nr5 • 1990 • De prediking van de verzoening
Redactief
drs. P.L. de Jong
In deze aflevering van Kontekstueel stellen wij aan de orde:de prediking van de verzoening. Achtergrond hiervan is de constatering,dat in veel preken aan de verzoening opvallend weinig aandacht besteed wordt. Niet in die zin,dat de verzoening met God in Christus als de kern van het heil ontkend wordt,maar dat andere accenten in de prediking zozeer de boventoon voeren,dat zij niet of nauwelijks meer aan de orde komt. Is hier sprake van een verschuiving in de prediking van 'bediening der verzoening' naar een prediking,waarin bekering en navolging centraal staan? En welke gevolgen moet dit hebben voor de beleving van het geloof? Een van de oorzaken van deze verschuiving zal ongetwijfeld zijn,dat het voor de prediker vandaag niet mee valt de verzoening zo te preken,dat de hoorders echt het gevoel hebben,dat het op hun leven slaat en dat voor hen het beslissende van Godswege gebeurd is in het kruis en de opstanding van Jezus Christus. Men krijgt ook veelal de indruk,dat de hoorders er niet op zitten te wachten. Hun vragen en zorgen,aanvechtingen en moeiten liggen op andere punten. En daarmee schuift de prediking van de verzoening min of meer vanzelf naar de achtergrond. Dat lijkt ons geen goede zaak. In dit nummer willen wij ons daarom met deze vragen vooral bezighouden. Wordt de verzoening nog gepreekt? En hoe? En vooral de vraag: hoe zou dat in onze tijd moeten gebeuren, zo dat en in prediking en in pastoraat de verzoening werkelijk als een bevrijdende en vernieuwende verkondiging wordt ervaren? Vier scribenten vroegen wij deze problematiek op te pakken.
Prof.dr.C.Graafland gaat in op de oorzaken van boven gesignaleerde verschuiving binnen het Gereformeerd Protestantisme. Hij stelt o.a., dat de prediking van de verzoening een abstract gebeuren is geworden, niet alleen in de theologie, maar ook in de geloofsbeleving. En daarom landt ze niet in de gemeente. Daarom is nodig voor de verkondiging van deze kern van Gods heil ons niet alleen te oriënteren op de Romeinenbrief van Paulus, maar heel de Schrift op dit punt af te tasten. Dr.F.G.Immink en drs.S.Janse gaan vooral in op de verstaansproblematiek. De eerste benadrukt vooral de presentie van Christus in Zijn drievoudig ambt, als vooronderstelling van de prediking, waardoor verkondiging en hoorder gelijktijdig worden. Drs.S.Janse ziet vooral als probleem het individualistisch en onhistorisch denken, dat zozeer zijn invloed doet gelden. Alleen als de gemeente zelf een plaats is, waar de verzoening gehoord en gepraktiseerd wordt, zal blijken, dat de Naam van Christus geen holle klank is, maar kracht Gods. Tenslotte schrijft ds.J.L.W.Koppenhol over het funktioneren van de verzoening in het pastoraat. In zekere zin een toets voor de prediking van de verzoening, omdat in het pastoraat aan de dag komt, in hoeverre deze prediking echt geland is in de gemeente. Alles bijeen voldoende om ons op dit punt aan het denken te zetten. Zowel zij, aan wie de verkondiging is toevertrouwd, als zij, die als hoorder wekelijks hierbij betrokken zijn.
Vooraf aan het geheel gaat een preekschets met verantwoording van de hand van ds.B.Gijsbertsen, getiteld: Wat mag vergeving heten?, n.a.v. Matth.18,21-35. Hierin gaat het om dezelfde thematiek in het kader van de dankzegging na het Avondmaal. Een goede opmaat voor dit nummer.
Behalve bovenstaande vindt u een recenserend artikel van de hand van drs.G.van den Brink. Hij bespreekt drie boeken, die alle drie de vragen van `religie en waarheid' tot onderwerp hebben. Vragen, die steeds direkter op ons af komen. Tenslotte de Kroniek van ds.G.H.Abma. Dit keer geheel gewijd aan de doorbraak
in Oost-Europa.