Skip to main content

30e jaargang nr. 4 (maart 2016)
thema: Kerstening, ontkerstening, herkerstening van Europa

W. Dekker
Niet te stillen verlangen naar God?

Op 30 december 2015 stond er een artikel in Nederlands Dagblad met als kop: ‘De toekomst van Europa zonder God’. Het betrof een interview met Hans Boutellier naar aanleiding van zijn kort daarvoor verschenen boek: Het seculiere experiment. Hoe we van God los gingen samenleven. Zo’n krantenkop wekt de suggestie, dat er in het verleden ooit een beslissing genomen is door een heel werelddeel om God af te schaffen.
In veel andere titels van boeken komt deze suggestie eveneens voor: ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’, ‘De verdwijnende hemel’, ‘Van God los’, etc. Ook in veel uitspraken van christenen en niet-christenen wordt vandaag de indruk gewekt, dat we in een tijd leven, waarin het christendom, wat Europa betreft, passé is, geloven in God nog slechts een zaak is van enkele mensen in achtergebleven gebieden. Anderen menen echter, dat hier veel te snelle conclusies worden getrokken. Zo iemand is bijvoorbeeld Gerben Heitink. Hij schreef in 2011 het boek: Golfslag van de tijd. Europa’s niet te stillen verlangen naar God. In 2012 werd het verkozen tot ‘theologieboek van het jaar’. Hieronder wil ik iets over dit boek vertellen en overwegingen delen, die dit boek bij mij oproept.

Heitink en Taylor
Op verschillende plaatsen in zijn boek verklaart Heitink zich schatplichtig aan Charles Taylor, de grote Canadese filosoof, die indrukwekkende studies schreef als: Bronnen van het zelf en Een seculiere tijd, waarin hij op zeer minutieuze wijze de hele geestesgeschiedenis van Europa ontrafelt. Hij is niet alleen schatplichtig aan hem, maar hij is er, voor zover ik dat beoordelen kan, ook uitstekend in geslaagd het gedachtegoed van Taylor in een heldere schrijfstijl toegankelijk te maken. Daarom kan ik dit boek, ook vijf jaar later, nog steeds van harte aanbevelen aan ieder die behoefte heeft aan een samenhangend verhaal over Europa. Dat daar ook grote vragen bij te stellen zijn, zoals verderop in deze bijdrage zal blijken, doet niets af aan de waarde en kwaliteit van deze studie. Wanneer je tot een eigen visie wilt komen of die wilt verdiepen, moet je iets grondigs hebben om je toe te verhouden. Wie de boeken van Taylor te dik en te ingewikkeld vindt kan mijns inziens daarom ook uitstekend terecht bij Heitink.

Golfslag van de tijd
Heitink tekent de geschiedenis van Europa met het beeld van de golven, die over elkaar heen spoelend het strand bereiken. Hij onderscheidt vijf culturele vloedgolven: kerstening, hervorming, verlichting, revolutie, ontplooiing. Elke golf trok zich ook weer terug, maar liet een laagje slib achter. De invloeden van de periode vóór de kerstening, die van de klassieke cultuur, zijn trouwens eveneens altijd aanwezig gebleven. De naam Europa komt hier zelfs vandaan. Europa was het meisje, op wie de oppergod Zeus verliefd werd. Hij ontvoerde haar naar Kreta, de bakermat van de Griekse beschaving. ‘De klassieke cultuur en het christendom raakten met elkaar verstrengeld en samen vormden zij een stevige basis voor de Europese cultuur. Op deze grondslag groeide het christelijk geloof uit tot een wereldreligie. God heette niet langer Zeus, zijn naam werd voortaan verbonden met die van de God en Vader van Jezus Christus’ (p. 13).

