maart 2013 (jaargang 27 nr. 4)
B. van den Toren
Een intercultureel gesprek
In de wereldkerk zijn we de laatste jaren steeds meer gewend geraakt aan het interculturele geloofsgesprek. Het is vaak verrassend en verrijkend om met gelovigen uit andere culturen te spreken over het evangelie en over de navolging van Jezus, om zo een dieper en breder zicht te krijgen op wie Jezus is – en vaak ook een meer kritische kijk op wat wij in onze context van Hem hebben gemaakt.
De bijdragen in dit nummer laten zien dat een dergelijk gesprek ook van belang is om onze eigen context te leren verstaan – en in het bijzonder de West-Europese context die zo diepgaand gekenmerkt is door secularisatie en de daarmee samenhangende ervaring van de afwezigheid van God. Het wordt nog vruchtbaarder als we in een gesprek over culturele grenzen heen samen luisteren naar het Woord van God, om via medechristenen op een nieuwe manier aangesproken te worden door God. De oer-Nederlandse Miskotte ontmoet de gesprekspartners van Klaas Bom en Willem-Jan de Wit in Midden-Amerika en Egypte om juist zo beter naar de Schrift te luisteren en helderder zicht te krijgen op ons zelfverstaan.
Europese verschillen
Secularisatie is ingrijpend, omdat die onomkeerbaar schijnt en in één en dezelfde richting lijkt te wijzen waardoor de kerk geen andere keuze lijkt te hebben dan die van de aanpassing – door een secularisatie van de bijbelse boodschap – of een terugtrekking op steeds kleinere sociale verbanden en steeds smallere invloedssferen. Wonend in Engeland realiseer ik me hoe verschillend de secularisatie zich hier ontwikkeld heeft in vergelijking met Nederland en hoeveel invloed dat heeft op de positie van de kerk. In Engeland is de secularisatie in de laatste 100 jaar veel geleidelijker gegaan dan in Nederland. Hoewel er minder mensen naar de kerk gaan, heeft de kerk al veel langer een vorm gevonden om het geloof levend te houden in een context waar dat een uitzondering is. Ook in een omgeving waar de meeste christelijke jongeren niet opgroeien in een sociaal beschermd milieu van christelijke scholen en korfbalverenigingen. In Nederland is de secularisatie veel harder gegaan na het openbreken van de sociale zuilen zo’n vijftig jaar geleden en we zijn misschien nog steeds op zoek naar hoe je dat doet, christen zijn in een seculiere maatschappij.
Aan de andere kant heeft de kerk in het Verenigd Koninkrijk nog een veel grotere maatschappelijke invloed. God kan met veel minder gêne ter sprake gebracht worden als je een toerist vertelt over de geschiedenis van Oxford. En de kerk kan nog steeds aanspraak maken op een aantal bisschopszetels in ‘the House of Lords’. Hier heb ik het gevoel dat Engelse christenen weer van Nederland zouden kunnen leren. Juist omdat de kerk nog steeds een machtsinstituut is – of in ieder geval zo wordt ervaren – roept de kerk veel weerstand op. Het verlies van macht brengt veel angst en onzekerheid binnen de kerk. Christenen spenderen veel energie om de maatschappij, die daar helemaal niet op zit te wachten, zoveel mogelijk christelijk te houden. En dat roept dus weer weerstand op. De brede discussie hier over de christelijke vorm van het huwelijk is daar een voorbeeld van. De Engelse kerk moet leren dat we niet zo bang hoeven te zijn om het evangelie te delen vanuit de marge, in plaats vanuit het centrum van de macht.
Denkend over de ervaring van Gods aanwezigheid kunnen we Nederland dus niet zomaar als uitgangspunt nemen. Nederland is Europa niet. En in Nederland zijn er belangrijke verschillen tussen streken en sociale groepen. In de Verenigde Staten zien we weer een heel andere relatie tussen geloof en samenleving en sociologen zijn er nog niet uit of Europa of Noord-Amerika de uitzondering is waar het om secularisatie gaat. Ik denk dat we nog nauwelijks in beeld hebben wat de interactie tussen godsdienst en moderniteit in Azië, Latijns-Amerika en Afrika zal opleveren. De exponentiële groei van de pinksterbeweging in die continenten is een heel eigen antwoord op de invloed van globalisering en moderniteit.
