29e jaargang nr. 5 (mei 2015)
thema: Dietrich Bonhoeffer: geloven is nooit wegvluchten
Dietrich Bonhoeffer: levensloop
C. van Atten
Het voorgeslacht van Dietrich Bonhoeffer kan zeker aristocratisch genoemd worden. Zijn vader, Karl Bonhoeffer, was directeur van een psychiatrisch ziekenhuis en hoogleraar te Breslau en kreeg daarna een benoeming tot hoogleraar psychiatrie en neurologie te Berlijn. Zijn moeder was Paula von Hase. Haar vader, Karl Alfred von Hase, was legerpredikant, en werd in 1889 hofprediker van keizer Wilhelm II.
Karl en Paula trouwen in 1898, en krijgen acht kinderen: Karl Friedrich, Walter, Klaus, Ursula, Christine, Dietrich en Sabine (een tweeling, 4 februari 1906) en Susanne. Moeder houdt de godsdienstige opvoeding in eigen hand. Ze was in haar jeugd in aanraking gekomen met de Herrnhutters en dat zal op haar indruk gemaakt hebben. Ook gouvernante Maria Horn was volgelinge van de Herrnhutters.
Gezin en studie
Het gezin was niet erg kerkelijk, maar typisch christelijke gebruiken worden in ere gehouden en de kerkelijke feesten worden met overtuiging gevierd. Bij zijn Konfirmation (1921) krijgt Dietrich de bijbel van zijn broer Walter, gesneuveld in WO I. De dood van zijn broer moet Dietrich het nodige gedaan hebben: Is dat mede aanleiding geweest tot zijn besluit om theologie te gaan studeren? Dat gaat hij in 1923 doen in Tübingen en later in Berlijn. Van een reis naar Rome komt hij zeer onder de indruk. De universele wereldwijde kerk boeit hem en brengt hem tot de vraag: Wat is de kerk?, een vraag die hij later behandelt in het proefschrift Sanctorum Communio, waarop hij in 1927 in Berlijn (op 21-jarige leeftijd!) summa cum laude promoveert. Berlijn is de universiteit van Schleiermacher en Adolf von Harnack: historisch-kritisch en liberaal. Dat geeft hem geen voldoening. Inmiddels heeft hij kennis gemaakt met het denken van Karl Barth, en dat zorgt voor een omwenteling in zijn denken, ook al zal hij op een eigen manier met de theologie van Barth omgaan, Hij sluit zich overigens niet af voor wat zich verder op het theologische erf aandient. Zo verdiept hij zich in kennistheorie en psychologie.
Veranderingen
In 1928 wordt Bonhoeffer vicaris voor de Duitse kerk in Barcelona. Hij verzorgt kinderdiensten, gaat voor in kerkdiensten en doet pastoraal werk. Hij werkt ook voor de Deutsche Hilfsverein, een diaconaal instituut ten behoeve van mensen aan de rand van de samenleving: zwervers, criminelen, vagebonden en circusartiesten. Uit die tijd stamt zijn uitspraak: ‘Zij zijn meer onder de genade dan onder de toorn, en het christendom is meer onder de toorn dan onder de genade’.
Ondertussen hadden zich in Duitsland grote veranderingen voltrokken op politiek terrein. WO I werd beëindigd met de vrede van Versailles, met voor Duitsland onverteerbare en vernederende voorwaarden: het moest land opgeven in België, Frankrijk, Denemarken en Polen en de herstelbetalingen zijn exorbitant. De Duitse mark onderging een heftige devaluatie en dat alles riep nieuwe vijandschap op. De keizer trad af, nationalisten naast sociaaldemocraten en monarchisten roerden zich, de Weimar-republiek werd uitgeroepen, maar was geen lang leven beschoren en Hitler weet zich te midden van de algemene verwarring meer en meer in het centrum van de macht te nestelen.
Berlijn en Amerika
Terug in Berlijn schrijft Bonhoeffer een tweede dissertatie: Akt und Sein, waarmee hij zich toegang verwerft tot de academische lesbevoegdheid. Op 6 september 1930 vertrekt hij naar Amerika voor studie aan het Union Theological Seminary New York. Met zijn Afro-Amerikaanse vriend Fisher bezoekt hij negerkerken en is daar erg enthousiast over. Als hij in 1931 teruggaat naar Duitsland neemt hij grammofoonplaten met negro-spirituals mee. Hij volgt de theologie van Karl Barth nauwlettend en komt met hem in contact. Ondertussen heeft er iets plaatsgevonden in Bonhoeffer, wat volgens Bethge een langere voorgeschiedenis gehad moet hebben. Begin 1936 schrijft hij: ‘Ik stortte mij op mijn werk op een zeer onchristelijke wijze. Een eerzucht die verschillenden aan mij gemerkt hebben, maakte mij het leven zwaar. Toen kwam iets anders, iets dat mijn leven tot nu toe veranderde en een andere richting gegeven heeft. Ik kwam voor het eerst in contact met de Bijbel (…). Ik had al dikwijls gepreekt, ik had al veel van de kerk gezien, erover gesproken en gepreekt, en toch was ik nog steeds geen christen geworden (…). Ik had ook nog nooit of heel weinig gebeden. Ik was bij al mijn verlatenheid heel tevreden over mijzelf. Daaruit heeft de Bijbel me bevrijd en vooral de Bergrede. Van toen af is alles anders geworden.’ Het oefent ook invloed uit op zijn docentschap: ‘Wij vragen ons af of we de kerk, God nodig hebben. Maar dat is verkeerd: aan ons worden de vragen gesteld!’ Dat is een belangrijke lijn in zijn theologie: het gaat niet om onze vragen en Gods antwoorden, het gaat om Gods vragen en onze antwoorden.
De kerk
ln 1933 komt Hitler aan de macht. Bonhoeffer verzet zich scherp tegen de Deutsche Christen die zich aan Hitler committeren: zij aanvaarden de zgn. Ariërparagraf nog voordat dit van overheidswege geëist wordt en krijgen in de Rijkskerk grote invloed. Bonhoeffer kan maar tot één conclusie komen, namelijk dat gelovige christenen niets kunnen en mogen hebben met deze beweging. Onder leiding van onder anderen Bonhoeffer wordt een Pfarrernotbund opgericht, en daarmee was de Bekennende Kirche geboren. Overigens zal Bonhoeffer zich later tegenover de Bekennende Kirche zeer kritisch opstellen vanwege de vrees in die kerk de grens tussen 'geestelijk' en 'wereldlijk' terrein over te gaan. In 1933 gaat Bonhoeffer naar Londen en wordt predikant van de Duitssprekende gemeente. Daar ontstaat zijn contact met de Anglicaanse bisschop Bell. Eind mei 1934 vindt de synode te Barmen plaats en ontstaan de Barmer Thesen, waarop Karl Barth grote invloed heeft uitgeoefend.
Terug in Duitsland aanvaardt Bonhoeffer de leiding van het Predigerseminar van de Pommernse Bekennende Kirche. De eerste locatie is Zingst, later wordt het Finkenwalde. Zijn doel is: theologiestudenten te leren leven niet slechts als theoloog, maar vooral als volgeling van Christus. Bonhoeffer wil de volle nadruk leggen op de dagelijkse realiteit van het christen-zijn: leven met Christus moet je met heel je wezen en altijd, en dat is wat ontbreekt in de Duitse rijkskerk. Theologie en pastorale bewogenheid kunnen alleen maar groeien in een leven dat beheerst wordt door overdenking van het Woord en gebed op vastgestelde tijden van elke dag. Elke dag komen de studenten bij elkaar om te zingen, meditatie en gebed nemen een grote plaats in. Ook pleit Bonhoeffer voor herstel van de biecht. Hij gaat zelf te biecht bij één van de studenten Eberhard Bethge, met wie een hechte vriendschap ontstaat.
Overgave en verzet
In deze tijd leert Bonhoeffer Maria von Wedemeyer kennen. Ze is de kleindochter van Ruth van Kleist-Retzov, lid van de Bekennende Kirche: in één van haar onderkomens vindt dit illegale seminarie van de Bekennende Kirche onderdak. Met deze Maria verlooft Bonhoeffer zich. De ontroerende briefwisseling tussen Dietrich en Maria (Bonhoeffer is dan in de gevangenis) is uitgegeven onder de titel: Bruidsbrieven. Ondertussen wordt de druk van het Hitler-regime steeds sterker. In 1937 worden maar liefst 800 voorgangers van de Bekennende Kirche gevangen gezet. In 1938 wordt Bonhoeffer zelf gearresteerd, maar komt al snel weer vrij. Hij wordt verbannen uit Berlijn, mag daar alleen nog maar komen voor persoonlijke zaken, en zijn docentschap wordt hem ontnomen. Op 9 november 1938 worden veel Joodse eigendommen vernield in de Kristallnacht. Bonhoeffer preekt naar aanleiding daarvan over Zacharia 2:8: 'Want wie u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.'
