29e jaargang nr. 1 (sept. 2014)
thema: Geloof in de publieke ruimte
A.J. Plaisier
Bescheiden, maar vastberaden
Opheldering over de verhouding tussen kerk en publieke ruimte is niet overbodig. Allereerst omdat de farao’s van vandaag Jozef niet meer hebben gekend. En dus niet meer weten wat een kerk is. Wanneer de kerk op dringende en soms zelfs hoge toon wordt bevolen op te houden met haar dogma’s en traditie en het product spiritualiteit te leveren, gebeurt dat ongetwijfeld met goede bedoelingen, maar wanneer de kerk ernaar handelt, is haar einde in zicht.
In het burgerlijk wetboek staat overigens nog duidelijk genoeg wat een kerk is. In artikel 2:2 staat: ‘Kerkgenootschappen, alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd, bezitten rechtspersoonlijkheid.’ In het volgende lid wordt daaraan toegevoegd: ‘Zij worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet.’ Kerken hebben een eigen statuut, zo heet het in de taal van het burgerlijk wetboek. In kerkelijk taal heet het: de kerk heeft als haar hoofd Jezus Christus. Ze is geen religieuze vereniging of een organisatie die het geestelijk leven bevordert. Ze is ook geen bedrijf dat opereert op de markt van zingeving. Helaas sluipt deze taal in toenemende mate in het vocabulaire van dromers en denker en beleidsmakers over de kerk, maar hiermee raken we ver van huis. De kerk houdt op kerk te zijn als zij zich beperkt tot het leveren van spiritualiteit omdat daar nu eenmaal behoefte aan is. De kerk valt onder haar Heer, Jezus Christus. De band is zelfs nog hechter: de kerk wordt lichaam van Christus genoemd. Protestanten zullen zich haasten duidelijk te maken dat kerk en Christus niet geïdentificeerd mogen worden. Dat is waar. Wat ook waar is, is dat de kerk een schepping van de Geest van Christus is. Dat de kerk leeft en bestaat door het levende Woord. Dat het geheim van de kerk is de tegenwoordigheid van de opgestane Heer. De kerk is niet opgericht door burgerinitiatief. De kerk is opgericht door Jezus Christus en wordt geregeerd vanuit de hemel. De kerk is een lichaam dat leeft vanuit de hemel. Alles wat er werkelijk toe doet in de kerk, heeft haar oorsprong in God. De kerk heeft een ‘Voraus’, en dat is Christus.
Dit weerspiegelt zich in de ambtsstructuur van de kerk. Ambten zijn er om het ‘Voraus’ van Christus te markeren. Ambtsdragers zijn niet de baasjes die het in de kerk voor het zeggen hebben. Ze zijn niet de bestuurders van een vereniging. Ze staan voor de verbinding van kerk en Christus en markeren dat de kerk valt onder het gezag van Christus. Een kerk zonder ambten is een week lichaam dat alle kanten op kan draaien. Ook hier zullen protestanten zich haasten te zeggen dat het ambt een dienst is en dat het om het ambt van alle gelovigen gaat. Dat is waar, maar waar is ook dat zonder de ambten de kerk met alle winden mee kan waaien. En dat is niet de bedoeling. De kerk is vast verankerd in de historie, en wel de historie van kruis en opstanding, van Kerst en Pinksteren. De kerk is verankerd in Jezus Christus, de Heer die regeert vanaf het kruis. Die vormen van liberale theologie, die Jezus een bijrol geeft, en ambten als democratische vormen van bestuur beschouwen, beroven de kerk van haar zelfstandigheid. Die kerk kan geen weerstand geven tegen de tijdgeest en geen grens stellen aan de invloed van de machthebbers.
Politiek lichaam
Kerk als lichaam van Christus en ambten die in dat kader fungeren hebben daarom politieke betekenis. In de visienota van de Protestantse Kerk De hartslag van het leven wordt de kerk een politiek lichaam genoemd. De zogenaamde scheiding tussen kerk en staat gaat hierop terug. In de wereld is er een gemeenschap, die valt onder het gezag van de Heer. Een gezag dat gaat over lichaam en ziel, over enkeling en gemeenschap, over ethos en polis. Het is een specifieke verworvenheid van het Westen dat deze scheiding er is. De staat heeft een eigen domein, maar ze gaat niet over alles. Haar gezag is begrensd. In tijd: eens gaan de tronen en machten voorbij. In vermogen: ze kunnen geen heil geven en geen eeuwig leven. In bereik: ze gaan niet over het hart en het geweten. Er is een ander rijk, dat van de Zoon, dat zal komen, en waarvan de krachten al zichtbaar worden in mensenlevens en in een menselijke gemeenschap.
Deze kerk trekt zich niet terug in het veilige domein van het privéleven. Ze is een publiek fenomeen. Daarom kan het spannen tussen kerk en staat. Daarom kan Ambrosius tegenover keizer Theodosius I staan. Daarom, om een grote sprong te maken, kan in Barmen de Bekennende Kirche zich uitspreken tegen de ideologie van het nationaalsocialisme, zoals omarmd door de Duitse christenen, door te stellen: ‘wij verwerpen de valse leer, als zou de staat (..) de enige en totale ordening van het menselijk leven moeten en kunnen zijn (..).’ Er zijn momenten dat het hard tegen hard gaat. Dat is niet de gewenste situatie. En in Nederland ook niet de normale situatie.
