Skip to main content

28e jaargang nr. 3 (jan. 2014)

Christelijke dogmatiek klassiek en vernieuwend

W. Dekker

Drie keer heb ik intussen de Christelijke dogmatiek van G. van den Brink en C. van der Kooi besproken met een groep van ruim twintig predikanten. Dit in het kader van een samenwerking tussen IZB/Areopagus en de permanente educatie van de PKN. Onze vraagstelling bij de bestudering was: helpt deze verwoording van het christelijk geloof ons verder in prediking, catechese en het missionaire gesprek? Telkens was het voor mijzelf en de deelnemers een belevenis.
Tegelijk hoor ik van sommige collega’s die er op hun eentje in aan het lezen gingen, dat het hen niet meeviel. Het meeste wisten ze al en de vragen die ze hadden rond hete hangijzers in het christelijk geloof - en die zijn er vele - werden niet beantwoord. Misschien verwijzen deze twee heel verschillende ervaringen naar de kracht en de zwakte van deze dogmatiek. Misschien is het ook zo, dat deze dogmatiek het meest tot zijn recht komt, wanneer men ermee in gesprek gaat. Dat lukt vaak beter met elkaar dan alleen. In dit artikel wil ik de bedoelingen van de schrijvers tegen het licht houden van mijn persoonlijke leeservaringen en mijn cursuservaringen tot nu toe.

Christelijk en gereformeerd
Waarom heet deze geloofsleer van twee theologen uit de gereformeerde traditie niet gereformeerde, maar christelijke dogmatiek? De schrijvers zeggen er zelf van, dat ze wel schrijven vanuit de gereformeerde geloofsstroom waarin ze zich bevinden, maar dat ze geen dogmatiek voor gereformeerden schrijven. Ze schrijven schatplichtig aan de kerk en de theologie van alle eeuwen en hopen dat hun gereformeerde bijdrage tegelijk ook het gesprek binnen de wereldwijde christelijke gemeenschap zal dienen. Wellicht, zeggen ze, is ons boek inhoudelijk te typeren als ‘loyale orthodoxie’.

Intussen is hiermee wel een belangrijke keuze gemaakt, die vragen stelt zowel aan christenen die niet veel hebben met de specifieke gereformeerde traditie, als aan christenen die deze traditie als hun eigenlijke huis beschouwen. Tijdens de cursussen, waaraan predikanten uit verschillende stromingen binnen de PKN en daarbuiten deelnemen, merk ik dit ook steeds. Theologen die afkomstig zijn uit de gereformeerde orthodoxie vragen zich af of er niet teveel opvattingen als complementair worden neergezet. Moeten er geen keuzes gemaakt worden ten gunste van de gereformeerde antwoorden, zoals bijvoorbeeld vertolkt in de gereformeerde belijdenissen? Sterk speelt dit in de Schriftleer, de opvattingen aangaande de verzoening, het werk van de Heilige Geest, de sacramenten en de ambten. Opvallend voor theologen uit de gereformeerde orthodoxie is ook de grote waardering voor de theologie van Barth, die in de vorige eeuw vanuit deze richting steeds fel werd bestreden. Anderzijds zijn er predikanten die in het verleden afscheid namen van de gereformeerde orthodoxie en daardoor dakloos werden of geneigd zijn elke nieuwe denkrichting te omarmen. Zij merken in deze dogmatiek, dat je heel veel uit de gereformeerde traditie mee kunt nemen zonder je af te sluiten voor nieuwe vragen en nieuwe invalshoeken, zoals het evolutie denken in de scheppingsleer of het charismatische denken in de leer aangaande de kerk en de Heilige Geest. Met name ook de Schriftleer zet hen op een vruchtbare manier tot nadenken. Het is volgens deze dogmatiek blijkbaar mogelijk het historisch-kritisch onderzoek van de Bijbel serieus te nemen, zonder dat op deze wijze de fundamenten van het christelijk geloof ondergraven worden. Dat is voor velen nieuw. Orthodox christen zijn is voor hun beleving nog altijd verbonden met een soort letterlijk lezen van de Bijbel, waar zij al lang niet meer mee uit de voeten kunnen. Wanneer ze merken, dat er theologen zijn die niet biblicistisch en fundamentalistisch de Bijbel lezen, maar intussen wel de grote belijdenissen van de christelijke kerk van alle tijden en plaatsen onderschrijven, is het voor hen een uitdaging om deze optie serieus te nemen. Omgekeerd geldt voor de predikanten uit de orthodoxie, dat hen nu eindelijk eens een in hun ogen betrouwbare dogmatiek onder ogen komt, die tegelijk de resultaten van de moderne wetenschap serieus neemt: in de scheppingsleer, maar ook in de Schriftleer. Blijkbaar kan dat. Sommigen zijn daar blij mee, maar zeggen dan tegelijk, dat hun gemeenteleden hier nog heel weinig van begrijpen. Belangrijk dus dat het gedachtegoed van de Christelijke dogmatiek ook doorvertaald wordt naar het grondvlak van de gemeente.

