Skip to main content

31e jaargang nr. 2 (nov. 2016)
thema: Helden

T.W.D. Prins-van den Bosch
Laatst geboekt
Oorlog

In de literatuur is het fenomeen oorlog ruim vertegenwoordigd. Zelfs nu nog komen er veel boeken over uit. We lijken er geen genoeg van te krijgen: de spanning, de dynamiek, het ingrijpende ervan voor elk mens in het dagelijks leven. Waar komt die fascinatie vandaan? Ramptoerisme? Behoefte aan helden en schurken? Of hebben auteurs er werkelijk een nobeler doel mee?

Een mooie vrouw, krullen, lipgloss – ze kijkt naar boven, in het luchtledige, een beetje dromerig, nadenkend. Ze kijkt naar het scherm van mijn laptop. Wellicht hebt u deze omslag van Judas van Amos Oz wel eens gezien, of het boek zelfs gelezen. Het is mijn eerste kennismaking met deze schrijver.
Sjmoeël Asj strandt in zijn studie, Bijbelwetenschappen, en neemt even een pauze van alles en iedereen. Hij duikt onder in het huis van Gersjom Wald, een oude man die hem in dienst neemt als zijn gezelschap in de avonduren. Het hele boek door, houd ik dat gevoel van dat huis in de winter, alsof het leven van Sjmoeël even benauwend, guur en troosteloos is. Er blijven kamers gesloten, bepaalde gespreksonderwerpen blijven onbesproken. In het huis woont ook nog een mysterieuze vrouw, waar Sjmoeël meteen voor lijkt te vallen. Hij klampt zich aan haar vast, maar veel geluk brengt het niet.

Idealisme of realisme
In het Israël van de jaren zestig is oorlog nergens ver weg. In het boek komt goed naar voren hoe er gekozen moet worden tussen realisme en idealisme, tussen vechten voor je idealen, of houden wat je hebt. Verraad, in de oorlog, maar vooral daarbuiten, is een rode lijn. Op een gegeven moment pakt Sjmoeël zijn scriptie er weer bij: een bijzondere interpretatie van Judas, de verrader van Jezus. In Trouw lees dat het een interpretatie is waar Amos Oz zelf ook voor een groot deel achter staat. Op blz. 241 van zijn boek schrijft Oz:

“Hoe ironisch, noteerde Sjmoeël in zijn schrift, dat de eerste en laatste christen, de enige christen die Jezus geen moment verliet en hem niet verloochende, de enige christen die in Jezus’ goddelijkheid bleef geloven tot zijn laatste moment aan het kruis, de christen die tot het laatst toe geloofde dat Jezus inderdaad van het kruis zou afdalen ten overstaan van heel Jeruzalem en de wereld, de enige christen die stierf met Jezus en hem niet overleefde, de enige wiens hart werkelijk brak bij de dood van Jezus, dat juist hij in de ogen van honderden miljoenen mensen op vijf werelddelen en gedurende tweeduizend jaar beschouwd is als de meest uitgesproken jood.”

Zonder Judas zou er zelfs geen sprake zijn geweest van een kruisiging, van christenen, van een kerk. Een interessante gedachte, waar ik zelf ook wel een eind in mee kan komen. Maar misschien kwalificeer ik de gedachte toch minder positief dan Oz, die het vaak laat terugkomen. Niettemin de moeite waard.
De student voelt zich zelf ook verraden, door zijn ex-vriendin en zijn familie en er is verraad in de Israëlische politieke geschiedenis van de vorige eeuw, gepersonifieerd in de figuur Abarbanel. Hij verried het zionistische gedachtegoed door zijn ideaal van een gezamenlijk land voor Joden en Palestijnen. Uiteindelijk sterft hij een roemloze dood. Ik moet bekennen dat mijn kennis over de Israëlische geschiedenis zo hier en daar wel wat bijgeschaafd moest worden om sommige lijnen te kunnen volgen. Zo leer je nog eens wat.
Verraad leidt ertoe dat mensen naar de achtergrond verdwijnen, er niet toe doen, soms letterlijk het leven uit stappen. De vraag aan het einde van het boek is of datzelfde lot ook Sjmoeël zal treffen.

Het boek heeft, ondanks zijn goede verhaallijn, diepe gedachtes en mooie beschrijvingen de neiging wat langdradig te zijn. Er gebeurt ten slotte ook niet zo heel erg veel in het boek. Maar laat dat niet het laatste woord zijn, want de kracht van dit boek ligt in de schoonheid van de taal en de gedegenheid van de ideeën die erin worden uitgewerkt.

Hoop
Vaak vraag ik aan mensen om mij een boek cadeau te doen dat ze zelf aangesproken heeft, mijn smaak is niet heel fijnzinnig of kieskeurig. Zo kreeg ik het boek in handen van Eline Rosenhart, eenentwintig jaar jong: Ik zal verborgen zijn. De jonge Hadassah vlucht al vanaf de eerste pagina voor de Nazi’s. Na de Kristallnacht zijn vader, moeder, dochters en zoon het leven niet meer zeker. De scène bij de grens met Nederland, bleef bij mij haken: “‘Genoeg!’ hoorde ik ima toen roepen. Ze duwde de krijsende Tikvah in mijn armen en maakte zelf met opgeheven hoofd haar knoopjes los en deed haar jas, vest, blouse en rok uit, totdat ze slechts in haar flinterdunne hemd en onderbroek in de gure kou stond. Uit respect voor mijn moeder keek ik weg, maar ik schaamde me niet voor haar. Ze werd te kijk gezet voor hordes mensen, maar door haar trotse houding had ik eerder het gevoel dat hier de naaktheid van haar vernederaars werd getoond”.