Hartslag van het verlangen
Door al de culturele vloedgolven heen beluistert Heitink de hartslag van het verlangen. Dit woord ‘verlangen’ kan met een kleine letter en met een hoofdletter geschreven worden. Het is een spiritueel begrip dat verwijst naar een van de menselijke basis-emoties, die zorgen voor de basismetaforen van ons godsgeloof (met een citaat van Anton Houtepen, p. 244).
In de ondertitel van zijn boek en op verschillende plaatsen in het boek zelf noemt Heitink dit verlangen ook zonder meer verlangen naar God. Dit kan zowel de vreugde van een vervuld als de pijn van een onvervuld verlangen zijn. Wat blijft in beide gevallen is het verlangen zelf (p.24).
‘Als het gaat om de invloed van het christelijk geloof op de ontwikkeling van de cultuur spreek ik van een sterke onderstroom, die gekenmerkt wordt door een diep verlangen naar God dat mensen helpt om op een hoopvolle wijze in het leven te staan’. Heitink wijst deze onderstroom aan in de theologie van Paulus, in de biografie van Augustinus, in het besef van heiligheid en in de volksreligiositeit van de Middeleeuwen, in de mystieke traditie, terwijl ook alternatieve bronnen binnen de cultuur een bijdrage hebben geleverd. Vervolgens ziet hij de onderstroom van het verlangen met kracht vertolkt door de Reformatie met de prediking van rechtvaardiging en heiliging, door de Nadere Reformatie, het Piëtisme en het Puritanisme, het Reveil, het Neocalvinisme en het Rijke Roomse leven. En tenslotte: ’We zien dit verlangen nogmaals terugkeren in de gefragmenteerde spiritualiteit van onze tijd, in bedevaarten en in de bloei van godsdienstige centra als Taizé en Iona, maar ook in zich vernieuwende geloofsgemeenschappen, zowel binnen als buiten de traditionele kerken… Juist in nieuwe vormen van spiritualiteit zien we dat het christendom zich ook in onze tijd, zij het moeizaam, aan veranderende geloofsomstandigheden weet aan te passen’ (p. 346, 347).

Visie op de geschiedenis
Er zijn boeken, die heel leerzaam zijn en waarin voor je gevoel ook veel waarheid te vinden is en toch houd je bij het lezen steeds een ongemakkelijk gevoel. Dat heeft dan meestal te maken met de vooronderstellingen. Ga je met de auteur mee in de vooronderstellingen, dan maak je vervolgens een boeiende tocht door een landschap, waar je steeds meer vage contouren scherp ziet worden. Maar wat als je nu bij de vooronderstellingen grote vragen hebt? Dat was het dilemma, dat mij steeds meer bekroop bij het bestuderen van Heitink en het maakte het gevoel dat ik eerder had bij Taylor nog meer expliciet. Zeker wanneer het gaat om Taylor, word je zo overweldigd door de hoeveelheid kennis en het minutieuze onderzoek, dat je als dilettant in de theologie of de filosofie nauwelijks vragen durft stellen. Bij Heitink had ik echter van meet af de vraag of dat beeld van de golfslag mij op voorhand niet op een problematisch spoor zette. Dat problematische komt bij mij dan voort uit mijn lezen van de bijbel. Reikt de bijbel mij op de een of andere manier een visie op de geschiedenis aan, die gevangen zou kunnen worden in het beeld van de aanrollende golven op het strand? Het is jammer dat Heitink zelf het beeld niet problematiseert om vervolgens uit te leggen waarom hij het bruikbaar vindt. Ik heb me afgevraagd wat er zou gebeuren als je de geschiedenis van het volk Israël, zoals de bijbel die vertelt op deze manier zou reconstrueren. Je zou dan het volgende beeld kunnen krijgen.