Einde van de gereformeerde theologie?
Het bovenstaande roept wel de vraag op of het verschijnen van deze chrìstelijke dogmatiek, geschreven door twee gereforméérde theologen, nu het einde betekent van specifiek gereformeerde theologie. Is gereformeerde theologie in de toekomst niets anders dan christelijke theologie met specifieke aandacht voor wat in de lijn van de gereformeerde reformatie naar voren is gebracht, doch zonder deze lijn op enigerlei wijze normatief te stellen? Dat vind ik best een spannende vraag. Er is nog steeds een Gereformeerde Bond binnen de PKN met bijzondere hoogleraren en er zijn de kleinere gereformeerde kerken, die nu samen overwegen tot één universitaire opleiding voor predikanten te komen. Is dat in de toekomst nog nodig, wanneer blijkt dat er een ‘loyale orthodoxie’ mogelijk is en misschien wel ‘trend-settend’ wordt? Is er meer nodig dan dat vanuit grondige kennis van de gereformeerde traditie het gesprek binnen deze ‘loyale orthodoxie’ verrijkt wordt? De vraag stellen is voor mij nog niet helemaal hetzelfde als die ook meteen beantwoorden. Een gebrek in de Christelijke dogmatiek vind ik dat de kracht van gereformeerde antwoorden soms niet voldoende gepeild wordt. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de leer van de verkiezing en de verzoening. Ik bedoel niet, dat de gereformeerde antwoorden als exclusief naar voren gebracht moeten worden. Ik bedoel wel, dat de kracht ervan niet zo uit de verf komt wanneer steeds nuances vanuit andere tradities aangebracht worden of gezegd wordt, dat we vooral complementair moeten denken. Dit laatste mag, dat is een kwestie van katholiek zijn zelfs, maar eerst mag ook het specifieke en belangrijke van een stroming goed uit de verf komen. Zo kan ik me ook een gereformeerde dogmatiek voorstellen, die steeds laat zien dat het gereformeerde een katholieke strekking heeft. Zo’n dogmatiek was bijvoorbeeld die van Bavinck. Katholiek gereformeerd, dat is misschien toch nog net iets anders dan loyaal orthodox.

Anderzijds is de loyale orthodoxie van de Christelijke dogmatiek een weldaad vergeleken met het exclusivisme van de gereformeerde orthodoxie, die in het verleden zo onnoemlijk veel schade heeft aangericht. Te denken valt aan de eindeloos repeterende breuk van kerkscheuringen, veroordelingen van medechristenen, die niet door Christus maar wel door de kerk buiten de gemeenschap werden geplaatst. Daardoor heeft de gereformeerde orthodoxie vandaag geen enkel verweer meer tegen het independentisme en congregationalisme, waar elk zicht op de katholiciteit van de kerk ontbreekt. Wat mijzelf betreft, ik blijf in de toekomst uitzien naar theologische monografieën vanuit de gereformeerde traditie als bijdrage aan het geloof van de kerk van alle tijden en alle plaatsen.

