mei 2011 (25e jaargang nr. 5)
De kerk – back to the basics
A. Markus
Er wordt veel gepraat over de kerk. De kerk holt achteruit, de tijd van de kerk is voorbij, in elk geval als instituut. Of de kerk is niet voorbij, maar moet flink vernieuwd worden. Het is nogal wat met de kerk. Over één ding kunnen we, denk ik, direct duidelijk zijn: natuurlijk is de kerk niet voorbij.
Waar volgelingen van Jezus Christus zijn, daar is de kerk en daar is ook altijd een vorm van de kerk als instituut. Hoe laagkerkelijk dat ook moge zijn. Ook de Protestantse Kerk in Nederland is niet voorbij, ook niet vanwege drastisch dalende ledenaantallen. Wel kun je je afvragen of de Protestantse Kerk en andere gevestigde kerken kerk kunnen blijven op de manier waarop ze dat nu zijn.
De kaasschaaf
Over de kerk wordt veel gepraat, maar lang niet altijd vanuit een visie gericht op de toekomst. Mijn indruk is dat er veel nostalgische reacties zijn, waarin wordt betreurd wat voorbij is en waarin gezocht wordt naar wegen om zoveel mogelijk van de oude vormen te behouden. De kaasschaafmethode is daarbij wellicht het meest populair, samen met fusies om nog overeind te kunnen houden wat mogelijk is. Als de situatie daarna weer nijpend wordt, dan komt weer de kaasschaaf. Maar de kaasschaaf hanteren getuigt niet van een vooruitziende blik. Begrijp me goed, het is verdrietig dat de kerk op veel plaatsen terugloopt en dat plekken van samenkomst verdwijnen, kerken gesloten worden. Het is niet vreemd als mensen tijd nodig hebben om dat te verwerken. Dat is het punt niet.
Wat mij zorgen baart is, dat er in een tijd van krimp vooral gedacht lijkt te worden vanuit wat er is (en was). Het huidige instituut van de kerk, met de vormen die daar nu bij horen, is het uitgangspunt in het nadenken over de toekomst. In elke plaats een gemeente met een kerkgebouw of meerdere kerkgebouwen en een predikant of meerdere predikanten. De huidige vormen kaderen de verbeelding geheel en al in. Maar als de dalende lijn doorzet, is het niet meer mogelijk overal een gemeente te hebben in de klassieke vorm met een kerkgebouw en een predikant. (Op allerlei plaatsen is dat nu al het geval.) Het zal ook niet meer haalbaar zijn om overal kerkdiensten te houden in de klassieke vorm.
Stel nu eens dat het zover komt, dat je een aantal plaatsen overhoudt waar dat nog wel kan, in steden of grotere plaatsen: klassieke kerkdiensten, een gebouw en een gemeente waaraan één of meer predikanten verbonden zijn. Kerken die een regiofunctie hebben. Stel dat verder in den lande er groepjes christenen zijn die het moeten doen zonder kerkgebouw en (eigen) predikant. Ach, zo ver zal het wellicht niet komen in, laten we zeggen: Rouveen, Vriezenveen, Waddinxveen of Veenendaal. Maar stel dat het zou gebeuren, is dat erg?
Laten we er bij wijze van gedachte-experiment eens van uitgaan dat dit scenario over tien jaar een feit is. Dan moeten we dus de gestalte van de kerk van de afgelopen eeuwen loslaten en de huidige vormgeving van de kerk uit ons hoofd zetten. Laten we eens denken vanuit een soort nulpunt. Wat is er voor een groep volgelingen van Jezus Christus minimaal nodig, wat is er in de kerk minimaal nodig? Back to the basics. Denkend aan het slot van Handelingen 2 lijkt me dat er in elk geval drie dingen nodig zijn: gemeenschap, onderwijs/verkondiging en (toerusting tot) getuigend dienstbetoon.
