Skip to main content

30e jaargang nr. 4 (maart 2016)
thema: Kerstening, ontkerstening, herkerstening van Europa

F.A. van Lieburg
Van Refo500 naar Refo5000
Europese religiegeschiedenis in perspectief

Op weg naar 2017 dreigt ons denken over de Europese religiegeschiedenis in beslag te worden genomen door de herdenking van de protestantse Reformatie, vijf eeuwen geleden. De realiteit van de religieuze diversiteit in Europa is meer gebaat bij bezinning vanuit een perspectief van veel langere duur, laten we zeggen vijfduizend jaar.
Zo hebben we het als protestanten vaak geleerd: eerst was er de kerstening, in Europa rond 500, en toen de kerk in verval was geraakt, kwam de Reformatie, rond 1500. Het protestantisme bleek de opmaat tot de Verlichting, rond 1800, die op den duur uitmondde in ontkerstening, rond 2000 een schijnbaar onomkeerbare ontwikkeling.

Westerse bril
Dat dit niet alleen een protestantse, maar ook een westerse manier van denken is, behoeft geen betoog. Het christendom is niet alleen van oorsprong een oosterse godsdienst, maar kende al diverse organisatorische afsplitsingen eer de katholieke kerk de Germaanse volkeren bereikte. Vervolgens zorgde het schisma van 1054 voor een definitieve breuk tussen oost en west. Alleen al in het licht van deze ingrijpende tweedeling heeft de zestiende-eeuwse scheuring binnen de Latijnse kerk een andere proportie.
Nog afgezien van de interne variaties, krijgt het verhaal van het Europese christendom zelfs een uitzonderingspositie als we de koloniale verbreiding ervan sinds 1500 in ogenschouw nemen. Zowel in Noord-Amerika als in de Derde Wereld lijken religie in het algemeen en christelijke missie/zending in het bijzonder beduidend minder vatbaar voor functieverlies of secularisatie. Moeten we in deze brede golfslagen van de tijd de door Luthers media-offensief in 1517 ontketende beweging dan niet beschouwen als een rimpeling in de vijver?

Universele aanloop
Een geografische relativering van de westerse kerkgeschiedenis betekent tegelijkertijd een chronologische blikverruiming, waarbij een hedendaags christen gemakkelijk door een gevoel van duizeling kan worden bevangen. Hoeveel mensen hebben in al die eeuwen op aarde hun leven geleefd, zin zoekend van en gevend aan vreugde en verdriet, ziekte en dood, oorlog en vrede, natuur en materie, verleden en toekomst, niet wetend van de God van Israël of Jezus van Nazareth? Dat waren miljarden zielen.
We hoeven niet verder te gaan dan vijf millennia geleden om zich het amalgaam van goden, mythen, rituelen en sacrale plaatsen te kunnen indenken dat overal functioneerde, eer dat een joods monotheïsme baan brak in de cultuur van het Midden-Oosten en een plaats kreeg in het pantheon van de Grieks-Romeinse wereld. De daarbinnen geopende Weg van de Jezusbeweging zou doodgelopen zijn, indien de samenloop van omstandigheden in het machtige keizerrijk niet tot een verbintenis van de staat en één geloofsvorm had geleid. Het christendom zou niet zijn doorgebroken in de West-Europese smeltkroes van regionale religiositeiten.

Kerstening in fasen
Friezen, Franken, Saksen en wie al meer werden met het Evangelie geconfronteerd dankzij de protectie van predikers door lokale edelen en militaire netwerken. Niet eerder dan in de karolingische tijd, zo tussen 800 en 1000, vormde zich een stabiel politiek, maatschappelijk en cultureel systeem met een Europese reikwijdte, nauw verstrengeld met de wijdvertakte kerkelijke organisatie onder leiding van de bisschop van Rome. Het verbond tussen kerk en staat – kruis en zwaard? – bezegelde het duurzame kersteningsproces, dat rond de eerste millenniumwisseling na Christus in formele zin voltooid kon worden geacht.
Of het Heilige Roomse Rijk ook de harten van de bewoners van West-Europa voor het christelijk geloof veroverde, is een andere vraag. Niet voor niets hebben mediëvisten het fenomeen van kerstening ontleed in drie fasen, die soms binnen één generatie werden doorlopen, maar meestal vele generaties bezig hielden. Eerst stond de uitschakeling van niet-christelijke praktijken centraal, daarna de aanvaarding van christelijke leefregels voor gemeenschappen en individuen. Pas in laatste instantie ging het om innerlijke toe-eigening van normen en waarden. Deze fase wordt wel aangeduid als die van de dieptekerstening.

