28e jaargang nr. 3 (jan. 2014)
Christelijke dogmatiek
Lezersreacties (3)
De evocatieve kracht van het christelijke geloof
W.J. van Schaik
Goede theologie doet wat geloven doet. Het zet je in de ruimte. In de ruimte van het geloof en in de ruimte van het denken. Christelijke dogmatiek voldoet wat mij betreft aan dit criterium. Goede theologie kent haar grenzen. Ze beseft wat het betekent om hier ‘beneden’ over ‘boven’ te spreken. Van den Brink en Van der Kooi bewaken in hun boek de grenzen van het theologisch (on)mogelijke. De onder- en de bovengrens worden goed in de gaten gehouden.
De auteurs bevinden zich niet in vage transcendente nevelen, maar knuppelen het geloof ook niet neer in het platte vlak. Die evenwichtigheid vind ik een verdienste. Want het helpt je als predikant om op een zinnige manier over de werkelijkheid van het christelijke geloof te spreken. Ondersteuning is van harte welkom. In contact met catechisanten, bijvoorbeeld, merk ik heel vaak dat zij zich op één van de beide polen bevinden. Sommigen nemen het woord ‘God’ makkelijk in de mond. Vanuit een zekere intuïtie menen ze God te herkennen als een kracht vanuit de achtergrond, die hun bestaan bevestigt. De gangbare spirituele tendens. Anderen bewegen zich uitsluitend in het platte vlak van het nihilisme. Gestaalde seculieren als ze zijn, houden ze mijn vragen ver van hun lijf. ´God? Hoezo God?´ Ik zoek als predikant voortdurend mogelijkheden om met hen een zinnig gesprek over God en geloof te kunnen voeren. Met grote woorden over God kom ik doorgaans niet erg ver. Ze ketsen af op een pantser van onverschilligheid en scepticisme. Je zoekt ingang te vinden voor geloof, maar hoe?
Geloof als evocatie
Wie met een dergelijke vraag in Christelijke dogmatiek aan het lezen slaat, ervaart daarin ondersteuning, is mijn ervaring. Immers, de auteurs beschrijven het christelijk geloof niet zozeer als een set waarheden over God, mens en wereld, maar veel meer als een verlichtende instantie. Ze erkennen volmondig de inmiddels algemeen geworden menselijke ervaring dat deze wereld niet vanzelfsprekend Gods stempel op zich heeft, maar willen wel inzichtelijk maken dat er vanuit het geloof een licht op de wereld en op het menselijke bestaan valt. Dat christelijk geloof het meest verhelderende gezichtspunt op de werkelijkheid geeft (p.68). Dat lijkt mij een vruchtbare benadering. Een stuk zinvoller in ieder geval dan krampachtig anderen van de waarheid van het geloof te willen overtuigen. Immers, ´wat is waarheid?´ luidt dan het eeuwige antwoord van de scepticus. Trouwens, ook van de scepticus die ik zelf ben. Gelijkhebberigheid overtuigt niet, maar roept terecht afweer op. De benadering van Van den Brink en Van der Kooi vind ik meer evocerend. In het verlengde van Christelijke dogmatiek ligt daarom het geloofsboek dat Arjan Plaisier dit jaar schreef. Overvloed en Overgave lijkt mij een prachtige uitwerking te zijn van de evocerende kracht die het christelijk geloof kan hebben. Evenals Van den Brink en Van der Kooi doen, argumenteert Plaisier dat niet de vraag moet luiden of christelijk geloof wel waar is, of het wel kan, maar: hoe het leven van de mens verschijnt in het licht van het grote verhaal van het christelijk geloof (p.25). Hoeveel kracht gaat er vanuit? Hoeveel leefbaarheid? Welke muziek geeft het ons? Of in de terminologie van Van den Brink en Van der Kooi: welke bestaanservaring geeft het ons en welke zin vernemen we erin? Ik vind dit uitdagende vragen om het geloofsgesprek mee te voeren. Ik denk, en bemerk het bij mijzelf, dat zulke vragen het vermogen hebben om in de ziel een verlangen aan te wakkeren zich over te geven aan de overvloed van God.
