29e jaargang nr. 4 (mrt. 2015)
thema: Brandpunten van de verkondiging
Interview met prof. dr. F.G. Immink
Worstelen om de waarheid
A. Markus en K. van Noppen
Hij is al bijna dertig jaar betrokken bij de opleiding van predikanten. Eerst als rector van het theologisch seminarium Hydepark en later als hoogleraar praktische theologie. Onlangs zwaaide hij af als rector van de Protestantse Theologische Universiteit. We spraken prof. dr. Gerrit Immink, over zijn persoonlijke 'worsteling om de waarheid'.
In 1979 bent u bevestigd tot predikant, in Besoyen. Ongetwijfeld hanteerde u toen een aantal 'brandpunten' voor de verkondiging. We leven nu 35 jaar later en...
'... eigenlijk ben ik geen stap verder. In de zin van: het blijft zoeken. Ik heb de indruk dat ik niet veel opgeschoten ben. Ik heb een zekere stellige overtuiging, maar die is omgeven door veel vragen. Dat is nooit anders geweest, al hebben beide zich verdiept. En ik kan me niet herinneren dat ik ergens een scherpe bocht doorgegaan ben. Wel ervaar ik het preken als een steeds grotere opgave. In een preek roep je een voorstellingswereld op en het lijkt wel of je die steeds meer van de grond af moet opbouwen. Als ik met een tekst bezig ga, denk ik vaak: wat moet ik hier nu van bakken? Een tekst kan nog zo mooi zijn, ze moet ook landen in het gewone leven. Dat vereist veel werk en ik ervaar dat het met de jaren zwaarder is geworden, mede omdat ik mezelf soms zo als geseculariseerd ervaar.'
Om maar eens een schot voor de boeg te geven...
'Ik heb altijd de kern van het Nieuwe Testament benadrukt: kruis en opstanding. Het lijden en de kruisiging, dat gaat nog wel. Maar bij de opstanding denk je toch vaak: wat een vreemde wereld. Sowieso heb ik bij de wonderverhalen in het Nieuwe Testament het gevoel dat ik van ver moet komen. Ik snap wel dat we ook die vanuit de opstanding moeten lezen en verstaan, vanuit de eschatologie, maar dan nog. Het ligt er niet aan dat de getuigen het zo moeilijk communiceren, hun boodschap is gewoon lastig en klinkt ons zo vreemd in de oren. Tegelijk belijden we dat het de kern is, de overwinning op de dood, de zonde en de machten. Maar het staat haaks op het levensgevoel. Als Paulus er op de Areopagus over begint, halen de toehoorders de schouders op. En soms doen wij dat ook. Altijd voel ik de spanning, de mooie spanning, die je ook terugvindt in de gereformeerde theologie, dat het toch buiten ons is gebeurd, in Christus. En dat uitgerekend dat ons leven bepaalt. Dat is een oer-gereformeerd trekje van me, dat ik daar houvast in vind. We hebben een anker in wat God heeft gedaan en doet.'
Leidde die ambivalentie ook tot aarzeling of u wel aan het ambt zou beginnen?
'Nee, ik heb altijd dominee willen worden. Ik ben gefascineerd door het geloof, door God in Christus, en tegelijkertijd kan ik het niet goed bevatten. Maar ik poog het wel steeds. Het klinkt misschien vaag, als ik dat zo zeg, terwijl het dat voor mij niet is. God is een geheimenis en een werkelijkheid. De meest fundamentele werkelijkheid en het grootste mysterie. Vandaaruit proberen we het leven te doorgronden. Ik heb moeite met verkondiging die het evangelie al te begrijpelijk wil maken; het wordt dan al gauw plat. De opstanding is toch wel wat anders dan dat iemand weer terugkeert in het leven.'
Dat de zaligheid buiten onszelf ligt, dat zou u 35 jaar geleden ook zo hebben kunnen zeggen. Maar wat is voor u een actueel brandpunt, waar schuurt het?
'De weg van Jezus, zoals die in de evangeliën is beschreven, geeft me volop gelegenheid om over lastige dingen van het leven te praten. Mensen worden ziek, werkloos, krijgen te maken met de slechte kanten van zichzelf en van anderen... Er is zoveel gedoe. We leven in een samenleving die dat heel goed weet te camoufleren. Intussen hoef je in onze seculiere samenleving maar te zeggen dat je dominee bent en mensen beginnen te praten over al het gedoe. De grote woorden van kruis en opstanding nodigen uit om het gewone leven ter sprake te brengen. Voeg daarbij de Psalmen met de klacht, de verbijstering over het kwaad dat door de kieren van het bestaan heen komt. Je hoeft het niet eens te actualiseren, je bent actueel door dicht bij de tekst te blijven en dat wat er staat te etaleren. Vooral het Oude Testament is daar sterk in. En dwars door die teksten klinkt dat vreemde van de belofte, van de overwinning. Christus heeft de machten overwonnen, ook al zien we er weinig van. De gereformeerde theologie belicht ook de eschatologische dimensie en de spanning tussen het 'reeds' en 'nog niet'. Maar het is verrekte moeilijk om dat in de prediking niet allemaal dicht te smeren of te verplatten.'
Wat is dan het front? Het cynisme? De onverschilligheid?
'Vooral het naturalisme. Ons wereldbeeld is zwaar gestempeld door de (natuur)wetenschap. Zelfs onze psyche heeft een mechanische onderkant. Als ik thuis aan tafel zo plotsklaps een wonderverhaal lees, stuiter ik altijd even. Als ik erover preek, dan ervaar ik dat al minder als problematisch, omdat door de liturgie, de gebeden en het zingen de eschatologische dimensie zijn beslag krijgt.'
Ondanks dat dominante wetenschappelijke wereldbeeld kun je bij een (seculiere) begrafenis de wonderlijkste voorstellingen tegenkomen. Oom Jan, die in het hiernamaals weer met tante Cor gezellig aan het bier zit.
'Misschien onderstreept het alleen maar dat onze geest het niet uithoudt met louter naturalisme. Behalve het rationele is er ook nog het emotionele, het gemoed. Dat is een belangrijke factor, als het gaat over geloof.'
Het valt op dat u niet begint over het relativisme in onze cultuur, als brandpunt.
'Ik hoor weleens mensen spreken over absolute waarheid, maar met dat woord 'absoluut' heb ik niet veel. In de vroege kerk en in de middeleeuwse theologie kom je het woord 'absoluut' in die zin niet tegen; dat gebeurt pas sinds de Verlichting. Alles wat niet past binnen tijd en ruimte wordt dan absoluut. God wordt het Absolute. Bij Barth wordt God de Gans Andere. Ik besef dat God en Christus geheimenissen zijn, maar niet als het absolute of zo. Ze zijn ons geopenbaard, we kennen er iets van. Dus als het gaat om Gods waarheid, dan denk ik dat we daar kennis van kunnen hebben. Als we iets als waar kennen, wil dat niet zeggen dat we het verabsoluteren of zo.'
Bij Barth gaat het er vooral om dat hij de geloofswaarheden wil 'redden' door ze los te knippen van andere vormen van kennen en weten. Maar wij bedoelden vooral het relativisme dat ieder zijn eigen waarheid heeft. 'Mooi dat jij gelooft', zegt uw buurman, 'maar dat is jouw mening.'
'Dat kom ik ook nog wel dichterbij tegen, in ons gezin. We hebben acht kinderen. Dat enkele van onze kinderen seculier zijn geworden, heeft er niet toe geleid dat ik het geloof ben gaan relativeren. Meegaan in hun zienswijze was voor mij geen optie, dat vroegen ze trouwens ook niet van mij. Het heeft me wel eens van mijn stuk gebracht. Voorgaan in gemeenschappelijk gebed te midden van zo'n grote diversiteit van mensen die je lief zijn, ervaar ik als een krachttoer. In onze tijd is het christelijk geloof een kwetsbaar gebeuren. Trouwens, bij bepaalde vormen van een ietwat meer vrijzinnige geloofsbeleving (zoals ik die in de Hervormde Kerk wel tegenkwam) heb ik me altijd wel iets voor kunnen stellen... Toch ben ik altijd overtuigd gebleven van bepaalde waarden en waarheden. Hoewel ik gestempeld ben door de worsteling om de waarheid, hecht ik zeer aan de 'objectkant' van het geloof, dat 'het is volbracht' en dat het heil buiten onszelf ligt. Zonder vormen van orthodoxie, waarin we bepaalde zaken als 'waar' bevinden, gaat het gewoon niet in de kerk.'
Als u een preek maakt, helpt het ook niet tegen uzelf te zeggen: ik blijf maar orthodox. Toch?
'Tijdens de voorbereiding word ik getroffen – vaak na omzwervingen en getob – door de waarheid van het Woord, de existentiële betekenis ervan. Hoewel, 'waarheid' klinkt zo massief... de term 'betekenis' is me weer te relatief. Op een bepaald moment breekt het inzicht door: het ís echt zo en dat moet in lofzegging uitgezegd. God aanbidden in geest en waarheid. Preken zouden veel vaker die toonaard moeten hebben, dat je onder de indruk bent van de waarheid, van het heuglijke feit dat God genadig is, dat je zonden vergeven zijn.'
Het zijn eigenlijk getuigenissen.
'Ja. Zo van: hier kunnen we alleen maar tot onze schade aan voorbijgaan. Als we dit laten lopen... De orthodoxie geeft houvast in de ervaring, maar als die niet is gekoppeld aan het besef dat het allemaal te danken is aan wat God buiten onszelf in Christus heeft gedaan, zou het niets voorstellen. Het is heel lastig om dit besef vandaag te vertolken.'
Maar waarom is het wáár? Waarom is het niet een zoveelste mening?
'Nou ja, er zit ook iets van gemeenschappelijkheid in de kerk, de kerkdienst, de kerkelijke praktijk. Een gemeenschappelijke identiteit. Laten we niet denken dat alles alleen maar subjectief is, er is ook sprake van een wij-gevoel. Zéker in de kerk, want we vormen een gemeenschap. Ieder heeft zijn eigen beleving, maar daaromheen zit wel een 'gemeentetheologie', waar ook iets goeds van te zeggen valt. Een gemeenschappelijke overtuiging, een geloofsbelijdenis, het credo 'In God geloven' heeft inderdaad een subjectieve kant. Dat is een waardevol accent in de gereformeerde traditie. De gelovige gaat instemmen, meedoen, raakt met huid en haar betrokken. In ons persoonlijk geloof zit ook de nodige projectie – daar heb ik geen moeite mee. Ik zeg niet dat alle godsdienst projectie is, maar er zit wel projectie in. Wij maken er onze voorstellingen bij, en we kunnen ook niet anders. Dat is trouwens helemaal niet erg. Geloof heeft ook de psychologische dimensie van het gemoed en het gevoel. Zonder de prikkeling van het gemoed gaat het gewoon niet. Sommige mensen zijn meer rationeel ingesteld; die kant heb ik ook en die moet er ook zijn in de kerk. Maar het kan niet zonder het gemoed. We kunnen niet preken zonder erbij te zingen en te bidden. Naast het gemoed hebben we het begrijpen en doordenken. Dan raken we aan de geloofsinhoud, het belijden. En verder is er ook nog de object-zijde: God als werkzaam Tegenover. We ondervinden zijn werking, juist in de kerkdienst. Deze dimensies: het gemoed, de gedachten en de werkzame tegenwoordigheid van God – prachtig toch! Je kunt schamperen dat het vaak tegenvalt in de kerk, als je afgaat op de prediking – en dat denk ik als kerkganger ook weleens. Maar er valt ook veel te beleven, te overdenken, te mijmeren. En van tijd tot tijd kennen we ook de ervaring blij te zijn in de kerk te zijn geweest. We ondervinden er iets van Gods werkzame tegenwoordigheid, anders was de kerk allang weg geweest.'
De aanleiding voor dit gesprek is de notitie 'Brandpunten in de verkondiging'. U sprak er kritisch over tijdens de synodevergadering en de opstellers waren 'not amused'.
'Het stuk is nogal antithetisch. Dat zag ik ook tijdens de bespreking. De linkerkant van de kerk vond het niet te pruimen. Het is te stellig, te weinig dialogisch. Het zou toch gaan over de verkondiging? De werkelijkheid van de hoorder, het geloof van de hoorder, de levenssituatie van de hoorder, etc., ik vind dat in de nota te weinig terug. Ik beweer niet dat die een andere geloofsinhoud zou moeten hebben, maar het vraagstuk van de verkondiging ontbreekt. Ze hadden meer de vragen die er leven in de breedte van de kerk kunnen inbrengen. Ook is er te weinig aandacht voor de diversiteit en gelaagdheid binnen de Schrift. De Bijbel voorstellen als Gods Woord, prima, maar dat stelt ons ook weer voor allerlei vragen. Bij Jesaja zien we echt een andere theologische lijn als antwoord op de ballingschap dan bij Nehemia en Ezra. We kunnen niet alles op één noemer gooien. Voor mij leidt dat niet tot relativisme, maar je moet wel de ontstaansgeschiedenis verdisconteren, de diversiteit honoreren. Er is een verschil in soortelijk gewicht van teksten.'
Alweer: te weinig worsteling.
'In de orthodoxie wordt veel te makkelijk een beroep gedaan op 'het Woord Gods', terwijl dat eigenlijk best problematisch is. Begrijp me goed, ik ga niet mee in de gedachte dat de moderne hermeneutiek de oplossing biedt. In het vakgebied van de praktische theologie heb ik gezien dat een hermeneutische benadering tot volslagen relativisme kan leiden. We moeten een stap verder. Op een gegeven moment gaat het er wel om dat in de Schrift de waarheid van het evangelie aan het licht komt. Die neem je tot je, ontvang je, daar ga je in staan. Dat laat onverlet dat je scherp oog moet houden voor de variëteit van de Schrift. Wie uit Johannes preekt, moet beseffen dat dat heel wat anders is dan Marcus. Daar ligt voor de orthodoxie nog heel wat huiswerk. Diversiteit kan ook rijkdom betekenen: de rijkdom van het geheimenis.'
Dr. Arjan Markus is predikant te Rotterdam-Delfshaven (PKN) en redactievoorzitter van Kontekstueel. Koos van Noppen is hoofd communicatie bij de IZB.
Mailadres dr. F.G. Immink:
Om dit nummer te bestellen, klik hier
- Raadplegingen: 7343