Hoe dieper, hoe later
Wanneer was de kerstening van West-Europa min of meer voltooid? De meeste historici zien de late Middeleeuwen als de periode waarin de leer en liturgie van de katholieke kerk diep verankerd was in het collectieve bewustzijn en gedragspatroon van geestelijken én leken. Niet alleen het parochiale leven was doordrenkt van de door de kerk aangeboden gedachten over God en de duivel, hemel en hel, Maria en de heiligen, maar ook de persoonlijke vroomheid zou gestempeld zijn door biecht en boete, gebeden en goede werken, angst voor het vagevuur en hoop op Gods genade.
Andere historici gaan er, meer of minder expliciet, vanuit dat zelfs gedurende de Middeleeuwen grote delen van de (boeren)bevolking nog maar oppervlakkig deelden in de christelijke denk- en leefwereld en de dieptekerstening pas in de Nieuwe Tijd kansen kreeg. Daarbij was opnieuw de symbiose van nationale staten en kerkelijke organisaties, inclusief volksonderwijs en sociale zorg, van doorslaggevende betekenis. Tegelijkertijd werd die periode gekenmerkt door de verdeeldheid van de christelijke kerken zelf, ook al was het Heilige Roomse Rijk officieel nog intact en regeerden vorsten allemaal bij de gratie Gods.

Christelijke confessionalisering
Vanuit een langetermijnperspectief op de Europese religiegeschiedenis valt de eigenlijke kerstening pas te plaatsen in de zestiende eeuw of nog later, dus in de tijd van ‘de’ Reformatie en wat daar in verschillende landen uit volgde. Nu is het begrip ‘reformatie’ op zichzelf al een begrip dat zich niet zo gemakkelijk op de tijdbalk van het westerse christendom laat vastpinnen. Lang voordat erfgenamen van een Luther, Zwingli of Calvijn er mee aan de haal gingen, was de ‘reformatie van de kerk in hoofd en leden’ al een geijkt motief van het roomse conciliaire streven, dat medio zestiende eeuw in Trente zijn ultieme uitdrukking vond.
Als correctie op het gebruik van termen als Contra-Reformatie en katholieke hervorming is al enkele decennia de term confessionalisering gangbaar geworden om de opbouw van een geciviliseerde samenleving volgens een of andere door de overheid erkende variant van christendom aan te duiden.

Protestantse verlichting?
In het verlengde van de fasering van het kersteningsproces in West-Europa was de reformatie een dynamisch gebeuren, dat in afzonderlijke gebieden op uiteenlopende wijze en in verschillende ritmen invulling kreeg. In Nederland was zelfs eerst sprake van een katholieke, daarna van een calvinistische confessionalisering, die evenmin consequent kon worden doorgevoerd. De parallellie van de ontwikkelingen in confessionele staten relativeert bovendien de dominantie van één van de reformatorische stromingen in de vooruitgang van de Europese cultuur, zoals die tenslotte als Verlichting in het maatschappelijk geheugen is opgenomen.
Was de Verlichting een uitloper van de Reformatie, de moderniteit een gevolg van het protestantisme (om lutheranisme, calvinisme en ook anabaptisme op een hoop te vegen)? Onder anderen Max Weber, Robert Merton en recentelijk Charles Taylor hebben tal van argumenten in die geest aangedragen, verwijzend naar vrijheid van onderzoek, neiging tot rationaliteit en waardering van het individu. Ze zijn niet ongeldig, maar wel beperkt, want er zijn genoeg tegenvoorbeelden van katholieke kapitalisten, natuurwetenschappers en filosofen – om van de jood Baruch Spinoza als kampioen van de Vroege Verlichting te zwijgen – om voorzichtig te zijn met generalisaties.

Civil society
Als de intellectuele revoluties van de zeventiende en achttiende eeuw een zestiende-eeuwse voorloper nodig hebben, komen Humanisme en Renaissance eerder in aanmerking dan de meervoudige kerkhervorming. Op het punt van de verhouding tussen kerk en staat, die bij katholieken, lutheranen en calvinisten diverse vormen kon aannemen, vormt de eeuw van de reformaties echter ongetwijfeld een schakel naar de steeds verdergaande ontkoppeling van beide in het tijdvak van de politieke revoluties tussen 1770 en 1848. De pluriforme samenleving, de vrije religieuze markt of de civil society was er de blijvende uitkomst van.
Opnieuw geldt hier dat katholieke en protestantse denkers, kerken en verenigingen min of meer gelijkelijk hebben geprofiteerd van de mogelijkheden die de ontluikende burgersamenlevingen van moderne natiestaten boden. Juist de competitie, concurrentie en rivaliteit tussen de christelijke en andere levensbeschouwelijke stromingen, die zich met behulp van grondwet, drukpers en infrastructuur vrijelijk in de publieke ruimte ontplooiden, gaven overtuiging, kracht en groei aan de confessionele groeperingen.

Revitaliseringsbewegingen
Om nog eens aan de eeuwenlange dynamiek van christianisering te refereren, kan de vraag worden gesteld of de fase van ‘dieptekerstening’ niet pas echt werd bereikt, toen staten en daarmee verbonden ‘volkskerken’ hun handen van het religieuze veld aftrokken en vrij spel gaven aan de krachten van de Verlichting met haar optimistisch mensbeeld van authenticiteit en zelfwaardering.
Om spraakverwarring te vermijden, is het begrip ‘herkerstening’ bruikbaarder om de tegenbeweging in de Europese religiegeschiedenis aan te duiden. In elk geval is het belangrijk om, zoals ook ten opzichte van de reformaties, met twee woorden te blijven spreken: tegenover, maar ook naast en met golven van godsdienstkritiek, anticlericalisme en ontkerstening, ontplooiden zich vernieuwings- en opwekkingsbewegingen als piëtisme, methodisme en Réveil, allemaal historiografische etiketten voor christelijke herlevingstendensen waarin de moderniteit evenzeer verwerkt werd als in – uiteindelijk veelal dominante – seculariseringsprocessen.

Radicaal pluralisme
Zoals het religieuze landschap van Europa er bij de laatste millenniumwisseling uitzag, kan nooit de bedoeling geweest zijn van kerstenings-, reformatie en herkersteningsprocessen. Zelfs de Verlichting heeft zo’n uitkomst niet voorzien, in zoverre als deze grootse educatiebeweging beoogde religie en ratio in een (bijbels aanvaardbaar) harmoniemodel onder te brengen. Toch bedriegt het resultaat van eeuwenlange christelijke alomtegenwoordigheid niet. Cultureel en materieel is het erfgoed enorm, maar dit wordt niet meer gedragen door betrokken christenen als erfgenamen van het geestelijk voorgeslacht.
De oude staats- of volkskerken zijn gekrompen of leeggelopen. Vrije kerken, groepen en organisaties bloeien – meer dan één Europees land kent een Bible Belt – maar ontkomen moeilijk aan het lot van marginaliteit of isolement. Terwijl de eens wijd vertakte joodse diaspora is gedecimeerd, hebben immigratiegolven gezorgd voor uiterst zichtbare en niet zelden spanningsvolle aanwezigheid van vele moslims. De komst van vele christenen uit niet-rooms-katholieke tradities valt daarbij weinig op. Dominant blijven de grootschalige ontkerkelijking, ontkerstening en secularisatie, veelal gehuld in het gewaad van onverschilligheid en tolerantie, soms geprononceerd in secularisme, nieuw atheïsme of ‘Verlichtingsfundamentalisme’.