Reconstructie van Bijbelse geschiedenis
Volgens het model van de golfslag van de tijd zou je de geschiedenis van Israël te midden van de volkeren kunnen beginnen met losse stammen, die langzamerhand rond 1200 voor Christus Kanaän veroverden. Ze aanbaden verschillende gestalten van de oppergod El, maar er was ook een stam met een ervaring van de verschijning van een God bij de Sinaï, die men JHWH noemde. Langzamerhand werd de verering van deze laatste God belangrijker (eerste golfslag), maar altijd bestond deze religie in mengvormen met de oorspronkelijke tradities van de Kanaänieten en van de andere stammen. Religieus en politiek verlangen kwamen samen in de wens een koning te hebben. Uiteindelijk werd David symbool voor het gewenste en gehoopte koningschap (tweede golfslag) en voedden de verhalen rondom hem een niet te stillen verlangen naar een grote religieuze en politieke betekenis van het inmiddels tot twee stammen teruggebrachte rijk: Juda. Vanwege de ballingschap (derde golfslag) leek hier niets van terecht te komen. Maar juist toen werd het verlangen meer gevoed dan ooit. Nooit eerder was er sprake van zo’n godsdienstige bloei als toen. De Thora werd vastgelegd en het synagogale Jodendom ontstond (vierde golfslag). Daarna bleven op allerlei wijzen messiaanse verlangens bestaan. In de tijd van de geboorte van Jezus waren ze tot een hoogtepunt gekomen. Toen hij de beloofde Verlosser van de eindtijd leek te zijn liepen alle verlangens op Hem stuk, want Hij deed totaal iets anders dan men verlangde (vijfde golfslag). Een klein deel van het volk raakte achteraf echter toch overtuigd, dat alle verlangens van voorheen in Hem vervuld waren. Dit deel kwam buiten de hoofdstroom van het Joodse volk te staan en verenigde zich na verloop van tijd met aanhangers van Jezus uit de volken. Een nieuwe religie ontstond, het christendom (zesde golfslag).

Tot zover een heel grofmazige, maar zeker niet geheel onware godsdiensthistorische reconstructie. Hoe totaal anders is echter het beeld, dat profeten en apostelen en in hun voetspoor de Bijbelschrijvers ons schetsen. Zij spreken over een constante van Gods openbaring van den beginne en een constante van ongeloof, dat zich in allerlei variaties hulde: heidendom, syncretisme, wettische godsdienst, afwijzing van Jezus etc. etc. Er is geen vooruitgang van de geschiedenis. Er is geen cumulatief proces, waarin de ene beweging de andere inhaalt met behoud van het beste uit de vorige fase. Er is daarentegen een landschap met pieken en dalen van afval en toewijding. Er is de straffende en genadige hand van God en het ene grote probleem waar het in alle tijden over gaat is het probleem van de ongehoorzaamheid, het ongeloof.
Wat zou er nu gebeuren wanneer wij de geschiedenis van Europa vanaf de komst van de zendelingen op deze manier zouden belichten? Of kunnen en mogen wij dat niet, omdat wij nu eenmaal geen profeten of Bijbelschrijvers zijn? Het lijkt mij te gemakkelijk om dat te antwoorden. Het lijkt mij, dat de Heilige Geest ons ogen en oren geeft om de eigen tijd en cultuurgeschiedenis te doorzien in de lijn van profeten en apostelen. Het is duidelijk, dat we dan tot een veel kritischer doorlichting komen. Dan gaat het ook in de geschiedenis van Europa over geloof, bekering, ongeloof en verharding.