Afrika
Intussen brengt de globalisering van aspecten van de westerse cultuur wel grote veranderingen mee voor de manier waarop het leven met God vorm krijgt. Eén van mijn studenten, Abel Ngarsoulede, heeft een promotieonderzoek afgerond naar secularisatie in N’Djamena, de hoofdstad van Tsjaad. Dat is een boeiende context om naar secularisatie te kijken in het licht van de door sommigen verdedigde stelling dat ‘de Afrikaan’ (bestaat deze?) ‘ongeneeslijk religieus’ zou zijn (John Mbiti). Ngarsoulede ontmoette in zijn onderzoek inderdaad geen mensen die geseculariseerd zijn zoals in Europa: mensen die helemaal geen besef meer van God hebben. Maar de moderniteit heeft toch een grote invloed op de plaats die God in hun leven inneemt. In de eerste plaats zijn ook in Tsjaad bepaalde gebieden van het leven en van de maatschappij niet meer onder invloed van geloofsgemeenschappen. Verder is voor veel mensen, vooral in de stad, geloven veel meer een persoonlijke keuze geworden.
Welk geloof je aanhangt is niet meer vanzelfsprekend en ligt niet meer zo vast als voorheen. De autoriteit van godsdienst neemt af en geloof wordt daarmee tegelijk persoonlijker. Dat zal denk ik ook zo gelden voor Raúl in Quito, over wie Klaas Bom schrijft. Ik vermoed dat ook in Egypte een groeiend terrein van het leven aan de directe invloed van de godsdienst onttrokken wordt, al begint het in die context wellicht niet zozeer met het openbare leven als wel met aspecten van de privésfeer. Alles bij elkaar betekent volgens sociologen als Peter Berger en Charles Taylor moderniteit niet noodzakelijkerwijs een teruggang van godsdienstigheid, maar wel altijd een structurele verandering van de plaats van godsdienst en geloof in leven en maatschappij.
Tussen heidendom en atheïsme
In niet-westerse contexten wordt ook duidelijk dat secularisatie niet alleen een verlies is. Het is ook een gevolg van de invloed van het christelijk geloof. Lesslie Newbigin geeft in Trinitarian Doctrine for Today’s Mission (1963) aan dat de christelijke zending door de bouw van ziekenhuizen en scholen bijgedragen heeft aan de verspreiding van een westerse benadering van de werkelijkheid. Het is op een dieper niveau de consequentie van het geloof in de schepping. Denkers over secularisatie als Friedrich Gogarten en Harvey Cox geven aan dat het joods-christelijke scheppingsgeloof een onttovering van de schepping met zich meebrengt.
De bevrijdende betekenis daarvan werd voor ons duidelijk gedurende onze jaren in Afrika. Traditioneel worden daar vrijwel alle ziekten en ongeluk toegeschreven aan geestelijke invloeden en machten. Dit belemmert de inzet om oplossingen te zoeken om het leven te verbeteren, want uiteindelijk is toch doorslaggevend of de geestelijke machten je gunstig gezind zijn. In het bijbelse wereldbeeld heeft de mens als beeld Gods echter een zekere autoriteit gekregen over de niet-menselijke schepping. Enerzijds is de mens geroepen zorg te dragen voor de schepping, anderzijds heeft hij ook de mogelijkheid haar te onderwerpen, ‘in het gareel te brengen’. De mens is niet overgeleverd aan machten die de wereld betoveren. Hij mag werken aan de verbetering van zijn leefsituatie.