Terug bij af?
Is Europa weer hetzelfde amalgaam van religieuze opvattingen en praktijken als dat het vóór de vestiging van het christendom, amper duizend jaar geleden, altijd is geweest? Ik doel hierbij niet op duidingen van de breed om zich heen grijpende vormen van spiritualiteit als ‘de terugkeer van de goden’, want de vrijblijvende vrijetijdsbesteding van moderne burgers is iets anders dan de totale beleving van de werkelijkheid onder het beslag van hogere machten, die eigen is aan zowel mono- als polytheïsme.
Evenmin doel ik op de merkwaardigerwijs in protestantse kring populaire voorstelling van ‘de terugkeer van het heidendom’. Deze notie veronderstelt een samenhangend geloofssysteem zoals het christendom dat zelf is, maar in pre-christelijke vorm nooit heeft bestaan. Het steekt dus ook niet, na een soort winterslaap van Germaanse goden, opnieuw de kop op, zelfs niet onder de noemer van (neo)paganisme. Als er iets terugkeert, dan is het de collectieve en publieke manifestatie van de religieuze mens, zoals moderne godsdienstwetenschappers die herleiden tot psychologische of neurowetenschappelijke functies.

Reformatieherdenking
Culturele instellingen en overheden lopen zich al jaren warm voor de viering van dit jubileum, in Duitsland in het kader van een Lutherdekade, in Nederland vanuit het min of meer gereformeerde, maar internationaal opererende netwerk Refo500. Zoals bij elke herdenking, zullen vele individuen en groepen klaar staan om het verleden te herscheppen naar eigen beeld. Als remedie pleit ik met de serieuze knipoog van Refo5000 voor bewustwording van een lange(re) termijn.
Zinvol herdenken omvat niet alleen ‘herinneren’, maar ook ‘opnieuw doordenken’. Hopelijk zullen zowel academici als predikanten te midden van alle remembering ook wat ruimte vinden voor rethinking. Als er alleen maar reproductie van een stuk geschiedenis plaats vindt (‘Luther heeft ons vandaag nog wat te zeggen’), missen we de context van wat aan iemand of iets voorafging en hoe het verder ging. Geschiedenis is per definitie beweging, verandering, reformatie. We zullen het opgaan, blinken en verzinken van ‘de Reformatie’, derhalve ook ‘de Verlichting’ moeten verdisconteren in elke poging om vorm, inhoud en richting te geven aan de christelijke hoop voor Europa en de wereld.

Toegift
‘Laten we de moed hebben om te zeggen dat wij christen zijn’, zei Duitslands bondskanselier Angela Merkel bij de ontvangst van een eredoctoraat aan de universiteit van Bern in september 2015. Je zou het de ironie van de geschiedenis noemen, als de aanleiding niet zo ernstig was. Terwijl de grote Lutherherdenking in aantocht is, speelt het grote land van de Reformatie – maar ook van de Holocaust – opeens een cruciale rol in de opvang van de vluchtelingenstroom waarmee Europa vanuit het zuiden en oosten wordt geconfronteerd.
Hoe de Europese cultuur te beschermen tegen islamisering, vragen vele Europeanen. Het antwoord dat de domineesdochter uit het voormalige Oostblok gaf, overstijgt het nationale, het protestantse en zelfs het christelijke kader. ‘Laten we er alsjeblieft een gewoonte van maken weer eens naar de kerk te gaan, of een beetje Bijbelvaster zijn. En laten we ervoor zorgen dat we nog kunnen uitleggen wat een beeld in een kerk betekent. Als we dan ook nog essays laten schrijven over de betekenis van Pinksteren, dan is de kennis van het christelijke Avondland niet ver weg.’

Prof. dr. Fred van Lieburg is hoogleraar religiegeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

  • Raadplegingen: 5181