Hedendaagse geloofsverantwoording. H. Berkhof

In het Woord vooraf wordt niet alleen uitgelegd waarom gekozen is voor de titel Christelijke dogmatiek, maar ook wordt gesteld dat het boek een hedendaagse geloofsverantwoording wil geven. De schrijvers maken in hun Woord vooraf niet de vergelijking met Christelijk geloof van H.Berkhof, dat veertig jaar geleden uitkwam. In de publiciteit rond het boek is deze vergelijking wel vaak getrokken. Dit zal te maken hebben met het feit, dat het boek van Berkhof jarenlang als leerboek werd gebruikt in theologische opleidingen. Het werd tijd, dat er een vervanging kwam, omdat het niet goed is wanneer een leerboek geen verwerking van de literatuur van de laatste veertig jaar bevat. Inhoudelijk is er echter wel wat voor te zeggen de huidige dogmatiek niet alleen als een vervànging, maar ook als een vóórtzetting te zien van Berkhof. Op de eerste bladzijde van zijn Christelijk geloof schrijft Berkhof dat hedendaagse geloofsverantwoording hem zeer ter harte gaat. Er zit een missionaire drive in zijn geloofsleer. Diezelfde missionaire drive is aanwezig in de Christelijke dogmatiek. De naam van Berkhof komt in het register even vaak voor als die van Calvijn en Barth en nog net iets vaker dan die van Luther. In verreweg de meeste gevallen sluiten de schrijvers aan bij Berkhof, wanneer ze hem ter sprake brengen.

Christologie
In de christologie is het anders. Had Berkhof een christologie die Jezus, opkomend vanuit Israël, vooral zag als de ware mens, zoals God die bedoeld had, Van den Brink en Van der Kooi kiezen voor een christologie, die inzet bij het ‘waarlijk God, waarlijk mens’ van de vroege kerk. Dat is geen gering verschil en stelt tegelijk een vraag aan de auteurs, namelijk hoe ze deze inzet willen verbinden met dat wat zowel hen als Berkhof zozeer ter harte gaat: hedendaagse geloofsverantwoording. Het is duidelijk dat Berkhof mede kwam tot een christologie waarin het mens zijn van Jezus volle nadruk kreeg, omdat hij Jezus dichterbij mensen van vandaag wilde brengen. Hoe doen we dat met een hoge christologie, zoals de schrijvers voorstaan? Dit was een vraag, die predikanten tijdens de cursussen ook steeds aan de orde stelden. Hoewel zij aarzelden met Berkhof mee te gaan, vroegen ze zich af of de formules van de vroege kerk nog enig catechetisch doel vandaag kunnen dienen en of het niet veel beter is in de evangeliën op zoek te gaan naar het Christusgeheimenis, dat in alle raadselachtigheid contouren krijgt tot op God. Waarom hebben de schrijvers methodisch niet deze weg gekozen als ze het hedendaagse geloofsgesprek willen bevorderen? Ze zien de problemen wel, benoemen ook bijvoorbeeld de mogelijkheid dat we vandaag de zijnscategorieën van de vroege kerk in relaties en identiteiten doorvertalen, maar geven daar geen uitwerking van. Moet een geloofsleer die zich presenteert als hedendaagse geloofsverantwoording ook methodisch niet zo’n doorvertaling ter hand nemen? De meeste kerkleden en ook predikanten hebben zelf niet het vermogen zo’n vertaalslag te maken.

Knopen doorhakken
In de Christelijke dogmatiek worden veel draden getoond, die samen het weefsel van de geloofsleer vormen. Het is mooi om dat in alle rust te bezien. De veelkleurige rok van Jozef, een koningskleed. De schrijvers hebben het in hun Woord vooraf over een enorme spirituele en intellectuele vreugde, die het bezig zijn met de geloofsleer kan verschaffen. Dat herken ik. Ik vind het knap, dat het de schrijvers in heel veel gevallen lukt niet het problematische, maar het kansrijke en waardevolle van de vele gedachtegangen naar voren te brengen. Hier heerst geen wit/zwart denken, waar men snel op uitgekeken is, hier heersen veelkleurigheid en schoonheid. Dat is geen geringe verdienste voor een geloofsleer. Er is echter ook een schaduwzijde. Er wordt vaak te versluierend gesproken. Dat geldt de grote verschillen in opvattingen, die de geschiedenis aan het licht heeft gebracht. Het kleurrijke van de verschillende benaderingen overheerst. Je begrijpt dan niet meer waarom mensen zich er ooit zo ongelooflijk over hebben opgewonden.
Hetzelfde geldt ten aanzien van hedendaagse vraagstukken. Om twee voorbeelden te noemen: de vrouw in het ambt en de evolutietheorie. Dat zijn geen onderwerpen van hetzelfde soortelijk gewicht, maar het zijn allebei wel thema’s, waar mensen zich heel druk over maken. De schrijvers van de Christelijke dogmatiek zijn met de kwestie van de vrouw in het ambt evenwel snel klaar. Moeten we hieruit afleiden, dat het geen belangrijke kwestie is? Maar waarom winden mensen zich er dan zo over op? Waarom is de kwestie in veel kerken onbespreekbaar en dreigen andere kerken erom te scheuren? Schrijvers met zoveel gezag als Van den Brink en Van der Kooi zouden hier een duidelijker weg kunnen wijzen. Op z’n minst zouden ze helder kunnen maken welke hermeneutiek hier een rol speelt en hoe deze zich verhoudt met hun uiteenzettingen over de Bijbel in hoofdstuk 13.
De kwestie van schepping en evolutie lijkt mij van meer importantie, hoewel dat in de kerk niet altijd zichtbaar is. Er zijn tegenstanders van de vrouw in het ambt, die op dit terrein minder problemen zien. We vinden hen vooral in de Rooms-Katholieke kerk, maar ook wel in het gereformeerde protestantisme. Er zijn ook voorstanders van de vrouw in het ambt, die tegelijk Genesis 1 letterlijk willen blijven lezen. Vreemd is dat. Hoe komt dat toch? Welke hermeneutiek speelt een rol? Dat leidt tot de vraag welke hermeneutiek de schrijvers van de Christelijke dogmatiek nu precies hanteren. Uit hun hoofdstuk over de Bijbel zou je kunnen afleiden dat ze het historisch kritisch onderzoek volstrekt serieus nemen. Maar waarom zeggen ze dan in zulke omsluierde woorden, dat de hoofdstukken over schepping en zondeval niet historisch moeten worden gelezen? Waarom spreken ze op pagina 278 over de kern van de zondeval ‘waarover Gen. 3 in zulke krachtige beelden spreekt’, maar willen ze tegelijk deze zondeval laten plaatsvinden bij de eerste mensachtigen, die er volgens de wetenschap zo totaal anders hebben uitgezien dan Adam en Eva?

Het grootste probleem dat mijns inziens speelt bij de aanvaarding van de evolutie, namelijk het Godsbeeld, wordt genoemd op pagina 212, maar niet als onoverkomelijk gezien. Want we staan vandaag eenvoudig voor de opdracht het evangelie binnen het evolutionaire wereldbeeld te vertolken. Dat laatste begrijp ik, maar toch denk ik, dat we niet moeten onderschatten wat dit met het Godsbeeld zal doen. Hoe houden we hier Marcion buiten de deur? Daar had ik graag meer over willen lezen. En wanneer we ons in de protologie zo druk maken over de wetenschap, waarom dan ook niet in de èschatologie? Er is echter bij de schrijvers geen spoor te vinden van het probleem van wetenschappelijke theorieën over het einde van de wereld. Waarom niet?

Kontekstueel
Tenslotte. Al lezende in de Christelijke dogmatiek, kwam toch wel vaak de gedachte bij mij op, dat er grote verwantschap is tussen de inzet van de schrijvers van de Christelijke dogmatiek en de redactie van Kontekstueel. Open confessioneel, katholiek gereformeerd of welke namen men er ook aan wil geven. Toch zeggen we in de redactie de laatste tijd nogal eens tegen elkaar, dat we niet alleen zaken moeten signaleren, maar het ook moeten durven om knopen door te hakken. We zullen elkaar in de toekomst nog wel nodig hebben.

Dr. Wim Dekker is hoofd vorming & educatie bij de IZB en redacteur van Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.