In grotere plaatsen heeft de gemeente, in elk geval de Hervormde of Protestantse gemeente, nogal eens ingewikkelde structuren waarbij kerkbezoekers, wijken en voorgangers rouleren over kerkgebouwen. De nadruk ligt geheel op centraal beleid en niet op beleid in de afzonderlijke wijken. Deze structuur staat op veel plaatsen onder druk en dan komt de kaasschaaf op tafel. We doen één van de gebouwen dicht, bezuinigen anderhalve predikant of kerkelijk werker weg en laten hier en daar wat wijken fuseren. Ik zou zeggen: direct stoppen met zulk centraal kaasschavend beleid! Zo werkt gemeenschap niet, dat is wel duidelijk uit christelijke en seculiere boeken over gemeenschapsvorming en groepsprocessen.
Gemeenschap
Begin eens te denken vanuit de gemeenschap, zonder je verbeeldingskracht in te perken door bestaande vormen van kerk zijn. Heb je voor gemeenschap een paar honderd gemeenteleden nodig? Nee. Waarom zou je dan een kleiner wordende groep laten fuseren met een andere groep? In grote steden heeft dat vaak niet gewerkt. Lang niet alle leden van een gemeente gingen in zo’n fusieproces mee naar een nieuwe gemeenschap of een nieuwe kerkplek. Maak van de nood een deugd en probeer de kleiner wordende gemeenschap te groeperen in levensvatbare kleinere groepen. Misschien groepen van rond de twintig of dertig mensen?
Heb je voor gemeenschap een predikant nodig of een kerkelijk werker? Niet noodzakelijk, lijkt me. Wel als je het model nastreeft waarin je als predikant zoveel mogelijk mensen bezoekt namens de kerk. Maar als je inzet op onderling pastoraat omdat je als kleinere groep echt een gemeenschap bent, die met elkaar meeleeft en met elkaar meereist op de weg van het Koninkrijk, dan is een predikant niet noodzakelijk. Wel is toerusting nodig voor onderling pastoraat, dat moet je leren. Daar zou een predikant goed werk kunnen verrichten. Maar dat zou niet eens een ‘eigen’ predikant hoeven zijn, je kunt ook denken aan rondreizende predikanten, die verbonden zijn aan een grote gemeente met een regiofunctie.
Ook crisispastoraat kan in onderling pastoraat gestalte vinden, met wellicht een predikant op de achtergrond. Nu we in de luxe zijn dat veel gemeenten nog steeds één of meer eigen predikanten hebben, lijkt het me hoog tijd voor zulke toerusting tot onderling pastoraat en voor gemeenteopbouw die inzet op kleinere groepen voor gemeenschap. Laat predikanten per direct beginnen met gemeenteleden zelfstandig maken op gebied van gemeenschap.
Heb je voor gemeenschap een kerkgebouw nodig? Niet per se, kleinere groepen kunnen ook wel in een grote woonkamer bij elkaar komen. Of in het plaatselijke café, dat is toch leeg op zondagmorgen. Misschien hebben kleinere groepen die bijeenkomen op ‘gewone’ plaatsten ook wel een eigen aantrekkingskracht voor niet-kerkelijke mensen. Dat is in elk geval de ervaring die naar voren komt in verhalen over dit soort experimenten. (Ik ben begonnen met lezen in Total Church. Evangelie en gemeenschap. Dat gaat over kerk voor het leven van alledag, een leermodel voor de kerk van de toekomst. Daarin komt de eigen aantrekkingskracht van deze vorm van gemeenschap zijn ook naar voren.)
Als er geen kerkgebouw meer is, dan worden samenkomsten van de gemeenschap wellicht geen kerkdienst meer in onze klassieke vorm. Is dat erg of kan het ook zonder? Ik zou het zelf erg missen, maar het kan zonder. Laten we eerlijk zijn: kerkdiensten zijn ook niet de meest ideale vorm om gemeenschap te stichten, om elkaar te bemoedigen en te bevragen. Dat gebeurt veel meer in kringwerk. Maar in onze hectische tijd lukt het niet iedereen meer om kerkdiensten en kringwerk te bezoeken. Waarom zou het niet samen kunnen gaan in een nieuwe vorm? Een essentieel kenmerk van de gemeenschap in Handelingen is dat men zich wijdt aan het gebed en het loven van God. Maar dat kan ook in een andere vorm dan de klassieke eredienst.