Vanuit haar eigenheid spreekt de kerk in het publieke domein. Over de ordening van het leven. Politiek heeft te maken met het goede leven en de principiële keuzes die daarbij horen. Zij heeft dus ook te maken met de vraag naar de ware menselijkheid. De kerk doet niet aan partijpolitiek, maar wel is zij zeer geïnteresseerd in de polis. Niet om de samenleving tot kerk te maken. Wel om te waken voor een totalitaire greep naar het leven. Wel om te waken voor de menselijkheid en protest aan te tekenen wanneer een mensvijandige ideologie de kop opsteekt. Wel om op te komen voor recht en gerechtigheid die menselijk leven en samenleven mogelijk maakt.
Grenzen
Daarbij respecteert de kerk grenzen. Die zijn zelfs nodig. De kosmopolitische idee dat grenzen achterhaald zijn, verwisselt de wereld met het koninkrijk van God. Grenzen geven aan dat overheden een begrensde jurisdictie uitoefenen. Er is een gepast wantrouwen tegen te grote politieke eenheden en al helemaal tegen dromen van een eenheidsrijk. Teruggaan achter Babel leidt onvermijdelijk tot nieuwe machtsgrepen. Beter een lappendeken van naties dan een vierde rijk. Zelfs ten opzichte van een politiek verenigd Europa is gepast wantrouwen op zijn plaats. Zeker wanneer dit gemotiveerd wordt door economische of militaire motieven. Er zijn in een globaliserende wereld overigens wel zaken die de natiestaat te boven gaan. Waarbij vooral gedacht moet worden aan het milieu. Dat is grensoverschrijdend. Het is de attentaat op de schepping. Als ooit het zwaard niet tevergeefs gedragen is, dan hier wel, waar plunderaars bezig zijn de aarde kapot te maken. De kerk gaat de grenzen wel te boven. Kerken zijn in het verleden te vaak nationalistisch geweest. De Protestantse Kerk is niet van Nederland maar in Nederland. Dat geeft wel een verantwoordelijkheid, namelijk om haar plaats in te nemen in het publieke domein van Nederland.
Drie voorbeelden
Binnen die context spreekt de kerk waar nodig en richt ze zich daarbij ook tot de staat. Zo heeft de Protestantse Kerk via de Conferentie van Europese Kerken een klacht tegen de Nederlandse Staat ingediend. De bedoeling van de klacht is de Nederlandse overheid te bewegen aan asielzoekers, ook als ze zijn uitgeprocedeerd en het land dienen te verlaten, onderdak, voedsel en kleding te bieden zolang ze nog in Nederland zijn. Het kan niet zo zijn dat in Nederland mensen worden ‘geklinkerd’. De straat kan nooit de oplossing zijn. Het brengt mensen in gevaar. Hun gezondheid kan fatale schade lijden, ze kunnen in het criminele circuit belanden, ze kunnen in een detentiecentrum terecht komen, enzovoorts. De meesten raken uit het zicht en op deze manier neemt het aantal illegaal in Nederland verblijvende mensen toe. Waar de overheid haar zorgplicht wel vervuld, bestaat er bovendien meer kans op ‘terugkeer met perspectief’. Er zijn asielzoekers die immers bij terugkeer geen enkel perspectief hebben, en om die reden weigeren mee te werken voor vertrek.
Een ander voorbeeld is het opkomen voor de zondag als vrije dag. De overheid dient grenzen te stellen. Echte beschaving is het aanbrengen van onderscheidingen. Een beschaving kent rituelen, gedenkdagen, collectieve momenten. Beschaving is het besef dat er meer is dan produceren en consumeren. Een beschaving beseft dat ‘economie’ een onderdeel is van een groter geheel, niet minder maar ook niet meer. En dat de menselijke gemeenschap meer is dan een optelsom van arbeidskrachten en arbeidsuren. Bovendien leidt het openstellen van winkels op zondag tot dwang. Er zit tirannie in. Hoe mooi ook de voorstellen van zaken die gegeven wordt – vrijheid blijheid – het zal erop neerkomen dat werknemers die graag vrij zijn op deze dag om deze door te brengen met familie of vrienden, toch gedwongen worden om te werken. Een overheid dient pal te staan voor vrijheden en zich te keren tegen de grote greep die de 7x24uurseconomie naar het leven doet.
En derde voorbeeld betreft de moraal. Politiek is niet waardevrij en kan zich dus ook niet van de kwestie van de moraal afzijdig houden. De moraal van de gelijkheid stelt ambtenaren van de burgerlijke stand bijvoorbeeld verplicht ook relaties van gelijkslachtige stellen te trouwen. Je kunt daarvan denken wat je wil, maar het is wel moraal. In dat opzicht is het verwerpelijk dat de overheid adverteren toelaat dat huwelijksontrouw propageert. Second love doet dit openlijk. Een overheid die in naam van de vrijheid het nota bene burgerlijk huwelijk ongestraft vrijgeeft voor commerciële haaien, faalt.