Het religieus verlangen
Hiermee is wat mij betreft ook de toon gezet wanneer we kijken naar het niet te stillen verlangen naar God. Taylor is belijdend rooms-katholiek en Heitink is van gereformeerde komaf. In de eerst genoemde traditie is altijd een sterk besef aanwezig geweest, dat de mens is aangelegd op God. Niet zomaar op God in het algemeen, maar op die God van wie de bijbel spreekt. Wanneer Augustinus zegt, dat ons hart onrustig is totdat het rust vindt in God, dan bedoelt hij die God, die hij uiteindelijk na zijn ‘tolle lege’ ervaring had leren kennen. In de gereformeerde traditie werd gesproken over de algemene openbaring. Dat houdt in, dat God zich ook buiten de openbaring in Jezus Christus aan mensen bekend maakt. Volgens H. Bavinck is het religieus verlangen van mensen hierop een antwoord. Tegelijk is er in de gereformeerde traditie de sterke overtuiging, dat er geen ware kennis van God is dan door de Schrift, waarin wij God leren kennen als de God van Israël en de Vader van Jezus Christus.
Noch op grond van Augustinus, noch op grond van de gereformeerde traditie kunnen we daarom zonder meer blij zijn met een ongedifferentieerd ‘niet te stillen verlangen naar God’.
Wanneer God, de mogelijkheid zelfs van het bestaan van God, bij mensen helemaal buiten beeld is, is er een groot probleem voor de evangelieverkondiging (zie de bijdrage van E. v. d. Poll). Zeer terecht wordt ook zowel door Taylor als door Heitink gesteld, dat deze vorm van extreem humanisme iets geborneerds heeft. Hun pogingen om dit gesloten wereldbeeld open te breken zijn creatief en de moeite waard. Ze wijzen er ook terecht op, dat vaak in veel te algemene termen over een verdwijnen van God in Europa wordt gesproken. Bij sommige moderne intellectuelen is hier de wens de vader van de gedachte. Er is meer religiositeit onder de mensen dan verlichte geesten waar willen hebben. Christenen die dit waarnemen kunnen in deze vormen van religiositeit ook iets opmerken van God zelf, die mensen niet loslaat. Hij blijft signalen uitzenden, ook in het Europa, dat door de Verlichting is heengegaan.
Maar hier houdt wat mij betreft het positieve verhaal wel op. Wanneer we het religieuze verlangen niet differentiëren en dan bovendien ook nog naar de geschiedenis van Europa kijken als een doorgaand verhaal van cumulatieve processen, komen allerlei vormen van nieuwe religiositeit vandaag in één lijn te staan met opwekkingen zoals de Nadere Reformatie. Het lijkt me niet dat we hiermee iemand, noch van de ene noch van de andere beweging recht doen.

Nietzsche en het nihilisme
Wie aan het begin van de eenentwintigste eeuw naar Europa kijkt kan dat op heel verschillende manieren doen. Noordmans keek kort na de Tweede Wereldoorlog naar Europa als een zieke, een ernstig zieke (zie de overdenking in dit nummer). Er was een gevoel van diepe crisis. Niet alleen in de periode tussen de beide wereldoorlogen, maar bij velen was dat gevoel er ook daarna. Sommige christenen en theologen hebben dat besef nu nog, zoals dr. A. Prosman, die publiceerde over geloof na Nietzsche en de onverwerkte Holocaust. Bij Taylor en Heitink is het anders. Ondanks alle zorgen, die ook zij hebben, is hun toon veel optimistischer. Zelfs als het over Nietzsche gaat ‘die de irrationele, amorele en gewelddadige krachten van het leven benoemde’ (p. 192), wordt zijn bijdrage geplaatst in een dialectiek van de geschiedenis, waarin het anti-humanisme een eigen betekenis had en heeft. Toen ik dit las, voelde ik even de bekoring. Want zeker, ook hier zit een kern van waarheid in. Tegelijk voelde ik echter ineens hoe schrijnend het is, wanneer in dikke boeken over Europa de verbijstering ontbreekt over wat in de twintigste eeuw is gebeurd. Minstens moet toch de vraag aan de orde komen of de twee grote oorlogen, de nazi-ideologie en de uitroeiing van zes miljoen Joden niet veel meer intrinsiek met heel donkere verlangens en nihilistische grondtonen van onze cultuur verbonden zijn dan ons lief is.
Wanneer we dat beseffen komen we met Europa’s niet te stillen verlangen naar God niet uit. Dan is er sprake van diepe schuld van Europa, voortgaande ongehoorzaamheid, afval en oordelen van God. Tegelijk is er dan de verwondering, dat God niet opgehouden is met roepen. Er zijn nog steeds mensen in Europa, die zijn roepstem horen. Soms als antwoord op hun verlangen, soms als een gebeuren dat al hun verlangens op z’n kop zet. Het seculiere experiment heeft niet het laatste woord. De levende God houdt niet op ons heilzaam te storen.

Dr. Wim Dekker is emeritus predikant (PKN) te Oosterwolde (Gld.) en redacteur van Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

  • Raadplegingen: 5225