Skip to main content

30e jaargang nr. 4 (maart 2016)
thema: Noordmans - kerk en toekomst

A.L.Th. de Bruijne
Reactie: de kerk gaat nooit verloren

West-Europese kerken worden al tweehonderd jaar geobsedeerd door hun aardse toekomst. Aanvankelijk zagen zij deze zonnig in. Inmiddels overheersen somberder verwachtingen. Deze aandacht voor de aardse toekomst beschouw ik als een uiting van secularisatie. Ik zie een opvallende parallel met de toekomstgerichtheid van de (post-)moderne cultuur als geheel.
De Westerse cultuur sinds de Verlichting draagt nog allerlei kenmerken van het christelijke verleden maar in een seculiere, vaak vertekende vorm. Dat speelt ook rond de christelijke toekomstverwachting. Het evangelie schept de verwachting van een komend vrederijk dat God zal brengen. De moderniteit maakte daarvan een binnen-wereldlijk rijk van vrijheid dat zal komen in de weg van historische vooruitgang. Aan deze verwachting hebben protestantse christenen zich vaak aangepast. Dat is niet verwonderlijk aangezien zij deze zelf mee voorbereid hadden in de periode na de Reformatie. Zij duidden de gang van hun pasgevormde natiestaten in termen van het Oudtestamentische Israël. Zoals Israël bij trouw aan God binnen de geschiedenis zijn zegen zou ontmoeten, zo interpreteerden de calvinisten van de zeventiende en achttiende eeuw economisch succes, politieke en militaire doorbraken en culturele vooruitgang als uitingen van Gods zegen op de Reformatie van kerk en staat. Na de Verlichting ontstond zelfs de gedachte dat de inmiddels gegroeide christelijke cultuur geleidelijk zou evolueren tot het koninkrijk van God. Deze optimistische toekomstverwachting bestond niet alleen in liberaal-vrijzinnige maar ook in orthodox-evangelische versies.

Seculier vooruitgangs- en vervalsvertoog
Als keerzijde van dit moderne cultuuroptimisme ontwikkelden zich echter periodieke cultuurpessimistische tegenreacties. Steeds profeteerden deze de ondergang van het Avondland. Overspannen vooruitgangsgeloof slaat zomaar om in een al even overdreven vervalsvertoog. Ook hierin deelden christenen. Vooral het wegebben uit de moderne wereld van de dominante plek van de kerk en de snelle afname van het aantal christenen riepen sombere voorspellingen op over de toekomst van de kerk in Europa. Zoals eens in Klein-Azië en Noord-Afrika, zou ook de kerk in Europa verdwijnen of gedecimeerd worden. Een eenzijdige theologie van de glorie slaat om in een niet minder eenzijdige theologie van het kruis. Ook in deze pessimistische inschatting komt vaak een geestelijke duiding mee in termen van Israëls verbondsgeschiedenis. Zoals God Israël uiteindelijk oordeelde wanneer het Hem verliet, zo gebeurt dat nu met het eens christelijke maar ontrouw geworden Europa.
Mijn waarneming is dat christenen tegenwoordig wel alert zijn op het ontmaskeren van het seculiere karakter van verchristelijkte vooruitgangsidealen, maar de niet minder moderne en geseculariseerde achtergrond van vrome vervalsvertogen over het hoofd te zien.