In ‘Theologiseren in aan a-theïstisch tijdperk” (1965) heeft Hendrik Berkhof daarom terecht laten zien dat het christelijk geloof een heel eigen positie inneemt tussen ‘religie’ enerzijds en atheïsme anderzijds. In een geseculariseerde wereld schaart het christelijk geloof zich gemakkelijk aan de kant van de godsdiensten en vergeet daarmee dat het geloof zelf mee de oorzaak is van de mogelijkheid deze wereld als ‘goddeloos’ te ervaren. Christenen staan niet zomaar aan de kant van het ‘bijgeloof’ waar de koptische priester uit de bijdrage van Willem Jan de Wit zich zorgen over maakt.
Vader, Zoon en Geest
Het is daarom niet voldoende om een algemeen religieus antwoord te formuleren in het zoeken naar Gods aanwezigheid. Het gaat om de aanwezigheid van deze God, de Vader van Jezus Christus. Deze God kan nooit met de schepping vereenzelvigd worden en is daarom in zijn aanwezigheid ook altijd verborgen (Karl Barth). De woorden van de profeten kunnen, zoals Marjo Korpel aangeeft, altijd misverstaan of weggeredeneerd worden als gewone menselijke woorden. God is aanwezig in zijn voorzienigheid in het gewone dagelijkse leven (Peter Visser; Miskotte) en door zijn woord (Korpel).
Hiermee hebben we deze God echter nog niet voldoende recht gedaan. Er is meer dan de woorden van God uit het verleden die we ons in herinnering roepen. Er is meer dan de schepping die – hoe dubbelzinnig ook – naar de zorg van de Schepper verwijst. Tot zover kunnen moslims deze overwegingen nog in belangrijke mate meemaken. De Vader van Jezus Christus is echter niet alleen de ‘gans andere’ Schepper. Hij leefde onder ons als Zoon en woont in ons als Heilige Geest. Europese protestantse theologen hebben veel gereflecteerd over de verborgen aanwezigheid van de ‘Gans Andere’ en ook over wat de gekruisigde Christus ons leert over de gebroken verwijzingen naar God in een gebroken wereld. We zijn voor mijn gevoel pas net begonnen de aanwezigheid van God te doordenken in het licht van de gave van de Geest. Het heden is niet leeg van God, alsof we God alleen maar kunnen zoeken in zijn woordopenbaring in het verleden en in de belofte van een nieuwe wereld. Daarom hebben we naast het Oude ook het Nieuwe Testament nodig in onze bezinning op de aard van Gods aanwezigheid in deze wereld.
De pinkstertheologie van Raúl en zijn geloofsgenoten in Afrika en Azië sluit aan bij de voorchristelijke ervaring van de betoverde wereld die ook als onderstroom in veel populair katholicisme aanwezig is. Als het gaat om een ervaring van de Geest van God, is het mijns inziens niet noodzakelijkerwijs een terugval in een heidense ervaring van de werkelijkheid. Deze Geest is geen macht die je moet en kunt manipuleren, maar de persoonlijke aanwezigheid van de soevereine Schepper en dezelfde menselijke God die we in Christus hebben leren kennen. Juist omdat deze God niet wetmatig maar zo heel persoonlijk met ons omgaat, blijft het een zoeken naar wat God doet en hoe de Geest ons leidt, zoals we dat ook in het leven van Raúl zien.
Ook ik merk dat ik diepgaand door de geseculariseerde cultuur beïnvloed ben. Ik kan de ongedwongen omgang met God in het dagelijks leven van medechristenen uit andere (sub)culturen soms maar moeilijk kan meemaken. Ik heb mijn kritische theologische vragen snel klaar, en denk af-en-toe ook wel terecht. Maar ik weet ook dat mijn Nederlandse en Europese cultuur gemakkelijk tot bloedarmoede leidt en wil blijven leren met deze drie-enige God te leven.
Dr. Benno van den Toren is docent dogmatiek aan Wycliffe Hal (Universiteit van Oxford) en bijzonder hoogleraar Theologie van de Charismatische Vernieuwing aan de VU. Mailadres: