2011 • Jubileum (2)
Volg Mij! - Geloven als een levenslang gehoorzamen
dr. P.J. Visser
Het is niet nieuw, maar ik zeg het toch nog maar een keer: theologische concepten zijn ‘uit’, individuele geloofsbeleving is ‘in’. Hoe jij het ziet, wat jij er al dan niet aan beleeft, of het voor jou goed voelt – daar gaat het om. De gevolgen worden intussen al meer zichtbaar. Geloven is vooral een persoonlijke onderneming geworden. En dat is niet hetzelfde als een ‘persoonlijke zaak’, zoals het vanouds heette.
Wat is het kenmerkende?
Omgang met God en met de Schrift vul je in naar jouw zin en eigen smaak. De één wil geraakt en opgeladen worden. De ander wil intellectueel worden uitgedaagd. Intussen verliest de bijbel ongemerkt haar gezag als woord van God. En wordt steeds meer alleen dan nog serieus wordt genomen als ik kan meemaken wat er staat en de boodschap mij inspireert.
Vaak leest men net zo lief andere boekjes in plaats van de bijbel. Boekjes die jij uitkiest, die je beter snapt en waar je dus meer aan hebt Het geloof is meer iets dat ontspruit eigen goed gevoel dan dat het wortelt in de Schrift.
We zijn geestelijk zelfstandig geworden. Maar het is de vraag of we daar ook meer volwassen van zijn geworden. Kreeg het recht op persoonlijke geloofsbeleving niet zo’n individualistisch karakter dat velen het gevaar lopen vooral een vrijgevochten gelovige te worden? En is dat niet eerder puberaal dan volwassen?
Wellicht kon en kan dat ook niet veel anders in een tijd waarin de generatie van babyboomers zich ontworstelde aan gezag van bovenaf, en men op alle terrein – dus ook in de kerk – zich afzette tegen alles wat wordt opgelegd.
‘Moeten’ werd een vies woord, op één uitzondering na: er moest vooral niks meer! Basale voorwaarden om het geloof over te dragen gingen in rap tempo teloor: de kerkgang en catechese, het geregelde Bijbellezen en dagelijks gebed.
De gevolgen na één generatie? Een verdund geloof! Velen geven het God voor het zeggen voor zover zij er heil in zien. En volgen Christus zo lang zij met Hem uit de voeten kunnen. Het werd een deugd om vooral dicht bij jezelf te blijven. En zelfverloochening wordt afgedaan als huichelen.
Wat we overhouden?
Een eigengereid geloof dat wel goed voelt, maar geen weet heeft van kruis. Volgens Stanley Hauerwas volgen we Jezus dan tot op zekere hoogte; tot aan het kruis, maar niet tot op het kruis; zo één is geen discipel, maar een bewonderaar. (Een robuuste kerk, 37)
Het gevolg van zo’n puberaal geloof is desastreus voor de toekomst van de kerk. Omdat het meer een uitvloeisel is van eigen gevoel dan een vrucht van Gods Geest, is het zo onbestendig als wat en sterft het vroeg of laat vaak een zachte dood. Veel enthousiaste gelovigen houden het na verloop van tijd voor gezien.
Wil er toekomst zijn voor de kerk dan wordt hoog tijd dat pubers volwassen worden. Tegen de stroom in wordt er vandaag terecht opnieuw gepleit voor een gemeente die door consequente navolging van Christus weer wordt tot stralende bruid voor haar Bruidegom (Bram v.d. Beek) en zodoende tot een contrasterende gemeenschap (James Kennedy).
Ook anderen wijzen daar indringend op – het hangt blijkbaar in de lucht. De toonaangevende missioloog Chris Wrigt riep in Kaapstad de kerk dringend op om zich niet uit te leveren aan de goden van deze tijd: macht, succes en hebzucht, maar tot een leven van Humility, Integrity and Simplicity en zo HIS people te zijn. En Stanley Hauerwas stelt: de kerk heeft geen boodschap maar is de boodschap. Om vervolgens een krachtig pleidooi te voeren voor een horig geloof dat ons hele bestaan omvat en al ons doen en laten doortrekt.
Hetzelfde hoor ik ook terug in een bijdrage van Bert de Leede tijdens de driedaagse conferentie ‘Voorbij de comfort-zone. Predikant in een seculiere tijd’. Ik citeer een krantenverslag (op hoop dat het in hoofdlijn klopt):
De ziel van het predikantschap is gevoel voor het heilige. Dat impliceert ook gevoel voor het gemis van het heilig én een scherpe neus voor alle surrogaat voor het heilige. Het heilige, aldus de Leede, is wat van God komt – Woord én Avondmaal – en wat naar God toe leidt: gebed, contemplatie en concentratie. In de afgelopen 25 jaar was de professionalisering nodig om de emancipatie en modernisering van het beroep vorm te geven. We moesten leren omgaan met een moderne vorm van het predikantschap om niet burn-out te raken. En gingen denken in vereiste competenties, specialisaties, teamwork, permanente educatie. Maar raakten we met de professionalisering de ziel van het predikantschap niet te veel kwijt? Er is de laatste decennia vele malen méér geïnvesteerd in predikanten dan daarvoor, maar als het gaat om de werkvreugde, de beleving van de zinvolheid ervan, gingen we erop achteruit.’ Wat nu nodig is, is een hernieuwde aandacht voor de ziel van het beroep: ‘Dat we weer weten hoe je die ziel bewaart, hervindt en voedt.’
Het is me uit het hart gegrepen. Al dacht ik nog wel even: zit de malaise niet dieper? Was de toenemende aandacht voor professionalisering (hoe nodig en terecht ook!) in veel gevallen al niet een veeg teken – een teken dat de ziel eruit was? En een verwoede poging om dan toch vol te houden? Hoe het ook zij, door al deze stemmen heen hoor ik een indringende roep: tot waarachtig leven met God en consequent volgen van Christus. Voorgangers voorop!
Want er is één gevaar waar al voor gewaarschuwd werd door Jezus en Paulus: dat we het anderen precies weten te vertellen, maar er zelf net niet meer toekomen. In toenemende mate werd ik zelf gegrepen door wat Bonhoeffer daarover schreef. Profetische onderkende hij de onomkeerbaarheid van de secularisatie. Profetisch ook stelde hij dat het in zo’n tijd eens te meer aan komt op dit ene: ontdaan van alle kerkelijk burgerlijkheid niemand anders volgen dan Christus alleen. Het was een oproep tot een persoonlijk, doorleefd, gerijpt en volwassen geloof. Van een puberaal geloof in een postmoderne tijd had hij nog geen weet, maar met de weg die hij destijds wees, is vandaag actueler dan ooit.
Volgens Bonhoeffer is er maar één geloof dat de naam van geloof waard is. Het geloof dat consequent gehoor geeft aan de roep van Christus die zei: Volg Mij! Kort en krachtig stelde hij: de gelovige gehoorzaamt en de gehoorzame gelooft. Ik stel voor dat we samen te luisteren naar wat Bonhoeffer te berde bracht. Het is op zich niet ingewikkeld – het gaat de theologische beschouwing voorbij. Het vraagt wel om dagelijkse bekering – en is daarom toch lastiger dan het lijkt.
De dringende vraag die Bonhoeffer in een briefwisseling stelde, luidt:
Hoe leid ik in de realiteit van nu een christelijk leven en waar zijn de laatste autoriteiten in zo’n leven, het enige dat waard is geleefd te worden?
Hij antwoordt daarop:
Ik wil in de eerste plaats simpelweg bekennen: ik geloof dat de bijbel, en de bijbel alleen, het antwoord op al onze vragen kan geven. En dat wij, om haar antwoord te vernemen, alleen volhardend en deemoedig hoeven te vragen. De bijbel kan niet zomaar gelezen worden als andere boeken. Men moet bereid zijn, werkelijk te vragen, alleen dan gaat de bijbel open. Dat komt omdat in de bijbel God tot ons spreekt. En over God kan men niet van zichzelf uit denken. Hij wil gevraagd zijn. (..) Alleen als wij het weer wagen zo de bijbel te lezen, als een woord van God die ons liefheeft en niet allen wil laten, vinden we de vreugde die Hij geeft….
Leven uit de Schriften, dat blijft nummer één. Wie dat ontgroeit, verliest God. Wie daarin volhardt, wast op in kennis en genade. Zei Jezus zelf niet: Zo iemand in Mij niet blijft, die verdort. Geven we de Schrift het voor het zeggen, dan komt overigens ook ons gevoel volop aan zijn trekken. Méér dan ooit zelfs. Maar wel in de goede volgorde. Niet mijn gevoel bepaalt wat de bijbel zeggen mag. Maar de Schrift bepaalt mijn gevoelen. Aangesproken door de levende God word ik meer dan eens geraakt tot in het diepst van mijn ziel. Openbaring en ervaring gaan hier hand in hand. Het geschonken inzicht geeft de nodige emotie. Er wordt waarachtig iets beleefd als God door het woord en in de kracht van de Geest tot ons spreekt. We raken verslagen van hart (Hand. 2:37). We worden vrolijk in de Here (Jes. 61:10). Tegelijk gaat ons geloven hier niet in op. Want ebt de emotie weg, dan blijft het gegeven inzicht achter. Dat gaat mee. Daar kun je op door. Niet zelden ook dwars tegen allerlei opkomende gevoelens in. We volharden, net als de eerste gemeente (Hand. 2:42), bij de waarheid van Christus. Vaak lastig zat. Maar wonderlijk genoeg geeft niks zo’n goed gevoel als dit.
Opnieuw Bonhoeffer:
Wij moeten wel weten welke God wij zoeken. Weet ik dat niet, dan dwaal ik maar wat rond, het zoeken wordt een doel in zichzelf en het vinden is niet langer hoofdzaak.
Het had vandaag geschreven kunnen zijn. Want inmiddels werd dat officiële theologie: God als een zoekontwerp. Openbaring is dan dat God overal in de wereld sporen nalaat. En geloven is zoiets als daar alert op zijn. Al wat goed is (en vooral: goed voelt!) en wat de menselijkheid dient is van de Geest. Intussen verdwijnt de Levende Zelf al verder in de mist. De spirituele mist van een plurale reli-cultuur, waarin het christelijk geloof ook haar partijtje meeblaast. Ik zie en hoor het volop in Amsterdam. Overigens bestaat er ook een evangelische variant. Mensen ervaren God dan vooral in meetings en op praise-avonden. Is dat fijn en voelt dat goed, dan heet dat ‘een manifestatie van de Geest’. Aan nadere openbaring van God en kennis van Christus is echter geen of weinig behoefte.
Scherp en helder stelt Bonhoeffer:
Wat ik weet over de God die ik zoek, weet ik of uit mijzelf, uit mijn ervaringen en inzichten, uit de geschiedenis of de natuur, zoals ik die begrijp, puur uit mijzelf dus – of ik weet het op grond van Zijn openbaring, van Zijn eigen Woord. Of ik bepaal de plaats waar ik God vinden wil – of ik laat God de plaats bepalen waar Hij gevonden wil worden. Als ik bepaal waar God moet zijn, dan zal ik daar altijd een God vinden die in zekere zin op mij lijkt, mij bevalt, bij mijn wezen past. Maar als God zegt waar Hij zijn wil, dan zal het waarschijnlijk op een plaats zijn die helemaal niet bij mijn wezen past en mij helemaal niet bevalt. Die plaats is het kruis van Christus. En wie Hem daar wil vinden, moet mee onder dit kruis, gelijk de Bergrede eist. Dat past helemaal niet bij onze natuur. Integendeel het gaat rechtstreeks tegen onze natuur in. Maar het is onontkoombaar, want in het kruis is heel de Schrift vervuld.
Al luisterend naar de Schrift worden de rollen dus radicaal omgekeerd. In plaats dat ik God voor mijn ‘gelovige’ kar span, gaat mijn ‘gelovige’ ik met Christus aan het kruis (vgl. Gal. 2:20). Dat is overigens de meest bevrijdende ervaring die denkbaar is. Tegelijk word ik van nu af levenslang geroepen om te sterven aan eigen doen en laten én met Christus op te staan in een nieuw leven. Dat gaat veel verder dan het populaire ‘dichtbij jezelf blijven’. Het is in de omgang met de Schrift (God en Christus) keer op keer ‘tot jezelf komen’ (vgl. Luk. 15:17). Om dat ‘oude zelf’ aan Christus te verliezen en in Hem ‘vernieuwd’ terug te krijgen. Dat belooft wat! Zodoende kom je tot je bestemming. Wordt je meer mens. Want als navolger van Christus wordt je een mens Gods.