Participatie
De kerk spreekt in het publieke domein. Ze handelt daar echter ook. De overheid is er niet om alles zelf te doen. Die illusie is, met het einde van de verzorgingsstaat, doorgeprikt. De overheid is er niet om je van de wieg tot het graf te verzorgen. Ze dient voor een vangnet te zorgen voor echt kwetsbaren en hulpbehoevenden. Middels het heffen van belastingen – altijd nog een van de kerntaken van de overheid - moet ze zorgen voor solidariteit en voorzieningen die voor ouderen en zwakken menselijk leven mogelijk maakt. En verder moet ze vormen van leven en samenleven begunstigen, die ze zelf niet schept en ook niet moet willen scheppen. Wanneer gesproken wordt over de participatiemaatschappij, dan wordt daarmee iets gezegd wat een gezonde maatschappij inderdaad moet zijn. Dat betekent dan meteen dat de dwaze allergie die er tot voor kort was als het ging om de participatie van instellingen die aan kerk of geloof gebonden waren, voorgoed moet ophouden. De scheiding van kerk en staat is iets heel anders dan kerk en geloof tot privéaangelegenheid verklaren en gelovigen achter de voordeur stoppen. De overheid moet zich niet te zeer bemoeien met de inrichting van burgerlijke verenigingen, stichtingen en instituten. Deze mogen niet zo zijn ingericht dat ze tegen de grondwet ingaan, maar verder is overheidsbemoeienis niet gewenst. Anderzijds moet de overheid burgerinitiatief steunen, ook als dat vanuit een christelijke inspiratie geschiedt. De absurde angst dat daarmee wel eens een ziel gewonnen kon worden, is wel erg wrang. Hoeveel zielen gaan er niet verloren door de keiharde werking van de commercie of door zogenaamd neutrale maar in feite levensvijandige initiatieven, die geen strobreed in de weg worden gelegd.
Zo leeft de kerk haar geloof en doet dat ook richting de samenleving. Bescheiden, maar vastberaden. Het belangrijkste wat de kerk doet, is het Evangelie verkondigen. Dat heeft de klankbodem van de publieke ruimte nodig, wil het niet tot geprevel van een sekte achter dikke wanden worden. Dat verkondigen gebeurt al door de ‘openbare eredienst’, al worden kerken helaas door kerkmensen en buitenstaanders gezien als clubhuizen waarin je geacht wordt niet zomaar naar binnen te treden. Wanneer het om de publieke dienst voor de samenleving gaat, moet dus niet meteen gedacht worden aan allerlei publieke werken. Natuurlijk wel aan werken van barmhartigheid. Daarbij helpt de slogan ‘helpen onder protest’ niet. En al evenmin het getamboer op structurele vernieuwing versus incidentele hulpverlening, alsof het bij dat laatste om fooitjes gaat die geen zoden aan de dijk zetten.
Ethische oriëntatie
En verder is er zoiets als ethische oriëntatie. De diverse artikelen in de bundel van Williams geven daar een idee van. De Protestantse kerk is begonnen met een serie ‘ethiek’. De visienota zegt hierover: “De kerk is oefenplaats voor een leven als volgelingen van Jezus. Het verhaal van het Evangelie leidt tot een leefwijze die daarbij hoort. De verkondiging van het Woord en het lezen van de Bijbel geven oriëntatie in de chaotische tijd waarin we leven. Dat mag meer aandacht krijgen. Het gaat hierbij niet alleen om binnenkerkelijk gebruik. De Bijbel is als een vlam die licht verspreidt op ethisch gebied. Niet dat een pasklaar antwoord op alle vragen gegeven wordt. Alsof er een pasklaar antwoord is, en alsof christenen onderling altijd op dezelfde ethiek uitkomen. Wel helpt het Evangelie de armzaligheid van afgoden van de tijd te doorzien. De alom aanwezige ideologie van de maakbare samenleving en het maakbare leven hebben afgodische trekken. Daar staat een leven tegenover dat weet heeft van Schepper en het leven als gave en waarin de kunst van de overgave wordt beoefend.” Intussen heeft dit geleid tot brochures over Wij en ons werk en Wij en onze familie en is er een in de maak over Wij en ons lijf. In tijden waarin morele bronnen schaars zijn, is er aan deze oriëntatie behoefte. Het gaat in het spreken in de publieke ruimte vanuit de kerk niet zozeer om statements en nog minder om harde resultaten. Het gaat vooral om een alternatieve levensstijl op grond van het Evangelie en om een vrijgeven van morele bronnen. Rowan Williams doet dat op een voorbeeldige wijze. In dat spoor kunnen we verder.
Dr. Arjan Plaisier is predikant en scriba van de Protestantse Kerk in Nederland.
Mailadres: a.plaisier@pkn.nl
Om dit nummer te bestellen, klik hier