Inmiddels is het verzet tegen Hitler zich al aan het organiseren. Bonhoeffer raakt er bij betrokken via zijn zwager, Hans von Dohnanyi, werkzaam bij het ministerie van Justitie, en zijn zwager Rüdiger Schleicher. De bij het verzet betrokken admiraal Canaris benoemt Hans von Donanyi tot lid van zijn staf. De laatste legt een dossier aan van alle gruweldaden van de Nazi's, dat wordt verborgen in Zossen. Het zal later in het proces tegen de leden van de verzetsgroep een doorslaggevende rol spelen. De leden van verzetsgroep worden geëxecuteerd.
In 1939 gaat Bonhoeffer voor de tweede keer naar Amerika. Hij kan een aanstelling krijgen aan het Union Theological Seminary te New York, en als predikant voor de Duitse vluchtelingen in New York. Maar hij heeft het gevoel dat hij zijn Duitse vrienden in de steek laat en besluit terug te gaan. Hij werkt aan zijn Ethik, dat zal gaan bestaan uit verschillende fragmenten. Belangrijke lijn daarin is, dat het niet gaat om zuivere principes: legalisme is uit den boze, het gaat om een levende relatie met Jezus Christus en de strikt persoonlijke verantwoordelijkheid die daaruit voortvloeit. In deze tijd schrijft hij ook zijn boek over de Psalmen: Das Gebetbuch der Bibel. Via zijn oecumenische contacten informeert hij de geallieerden over het verzet in Duitsland. (Zie hierover ook het artikel van Wilken Veen.)
Verzet en overgave
Sommigen in de legerleiding willen een staatsgreep. Hans Oster, hoofd Abwehr (militaire inlichtingendienst) en Carl Goerdeler, burgemeester van Leipzig, nemen de leiding. Uiteindelijk pleegt Graaf von Stauffenberg (kolonel in de Wehrmacht) de aanslag op 20 juli 1944, die jammerlijk mislukt. In april '43 is Bonhoeffer dan al gearresteerd op verdenking van hulp aan naar Zwitserland vluchtende Joden en komt in de militaire gevangenis van Berlijn-Tegel. De aanvechtingen waaraan hij soms lijdt laten hem nu ondanks de moeilijke omstandigheden met rust. Hij ontleent veel troost aan de Psalmen en de liederen van Paul Gerhardt. Na de arrestatie van Von Stauffenberg wordt Bonhoeffer in verband gebracht met de aanslagen op Hitler, en wanneer op 20 september 1944 de zgn. Kroniek van de Schande in Zossen ontdekt wordt, is dat de nekslag voor de verzetsgroep waar hij bij betrokken is.
In deze tijd schrijft hij zijn beroemde lied: Von guten Mächten; het is de laatste tekst die van hem bewaard is gebleven. De brieven, aantekeningen en gedichten die hij schrijft in de gevangenis worden later door Bethge uitgegeven onder de titel Widerstand und Ergebung (Verzet en Overgave). Op 7 februari 1945 gaat Bonhoeffer op transport naar KZ Buchenwald. Op de 1e zondag na Pasen leidt hij in een dorpsschool onderweg in Schönberg nog een korte dienst over Jesaja 53 en 1 Petrus 1:3. Vandaar gaat het konvooi naar KZ Flossenbürg, en na een schijnproces wordt hij op maandag 9 april 1945 opgehangen. ‘Dit is het einde – voor mij het begin van het leven’, moet hij vlak daarvoor gezegd hebben. Twee weken later bevrijden de geallieerden Flossenbürg.
Bronnen: E. Bethge, Dietrich Bonhoeffer. Theoloog, christen, tijdgenoot. Utrecht Baarn 1968. Vertaling van E. Bethge, Dietrich Bonhoeffer. München 1966 (citaten zijn uit de Nederlandse vertaling van dit boek); T.O.H. Kaiser, ‘Von guten Mächten wunderbar geborgen…’ Dietrich Bonhoeffer. Theologe, Pastor und Dichter im Widerstand gegen Hitler. Norderstedt 2014.
Drs. C. van Atten is emeritus-predikant (CGK) te Leiden. Mailadres:
Om dit nummer te bestellen, klik hier