Skip to main content

29e jaargang nr. 2 (nov. 2014)
thema: Gereformeerde hermeneutiek. Heeft de Bijbel het voor het zeggen?

De vraag naar een gereformeerde hermeneutiek
W. Dekker

Het eerste nummer van Kontekstueel, dat in 1986 verscheen, vermeldt acht onderwerpen waar het blad zich in de komende jaren mee bezig zal houden, omdat ze ‘prioriteit moeten hebben’. Op nummer acht staat: ‘De vraag naar een gereformeerde hermeneutiek’. Het feit dat dit thema op nummer acht staat, betekent niet dat het als het minst belangrijke gezien werd. Integendeel.

Dat blijkt daaruit dat in dit eerste nummer het allereerste en zeer omvangrijke (9 p.) artikel van de hand van prof. dr. C. Graafland de titel draagt: ‘Op zoek naar een gereformeerde hermeneutiek’. In onderstaande bijdrage vraag ik me af wat deze bijdrage ons vandaag nog te zeggen heeft.

In de bijdrage van Graafland wordt verlegenheid gesignaleerd bij predikanten, die staande in de traditie van de gereformeerde orthodoxie bemerken dat ze daar in hun verkondiging voor zichzelf en voor anderen geen overtuigende, geloofwaardige gestalte aan weten te geven. Op de vraag hoe dat komt, antwoordt Graafland: ‘Wellicht is één van de redenen, dat men zelf mens van deze tijd is en dat de gemeente ook gemeente van deze tijd is, maar dat men intussen toch wil prediken vanuit een situatie die bepaald wordt door een gebondenheid aan een weg-ebbende traditie’.

Er moet dus blijkbaar een nieuwe vertaalslag gemaakt worden, waarbij Graafland heel goed beseft dat dit een riskante onderneming is, omdat zomaar het eigentijdse levensgevoel teveel in de melk te brokkelen zou kunnen krijgen ten koste van de Schrift en de gereformeerde traditie. Hij ziet de situatie van verlegenheid echter ook als mogelijkheid om tot vernieuwing van de gereformeerde traditie te komen. Het belangrijkste kenmerk van de gereformeerde traditie is immers, dat ze bij alle vragen steeds weer terug wil naar de Schrift zelf. Welnu, kunnen wij dan vandaag niet juist op dit punt de Schrift opnieuw onderzoeken: hoe verhoudt zich daar de openbaring van God tot de concrete leefsituatie waarin mensen verkeren? Zou daardoor dan niet gestolde gereformeerde orthodoxie weer vloeibaar kunnen worden? ‘De gereformeerde theologie heeft vooral na Dordt altijd moeite gehad met de aansluiting bij het menselijke bestaan…. We gaan nu beseffen, dat het Woord met de hele werkelijkheid te maken heeft. Maar daarop zijn wij niet afgericht vanuit onze latere traditie. Daarom moeten wij opnieuw de leerschool binnen van een waarlijk gereformeerde hermeneutiek’. Met dit laatste bedoelt Graafland dus een gereformeerde hermeneutiek, die in de Schrift zelf opnieuw ontdekt hoe God daar met het hele leven in al zijn facetten te maken heeft en hoe Hij juist daar in die uiterste concreetheid gekend wordt door mensen.

Oude en Nieuwe Testament

Om dit doel te bereiken zijn er volgens Graafland fundamentele ingrepen nodig in de reformatorische hermeneutiek, niet alleen in die van de latere traditie, zoals hierboven nog even zou kunnen lijken, maar ook in die van Calvijn zelf. Voor Calvijn fungeert het Nieuwe Testament als leesregel voor het Oude, volgens Graafland. Binnen het Nieuwe Testament is Paulus de eigenlijke uitlegger van de Schrift en binnen zijn oeuvre staat dan weer de Romeinenbrief centraal. En binnen de Romeinenbrief staan de verkiezing en de rechtvaardiging door het geloof centraal. Deze concentratie in de uitleg van de Schrift heeft zo tegelijk ook tot een onaanvaardbare reductie geleid, die ons nu opbreekt.

Het is aan alles te merken, dat Graafland het belang van deze twee thema’s vast wil houden. Daarin zit voor hem ook het merg van de gereformeerde traditie. Maar wanneer diezelfde traditie niet alleen het sola scriptura (alleen de Schrift), maar ook het tota scriptura (heel de Schrift) poneert, betekent dat vandaag dat het goed reformatorisch kan zijn juist op dit punt nieuwe wegen in te slaan. Met behoud van de reformatorische kernen zullen we opnieuw mogen zoeken in de breedte en lengte van al de bijbelse geschriften hoe deze kernen zich vervoegen in het leven van alle dag, concreet en praktisch, ook in de sociale en politieke verbanden.

Kritisch en krampachtig

Voor wie de hele bijdrage van Graafland nog eens opnieuw leest na zoveel jaren, valt het op dat deze enerzijds heel kritisch uitvalt naar de gereformeerde orthodoxie. Daarbij dient zich de vraag aan waar men deze gereformeerde orthodoxie vandaag in deze vorm waarin ze bekritiseerd wordt, nog aantreft. Naar mijn indruk komen we dan in ieder geval ver buiten de oevers van Kontekstueel terecht. Waar worden vandaag de prediking en het geloofsleven nog beheerst door de leerstukken van de verkiezing en de rechtvaardiging? Wel geldt nog steeds, denk ik, dat er in veel preken een soort geestelijk leven wordt gesuggereerd, dat niet in alle vezels is verbonden met het concrete geleefde leven van elke dag. Het punt dat de Schrift vergeestelijkt wordt en dat daardoor het leven van elke dag niet voldoende in het vizier komt, herken ik in ieder geval ook nog vandaag.

Anderzijds valt in de bijdrage van Graafland in twee opzichten een zekere krampachtigheid op. De eerste krampachtigheid heeft te maken met het feit dat hij net doet alsof er buiten de stroom van de gereformeerde orthodoxie in engere zin niet veel te leren zou zijn wanneer het gaat om herijking van een gereformeerde hermeneutiek. Op geen enkele manier komen bijvoorbeeld Noordmans of Miskotte in het vizier, laat staan de wereldwijde kerk via bijvoorbeeld zoiets als intercultureel Bijbellezen. Die krampachtigheid valt te betreuren. Ze klopt ook niet met de realiteit. Predikanten in de Gereformeerde Bond voor wie Graafland hoge achting had, zoals ds. L. Kievit (van wie zeer veel preken op internet te vinden zijn: www.VerbiDiviniMinister.nl) waren juist door hun verwerking van Miskotte’s Bijbels ABC of Noordmans’ Herschepping tot een vernieuwing in hun prediking gekomen. De tweede krampachtigheid valt op te merken ten aanzien van de genoemde leerstukken van de verkiezing en de rechtvaardiging. Enerzijds hekelt Graafland het feit dat de Romeinenbrief, waarin deze thema’s centraal staan, de alles bepalende sleutel van de gereformeerde hermeneutiek is geworden. Dit betekent niet alleen een concentratie, maar ook een reductie van waar het in de Schrift om gaat, zegt hij. Anderzijds lezen we: deze reformatorische hermeneutische beslissing moet door ons niet ongedaan gemaakt worden. ‘Een zonder meer afwijzen en verlaten van deze hermeneutische voetpaden geeft geen oplossing’ (p.14).

Verkiezing en rechtvaardiging

Het blijft de vraag waarom we deze reformatorische hermeneutische beslissing niet ongedaan moeten maken. Die vraag is vandaag nog meer urgent geworden dan in 1986 vanwege het nieuwe Paulus onderzoek (E. P. Sanders, J. Dunn), waar Kontekstueel ook al eens aandacht aan besteedde (juli 2012). Een theoloog als Tom Wright, die in orthodoxe kringen thans veel invloed heeft, borduurt hier in zeker zin op voort. In ieder geval is zijn hermeneutische sleutel voor het verstaan van de Schrift de prediking van het Koninkrijk volgens de evangeliën. De Romeinenbrief en Paulus moeten in dit licht worden gelezen en niet omgekeerd. Doordat Jezus het Koninkrijk predikte als heil voor alle volkeren kwamen Joodse mensen voor de keuze te staan of ze hierin meegingen of niet. Paulus’ onderricht ten aanzien van de rechtvaardiging en de verkiezing in de Romeinenbrief hebben dan hiermee te maken. Kan het joodse volk accepteren, dat Gods verkiezing ook de heiden volkeren betreft?

Graafland zou van boven genoemde theologen zeggen: ze zijn orthodox, maar in genen dele gereformeerd en daarom moeten we ermee uitkijken. Maar waarom moeten we daar dan mee uitkijken? Heerst dan toch een bepaalde in de Reformatie vastgelegde leesregel over de Schrift? Moeten we niet veel meer oog hebben voor het feit, dat ook de Reformatie een contextuele beweging was? Zijn we niet op een verkeerde manier krampachtig bezig wanneer we de rechtvaardiging door het geloof alleen en de verkiezing zoals daar in de gereformeerde belijdenisgeschriften over gesproken wordt als hermeneutische sleutel blijven zien waarmee ook vandaag het rechte verstaan van de Schrift wordt bevorderd? Dit zijn inderdaad de grondvragen waar het om gaat.

Modern en postmodern

In mijn studententijd werd binnen en buiten de Gereformeerde Bond veel over deze vragen gesproken. Dat ging echter volgens de regels van de moderniteit: er zijn een soort eeuwige waarheden, zei de ene partij, die door God in de Schrift zijn geopenbaard en die vervolgens in de gereformeerde belijdenis het diepst zijn vertolkt. Nee, zei de andere partij: dit is een vooroordeel, dat telkens opnieuw weer tegen het licht gehouden moet worden. Het is geen vooroordeel, zei de ene partij dan weer: de Schrift zelf getuigt op elke bladzijde van deze eeuwige waarheden. Een vergelijk tussen beide standpunten leek niet goed mogelijk.

Elders in dit nummer van Kontekstueel valt te lezen, dat een vrucht van het postmoderne denken is, dat we allen beseffen, dat we een of meer vooroordelen hebben, wanneer we de Bijbel gaan lezen. Massieve uitspraken als: ’De Schrift zegt toch zo duidelijk’, getuigen wat dat betreft van onkunde, van echte of zelf gekozen domheid. Maar dat gezegd zijnde komt er ruimte om te vragen wat de winst is van het ene vooroordeel in vergelijking met het andere. Langs die weg kom ik terug bij wat Graafland de onopgeefbare kernen noemde van de reformatorische hermeneutiek: de verkiezing en de rechtvaardiging.

Vruchtbare vooroordelen

Ik noem twee redenen waarom het juist in onze context vruchtbaar en verkieslijk is de Schrift vanuit deze vooroordelen te blijven lezen. De eerste reden is, dat wij vandaag door de bodem van alle vormen van vanzelfsprékend geloven zijn heen gezakt. Onder ons hele christelijke bolwerk gaapt de afgrond van het nihilisme. Mensen kunnen van de ene op de andere dag veranderen van een stevig orthodox gelovige, die dacht het aardig op een rijtje te hebben, in iemand die er niets meer van gelooft. Wanneer ons geloof zo’n wankel gebouwtje blijkt te zijn, loont het zeer de moeite opnieuw te gaan spellen wat ten diepste met de oeroude noties van verkiezing en rechtvaardiging is aangeduid. Het komt er op neer, dat geloven een wonder is uit de hemel en dat door God genadig rekening gehouden is met al mijn ongeloof, twijfel en wanhoop. En dat zelfs van eeuwigheid af. Ik ken geen meer bevrijdende boodschap voor een tijd als de onze. De tweede reden is, dat vandaag wereldwijd en heel dichtbij kerken en gemeenten verscheurd dreigen te raken rond de vragen van wat moreel verantwoord handelen is. Dat wijst erop, dat heimelijk het zwaartepunt van waar het in het geloof om gaat, is verlegd van wat God doet naar wat wij doen. De reformatorische concentratie op verkiezing en rechtvaardiging kan ons uit dit slop wegtrekken. Over de ethische vragen zal altijd weer gestoeid blijven worden vanwege de wisselende culturele omstandigheden en het feit, dat wij ten dele kennen. In het heil van God, zoals ons dat geschonken is in Jezus Christus in wie onze verkiezing en vrijspraak vastliggen, is ons echter een vreugde geschonken en een kerkelijke eenheid daarbij, die geen moreel geschil ongedaan kan maken.

Dr. Wim Dekker is hoofd stafafdeling theologische en missionaire advisering bij de IZB en sectorhoofd Areopagus en hij is redacteur van Kontekstueel.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Om dit nummer te bestellen, klik hier