Zou zo’n gemeenschap ook het Heilig Avondmaal kunnen vieren? Zou dat ook zonder predikant kunnen? Dat vind ik een lastiger vraag. Dat kun je ook vragen voor de bediening van de doop. Of zou je moeten denken aan rondreizende predikanten (of kerkelijk werkers met speciale bevoegdheden) die sacramenten komen vieren? Misschien kan dr. Piet van den Heuvel daar in het slotartikel nog wat over schrijven.
Onderwijs en verkondiging
Centraal in de gemeenschap, ook in de meest basale situatie, is het ‘onderwijs van de apostelen’. Dat betekent een concentratie op het Woord en de verkondiging van het evangelie in lijn met de apostolische traditie van de kerk der eeuwen. Zonder dit onderwijs en de verkondiging is een gemeenschap geen kerk.
Is er voor dit onderwijs en de verkondiging een kerkgebouw nodig? Nee, net als gemeenschap kan ook het onderwijs en de verkondiging in een andere ruimte. Is er voor onderwijs en verkondiging een professional als de predikant nodig? Ik denk niet dat de ontsluiting van de traditie en de uitleg van de Schriften en de verkondiging van Gods genade is voorbehouden aan geschoolde theologen. Wat nodig is, is inwijding in de Schriften en in de traditie. Leden van de gemeenschap kunnen ingewijd worden. Toch zou ik wel pleiten voor de inzet van academisch geschoolde predikanten. Enerzijds kunnen zij als ingewijden anderen inwijden. Maar anderzijds moeten zij ook voorgaan in het onderwijzen en verkondigen. In een situatie waarin gemeenschappen geen eigen predikant meer kunnen bekostigen, moet je misschien denken aan predikanten die meerdere gemeenschappen bedienen. Ik stel me zo voor dat die predikanten verbonden zijn aan een soort moedergemeente, die een regionale functie heeft. In een stad of grote plaats kun je dat ook voor je zien. Stel dat het in, laten we zeggen, Ede zover komt dat de meeste kerkgebouwen moeten worden afgestoten en ook het aantal predikanten en werkers drastisch omlaag moet. Waarom zou de gemeente dan geen andere vorm kunnen aannemen? Eén centraal kerkgebouw met daarin op zondag erediensten en een aantal predikanten die daaraan verbonden zijn. Deze predikanten bedienen geregeld kleine gemeenschappen, die overal in allerlei wijken op allerlei plaatsen bijeenkomen. De leden van deze kleine gemeenschappen kunnen naar de centrale kerkdiensten, maar misschien komen de meeste voornamelijk in de bijeenkomsten van hun kleine gemeenschap op zondag en/of door de weeks.
Toerusting tot getuigend dienstbetoon
Ten slotte is van levensbelang dat kleine kerkgemeenschappen, net als in Handelingen, bezig zijn in getuigend dienstbetoon. Met goede daden en woorden van het evangelie zoeken ze het goede voor de netwerken waarin ze leven. Dat lukt mensen niet in hun eentje, maar alleen als ze elkaar daarin toerusten en uitdagen als volgelingen van Jezus Christus. Predikanten hebben in die toerusting ook een belangrijke taak. Het lijkt me dat ze daarmee niet hoeven te wachten tot het krimpscenario werkelijkheid is geworden. Het zou toch heel heilzaam zijn als de energie van kerkenraden en predikanten in deze toerusting gaan zitten als onderdeel van het beleid voor de toekomst.
Dit alles is natuurlijk maar een gedachte-experiment. Het is te hopen dat de kaalslag van de kerk niet zo ver zal gaan. Maar stel dat het wel zou gebeuren, dan is dat geen reden om de hoop te verliezen. Ik hoop maar dat dat besef gemeenten inspireert om in de krimp geen beleid te maken uit angst en nostalgie. Ik hoop maar dat gemeenten nieuwe wegen durven gaan en gedurfde beslissingen zullen nemen met inzet op gemeenschap, onderwijs en getuigend dienstbetoon. We kunnen per slot van rekening vol vertrouwen naar de toekomst kijken, want als kerk hebben we een levende Heer en we leven in de verwachting van zijn Koninkrijk.
Dr. Arjan Markus is missionair predikant (PKN) in de Jacobikerk te Utrecht
Voor email,