Openbaring als kritisch begrip
Tegelijk bewaken Van den Brink en Van der Kooi in hun boek de bovengrens van het spreken over God. Zo benoemen ze de tendens naar een overbenadrukken van de transcendentie van God in veel hedendaagse christelijke theologie, waardoor het bijna een cliché is geworden om te zeggen dat we alleen metaforisch, in beelden en verhalen, tastend en zoekend, over God kunnen spreken (p.136). Maar metaforen komen niet uit de lucht vallen. Ze beantwoorden aan een realiteit. We kunnen alleen over Gods eigenschappen spreken op grond van zijn handelen, de daden waarin Hij zich te kennen geeft, waarover de Bijbel getuigenis aflegt. De mate waarin God zichzelf openbaart is bepalend voor de analogieën die wij op Hem toepassen. We kunnen niet met God aan de haal gaan, door onze eigen intuïties over wie Hij is op Hem te projecteren. Dit zijn natuurlijk hele basale spreekregels in geloof en theologie, maar hoeveel spiritualiteit is er niet op de markt, die aan deze spreekregels volkomen voorbijgaat?
De vreemdheid van het christelijke geloof
Terecht argumenteren de auteurs dat het christelijke geloof een gebroken verhouding heeft tot het algemene verschijnsel religie. Terloops verwijzen ze daarbij ook naar de gespannen verhouding tussen jodendom en christendom enerzijds en heidendom anderzijds. Voor een boek dat mede een apologetische insteek wil hebben, blijft het hier verder wat vlak en koel. Wellicht heeft dat te maken met de didactische pretenties van de auteurs. Toch denk ik dat veel lezers geholpen zouden worden als de spade hier een steek dieper in de grond zou zijn gezet. Er is te weinig aandacht voor de vreemdheid van het christelijk geloof. De ervaring dat de God van Israel van nature een vreemde voor ons is en dat christelijk geloof voor de heiden als een vreemde jas aanvoelt, wordt mijns inziens iets te snel omgezet in een uitnodiging om je vooral door dit vreemde te laten bekoren.
Theologen als Vreekamp (Veluwe-trilogie) en Dekker (Marginaal en Missionair) vind ik hier behulpzamer. Zij hebben meer oog voor onze natuurlijke weerstand tegen de God van jodendom en christendom en voor het feit dat wij bijna door Hem overmeesterd moeten worden, om daarna pas de diepe schoonheid en waarheid van het geloof te ontdekken. Ook Van de Beek, vanuit een andere invalshoek, benadrukt veel sterker de claim die het geloof op ons leven legt. Meer aandacht voor deze vreemdheid en voor het provocatieve (W.M. Dekker), opeisende element van geloof zou ook meer inzichten in onze menselijke weerstanden tegen dit geloof opleveren, denk ik.
De auteurs maken de lezer overigens wel steeds op creatieve wijze gevoelig voor de contextualiteit van het geloof. Aan het begin van ieder hoofdstuk staan onder het kopje ‘Om erin te komen’ enkele oefeningen en lees- of kijktips waarmee de context van het aan de orde zijnde thema in beeld wordt gebracht. Zeer bruikbaar bij de preekvoorbereiding, in gespreksgroepen of tijdens leerhuisavonden.
Niet om de hete brij heen
Tenslotte wil ik nogmaals mijn waardering uitspreken voor het feit dat de auteurs erin zijn geslaagd het christelijke geloof op overtuigende wijze te beschrijven als een ruimte waarin gedacht en geleefd kan worden. Op de Bijbelkring in mijn gemeente bespraken we het afgelopen seizoen de eerste vijf hoofdstukken van Genesis. Afijn, we kennen de gevoeligheden die op dit punt helaas bestaan. Dan is het prettig om een dogmatiek in de kast te hebben staan die niet om de hete brij heen draait. Dan doe ik dat ook maar niet. En ik hoop velen met mij niet.
Ds. Jasper van Schaik is predikant (PKN) te Woubrugge.
Mailadres: