E. van den Ham
Ik heb zo mijn twijfels…
Vorig jaar nam ik deel aan een conferentie waar werd nagedacht over het thema ‘profetische prediking’. We lazen preken die als profetisch beschouwd zouden kunnen worden en we dachten na over de vraag of het mogelijk zou zijn om zelf tot zoiets als profetisch preken te komen. Ondanks het feit dat ik van het begin af aan mijn twijfels had over de mogelijkheid tot profetisch (leren) preken, heb ik het een uitstekende bijeenkomst gevonden. Maar mijn twijfels zijn niet weggenomen.
Het is duidelijk dat mijn vragen opgeroepen worden door het bijvoeglijk naamwoord uit het thema van de conferentie. Wat verstaan we eigenlijk onder profetisch? Het lijkt me toe dat we ons uitgangspunt zouden moeten nemen in het bijbelse gebruik van dit woord (in het Grieks: prophètikos). Nu wordt er in de bijbel nergens gesproken over ‘profetische prediking’. Wel over de ‘profetische Schriften’ (Rom. 16:26) en over het ‘profetische Woord, dat vast en zeker is’ (2 Petr. 1:19), waaraan dan later wordt toegevoegd: ‘Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat; want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken’ (2 Petr. 1:20-21).
Dit ligt mijns inziens in de lijn van het Oude Testament, waar een profetenwoord heel vaak wordt ingeleid met de woorden: ‘Zo spreekt de HEERE…’ De profeet verdwijnt dan ook telkens achter een boodschap die de zijne niet is. Dat woord is geen product van menselijk studeren, mediteren of concluderen, maar het is een woord dat eruit moet, soms zelfs tegen wil en dank (denk maar aan Jona). Nu weet ik wel dat er in het Nieuwe Testament eveneens over profetie gesproken wordt. Zeker in 1 Korintiërs 14 kunnen we er het een en ander over lezen. De vraag is voor mij wel wat de apostel Paulus in dat verband met profeteren bedoelt. Die vraag klemt des te meer als we er op letten dat hij de woorden profeet, profetie en profeteren in andere brieven (of zelfs hoofdstukken!) nauwelijks gebruikt. Gaat hij in 1 Korintiërs 14 in op een tamelijk exclusief Korintisch gebruik van dat woord of op een Korintische praktijk?
Argwaan
Bij mezelf bespeur ik een sterke argwaan tegen vormen van buiten-bijbelse profetie. Denkend over de vraag waar die argwaan vandaan is gekomen, beland ik allereerst bij ervaringen uit mijn jonge jaren, waarin ik meer dan eens in en buiten kerkdiensten heb horen zeggen: ‘Zo spreekt de HEERE…’ Elke keer stelden degenen die het zo zeiden - zeer overtuigd van hun eigen roeping - hun eigen interpretatie van de Schrift gelijk aan het Woord van God. Tegenspraak of een andere interpretatie werden als vijandschap van de waarheid afgedaan. ‘De waarheid’ werd geclaimd op een wijze die alleen maar tot geestelijke brokken en geestelijke tirannie kon leiden. Tot op de dag van vandaag horen zulke uitspraken bij de belangrijkste ingrediënten van sektarische bewegingen en de claims van hun leiders. Later werd ik eveneens van nabij geconfronteerd met iemand die beweerde profetische gaven te hebben of zelfs een profeet te zijn. Het ging opnieuw gepaard met een claim de waarheid absoluut in pacht te hebben - want door God zelf gegeven! Het dreigde verwoestend te werken in de betreffende gemeente.
De ervaringen die we in Afrika hebben opgedaan liggen in dezelfde lijn. Profetie is in Afrika een veel voorkomend verschijnsel. Er zijn heel wat mensen die profeet worden genoemd of claimen een profeet te zijn. Zulke profeten beginnen vaak voor zichzelf en stichten een eigen (sektarische) gemeente of beweging. De naam van Jezus Christus wordt voor het eigen karretje gespannen. Het doet me denken aan iemand als Simon de Tovenaar, die de naam van Jezus wel goed kon gebruiken. Zulke sektarische gemeenten zie ik als de gemeente van Thyatira, die iemand als ‘de vrouw Izebel, die van zichzelf zegt dat zij een profetes is, ongemoeid haar gang laat gaan om te onderwijzen en Mijn dienstknechten te misleiden’ (Openb. 2:20). Is nu juist niet het getuigenis van Jezus de geest van de profetie (Openb. 19:10).
Daar komt nog iets bij. Veel van die bovengenoemde profeten houden er maar slappe verhalen op na! De ‘profetieën’ waar ik in dat verband van gehoord heb, gaan vaak maar over kleine, persoonlijke, dingen. Vaak zijn ze impliciet gericht op bevestiging van de status van de leider. Of ze gaan over aankondigingen van de wederkomst van Christus, die ik in het licht van Handelingen 1:7 niet anders kan zien dan als sektarische uitwassen. Dat is slap gedoe in vergelijking met de woorden van een profeet als Amos. Toen we de woorden deze profeet met een aantal Keniaanse studenten lazen, vroegen ze: ‘Weet u wel zeker dat deze woorden meer dan 2500 jaar geleden geschreven zijn? Ze lijken wel op onze situatie van toepassing te zijn!’ Dan wordt juist de onthullende kracht van de profetie ervaren. Een woord van Godswege, inderdaad!
Deze ervaringen uit het verleden hebben bij mij ontegenzeggelijk een diepgeworteld wantrouwen tegen profetische claims teweeg gebracht. Over ‘mijn profetisch moment’ wil ik het dan ook niet hebben. Prediking is voor mij van een andere orde dan profetie.
Prediker en profetie
Als prediker ben ik geroepen om het evangelie van Jezus te verkondigen en daarbij de Schrifttekst als uitgangspunt te nemen (Hand. 8:35). Om het door God ingegeven Schriftwoord in de prediking te benutten ‘om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust’ (2 Tim. 3:16-17). Daar hoor ik regelmatig over in reacties op de prediking. Niet zelden is me gezegd: ‘Het leek wel of u de afgelopen week bij ons aan tafel hebt gezeten, want in de preek kwam nu precies aan de orde wat ons zo heeft beziggehouden!’ En ik denk aan een moment waarop iemand me vroeg: ‘Had u al gehoord over mijn ziekte?’ - Nee, dat had ik niet. - ‘O, ik dacht dat u die preek voor mij had gehouden.’ - Maar dat heb ik ook gedaan, dacht je niet? Alleen, ik hoefde het niet te weten om die preek voor jou te houden. Profetisch? Nee. Wel een Schriftwoord dat nuttig werd om een zieke toe te rusten voor de moeilijke momenten die nog zouden komen. De Heilige Geest die een woord van een prediker gebruikt om zijn weg te gaan tot in het hart van de hoorders.
Deze voorbeelden kan ik met vele aanvullen. Daarbij gaat het bepaald niet alleen over preken die ik zelf gehouden heb, maar ook die van collega’s! Naar mijn stellige overtuiging letten we daar te weinig op en bemoedigen we elkaar daar te weinig mee. Laten we dat nu maar gewoon als het werk van de Heilige Geest durven benoemen. En waar ik altijd om bid: of de Heilige Geest me leiden wil in het uitleggen van dat profetische Woord, door Hemzelf ingegeven, voor de gemeente van nu.
Drs. Evert van den Ham is predikant (PKN) te Zoetermeer