Het gedeeltelijke gelijk van Noordmans
Op dit punt kruist mijn bezinning over de toekomst van de kerk de diepzinnige en fraaie tekst van Noordmans. Deze roept bij mij vooral positieve herkenning op, maar niet onverdeeld. Eigenlijk moeten wij ons volgens Noordmans helemaal niet bezighouden met de toekomst van de kerk in de gebruikelijke zin van het woord. De toekomst van de kerk is immers eschatologisch van karakter. Het is de toekomst van Christus en van zijn nabijgekomen rijk. Dit rijk bepaalt het heden elk moment opnieuw en roept zo voortdurend het bestaan van de kerk op. Daarom moet de kerk in het heden leven, haar kruis op zich nemen en zichzelf verloochenen. Vanuit dit accent ontmaskert Noordmans profetisch alle benaderingen van de toekomst van de kerk als verlengstuk van haar bestaande werkelijkheid en geschiedenis. De kerk zal niet vanzelf – via ontwikkeling, verandering of verbetering – overgaan in het koninkrijk. Kruis transformeert niet zomaar naar glorie. Terecht rekent Noordmans af met alle seculier Verlicht optimisme.
Dat een vroom vervalsvertoog dat geen enkele historische verwachting voor de kerk overhoudt, daarvan het spiegelbeeld vormt, adresseert hij niet. Zijn dialectisch aandoende crisis-theologie zou zelfs gemakkelijk in die richting kunnen ontsporen. Toch laat zijn analyse op zichzelf wel toe dat ook aan dit pessimistische front verzet wordt geboden. Ook hier bevrijdt het zicht op het heden onder het teken van het nabije rijk ons uit een uiteindelijk seculiere denktrant.

Bezwaar tegen Noordmans
Afstand tot Noordmans ervaar ik echter bij een volgend punt. Hij kan namelijk geen positieve relatie leggen tussen Gods nabije eschatologische koninkrijk en de aardse geschiedenis. Daarom kan er bij hem per definitie niets gezegd worden over de aardse toekomst van de kerk. Het eschaton raakt ons bestaan uitsluitend in het heden. En dit geraakte heden bestaat als reeks momenten en wordt nergens aardse geschiedenis. Dat lijkt mij meer dialectische filosofie dan Bijbelse theologie.
Dit blijkt temeer waar Noordmans het voortbestaan van de kerk in de geschiedenis niet positief duidt. Dit komt immers voort uit het uitblijven van Jezus’ komst en is uitstel van Gods dreigende oordeel. Volgens mij impliceert de Bijbel een royalere kijk op de geschiedenis. Christus’ regering bevat een dubbele dimensie. Hij regeert over het koninkrijk dat de aarde is genaderd en dat nu al in de hemel bestaat. Tegelijk regeert Hij over alle dingen en voert Hij Gods voorzienigheid uit. Hij maakt de aardse geschiedenis tot de tijd waarin de kerk groeit uit het zaad van het Woord. In de Bijbel omvat dit missionaire ook het nieuwe leven van de gemeente, de goede werken of aardse wandel waarin wij zoeken wat boven is. Het nieuwe leven neemt historische vorm aan en kan bovendien de voortgaande geschiedenis van de aarde zijdelings beïnvloeden en tot op zekere hoogte transformeren. Enerzijds ligt de toekomst van de kerk dus inderdaad niet zomaar in het verlengde van de geschiedenis van de oude aarde. Dus is zij niet via optimistische of pessimistische analyse toegankelijk. Maar anderzijds vormt zij wel degelijk een vervolg op een al aanwezig werkelijk spoor door de aardse geschiedenis. De verbinding met de bestaande geschiedenis impliceert dat dit met creatuurlijke middelen mag worden aangewezen. Mensen kunnen evalueren en anticiperen. Mits gedragen door geloof en met erkenning van de principiële voorlopigheid en feilbaarheid van dergelijk inzicht, geeft dat ruimte voor analysen en inschattingen met betrekking tot de aardse toekomst van de kerk.
Voor vrome vooruitgangs- of vervalsideologieën is daarbij geen plaats. Omdat Jezus regeert, is de geschiedenis principieel open. Wat veelbelovend leek, breekt zomaar af. En waar alle hoop vervlogen leek, gaat het verhaal soms onverwacht verder. Intussen gaat Jezus zelf voor in het ook spreken over de aardse toekomst van de kerk. Te midden van de dreigende machten die haar historische loop omringen, staat één ding vast: hoe en waar blijft open, maar ‘de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen’. De kerk gaat nooit verloren.

Prof. dr. Ad de Bruijne is hoogleraar ethiek en spiritualiteit aan de Theologische Universiteit Kampen. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.


 

  • Raadplegingen: 3699