Bonhoeffer schreef daarover:
De gehele bijbel is nu het woord waar God zich door ons laat vinden. Geen plaats die ons altijd even aangenaam is. Veel meer een plaats die ons vaak vreemd is, waar wij helemaal niet aan willen. Maar dit is de plaats die God gekozen heeft om ons te ontmoeten.
In deze ontmoeting gaan geloven en gehoorzamen van het begin af en levenslang hand in hand. Geloven is blijvend gehoor geven aan het eerste woord: Volg Mij! Refererend aan Levi schrijft hij:
Reeds de eerste stap, die volgt op de oproep, scheidt de navolger van zijn tot dusverre gevoerde bestaan. Zo schept de roep van Jezus dadelijk een nieuwe situatie. Jezus’ woord is geen leer, die men rustig kan overwegen, maar het herschept ons van meet af aan, het geeft een radicale wending aan ons leven. Een christendom zonder de levende Jezus Christus blijft noodzakelijk een christendom zonder navolging. En een christendom zonder navolging is altijd een christendom zonder Jezus Christus: het is een idee.
Alleen door deze navolging zal de gemeente in deze wereld overleven. Zelfs als de kerk als instituut verdwijnt. Zo lang het zover echter niet is, lijkt het me zaak dat we juist in de kerk hier weer meer dan ooit werk van maken. Als voorgangers. Binnen de gemeente. In gezinnen. Onder vrienden en collega’s. In de wereld waarin we leven. Elke vorm van geloven dat deze navolging mist richt de gemeente te gronde. Het is schrikbarend leeg is. Velen geven het er gemakkelijk aan. En missen er weinig aan, omdat het al nauwelijks meer iets om het lijf had.
Ik vraag me af of de hedendaagse brede belangstelling voor discipelschap volgens de Bergrede van een zelfde kwaliteit is als Bonhoeffer beoogde. Laten we in ieder geval duidelijk blijven maken dat de Bergrede geen program biedt voor aantrekkelijk en aanstekelijk christen-zijn. Maar dat ons daarin de smalle weg gewezen wordt – die ons in principe altijd te smal is en te ver gaat – en die alleen in Christus, dé Weg, begaanbaar wordt. Levenslange horigheid aan de Schrift. En daarmee aan de stem van Christus. Daar gaat het over in relatie met God.
Bonhoeffer schreef er zelf het volgende over:
Zo lees ik nu de bijbel. Bij iedere plaats vraag ik: wat heeft God hier tot mij te zeggen (..) Iedere plaats buiten de bijbel is mij vreemd geworden. Ik ben bang dat ik daar alleen maar stuit op een goddelijke dubbelganger van mijzelf (..) Sinds ik geleerd heb de bijbel zó te lezen wordt zij mij dagelijks een groter wonder. Ik lees haar ‘s morgens en ’s avond, dikwijls ook nog overdag… Ik weet dat ik zonder dit niet meer echt zou kunnen leven. En zeker niet meer echt zou kunnen geloven (..) Je weet niet, hoe blij je bent wanneer je de weg naar deze primitieve zaken hebt teruggevonden na in zo’n menige theologie het spoor bijster te zijn geraakt…
Ik eindig zoals Bonhoeffer zelf eindigt:
Wij staan dus voor de beslissing: of wij dit woord van de bijbel willen vertrouwen of niet; en ons daardoor willen laten vasthouden als door geen ander woord in leven en in sterven…
Waar dat laatste gebeurt, daar rijpt het geloof liefheeft tot het einde. Kwetsbaar en aangevochten. Robuust en onverzettelijk. Het is het geloof dat het houdt, het uithoudt, ook als het wordt verguisd. Slaat men haar op de ene wang, dan vlucht het niet weg, maar keert de andere wang toe Het zegent als het wordt vervloekt, het bidt door als het wordt vervolgd.
Het is het geloof van Christus en met Hem leeft, lijdt, sterft… en opstaat.
dr. Paul J. Visser is predikant van de protestantse gemeente te Amsterdam (Noorderkerk)