk nu zegt: ‘We gaan terug naar voor de twintigste eeuw.’
Dat de formulering van de kerkorde sporen draagt van de tijd van ontstaan is onmiskenbaar. Maar de bezinning die toen op gang is gekomen is ook niet meer ongedaan te maken. Dat er sprake is van een bijzondere verbondenheid van de kerk met Israël lijkt me evident. Historisch en theologisch is de kerk tot het eind van de geschiedenis met Israël verbonden. Ze is eruit ontstaan, ze deelt er het grootste deel van de Heilige Schrift mee en ze zal er tot het einde der tijden nooit omheen kunnen dat haar Heer hoort bij het volk Israël. De verkiezing van Israël heeft een bijzondere positie in de heilsgeschiedenis en de kerk komt nooit los van het nadenken over de weg van God met dit volk door de geschiedenis. In het Oude Testament komt de naam Israël meer dan 2.500 keer voor en in het Nieuwe Testament 34 keer, naast honderden keren het woord Jood.
Het woord onopgeefbaar was niet noodzakelijk. Maar het is vreemd om het te schrappen. Dat lijkt op een ontkenning van wat evident is. Bovendien ben je aan jezelf verplicht je eigen woorden serieus te nemen. Wie na twintig jaar iets onopgeefbaars opgeeft is ongeloofwaardig. En in het licht van de geschiedenis is het pijnlijk. Wat mij betreft is na het gebruik van zo’n groot woord de discussie erover in zichzelf beschamend voor de kerk.
Laat het woord onopgeefbaar maar met rust, omdat het feitelijk juist is. Als je het schrapt is het niet minder waar. Het drukt uit dat de kerk erkent dat Israël haar eigen plaats heeft als volk van God, met haar lange geschiedenis en tradities en dat ze zich daarmee heeft te verhouden. Het geeft ook aan dat iedere vorm van antisemitisme verworpen moet worden. Tegelijk kan uit verbondenheid ook kritiek voortkomen. Israël wordt met een andere maat gemeten: van dat land wordt iets anders verwacht dan geweld, wraak en vergelding. Maar de praktijk is niet anders. Dat levert spanning op: verbondenheid en teleurstelling.
J. Wienen is burgemeester van Haarlem en redactielid van Kontekstueel.
Mailadres:
- Raadplegingen: 141