Rosenhart neemt ons mee in het leven van Hadassah, die langzaamaan volwassen wordt en hoe langer hoe meer verstrikt raakt in het verzetswerk. Het begint met brieven en pakketjes, dan moet ze baby’s wegbrengen, kinderen verbergen, een meisje ontsnapt nog net op tijd achterop de fiets van een vriend. Het eindigt bij een undercover als assistente van een Duitse officier á la Zwartboek. Haar joodse identiteit legt ze af en allerlei andere komen er voor in de plaats. Dat gaat verder dan een uiterlijk en formeel gebeuren, ook innerlijk zorgt deze verwisseling voor de nodige vragen. Wat betekent geloven, wat betekent Joods zijn in oorlogstijd? Waar is God? Hoe kun je kracht putten uit je geloof? Of, zoals Rosenhart haar boek besluit: In iedere generatie staat een Haman op. Wees een Hadassah.
Daarmee komen we op de tweede verhaallijn, waarmee dit oorlogsverhaal steeds wordt onderbroken. De lijn van die andere Hadassah in het Perzische rijk, die de mooie koning Esther wordt. Ook zij verbergt haar identiteit aanvankelijk, ook haar volksgenoten komen in gevaar.
De laatste, kortere, verhaallijn speelt zich af in 1988, als de ouder geworden Hadassah Jad Vashem bezoekt in Israël. Uiteindelijk komt Hadassah thuis in Israël, valt te lezen. Helemaal in lijn met wat sommige christenen, tot op de dag van vandaag, graag zouden zien. De documentaire van 2doc ‘Breng de Joden thuis’ gemaakt door Eefje Blankevoort en Arnold van Bruggen laat zien hoe ver die wens kan gaan. Ik vond het zelf een nogal heftige documentaire. Ook in het boek gaan mensen ver, om Israël te bereiken.
Het is even erin komen in dit boek, met alle verhaallijnen, maar vervolgens heb ik met plezier alle vijfhonderdvierendertig pagina’s verslonden. Het is een degelijk, goed verhaal, met scherpe randen en mooie wendingen. Het is heerlijk dat dit boek niet eindigt in Nederland na de Tweede Wereldoorlog, maar dat het verhaal nog een heel eind doordendert. De taferelen in Erets Jisraël vond ik wat minder pakkend. Het einde van de oorlog is toch, ook voor de lezer, werkelijk een einde. Als het verhaal daarna verder gaat moet er wel een sterke climax of open einde zijn om te blijven boeien. Dat vond ik wat minder goed gelukt. Ook vraag ik me af of het volwassen worden van dit meisje ook genoeg ruimte biedt voor mannen om zich mee te laten nemen. Maar nogmaals, het boek is degelijk en verrassend tegelijk. Als u gewoon eens lekker wilt lezen, pak het er dan gerust bij.

Oorlog en techniek
Van een wat ander kaliber is het Pulitzer-Price-oorlogsboek Als je het licht niet kunt zien, van Anthony Doerr. Een ‘mannelijker’ boek, als u mij die beschrijving vergeeft, vanwege de aandacht voor techniek en het soldatenleven. Het perspectief vind ik goed gekozen, we leven mee met een zestienjarig blind meisje - de titel van het boek wordt al op de eerste bladzijde verklaart. We stappen in een aandoenlijk tafereel waar de Franse Marie-Laure een maquette betast die haar vader voor haar gemaakt heeft. Piepkleine huisjes en straatjes, gemaakt voor zijn dochter, om haar wegwijs te maken in de wereld aan de andere kant van de voordeur. In een leeg huis wacht Marie-Laure op haar oudoom die al lang terug had moeten zijn. Twee bladzijden en vijf straten verder leven we mee met een jonge Duitse soldaat, Werner Pfennig, in een schuilkelder, bedolven onder muren. Al snel breekt de hel los. Het is de opmaat voor een verhaal dat tien jaar eerder begint en uiteindelijk in 2014 eindigt.

Werner is een jongen die al vroeg geïnteresseerd raakt in techniek, vooral in die van radio’s. Hij knutselt een radio in elkaar, zoekt een zender en vindt een Fransman die les geeft over licht. Dit maakt indruk op de weetgrage Werner - een vreemde stem, die vanuit zo’n klein instrument de meest fascinerende dingen weet te vertellen. Die interesse in techniek zorgt ervoor dat Werner terecht komt op een keiharde Hitlerjugend-school, waar hem de fijne kneepjes van de techniek en het nazisme worden bijgebracht. Het laatste overtuigt Werner nooit helemaal. Uiteindelijk komt hij terecht in een groep soldaten die vijandelijke radiozenders opspoort. Werner heeft een slogan die hem houvast geeft: doe je ogen open en zie wat je ermee kunt doen, voordat je ze voor altijd sluit.
Marie-Laure, op haar beurt, is ook ontzettend leergierig. Ze was kind aan huis bij het Museum van Natuurlijke Geschiedenis in Parijs, waar haar vader werkzaam was. Ze vluchten naar een pittoresk stadje aan de Franse kust, Saint Malo. Een eigenaardig element komt het verhaal binnen als haar vader vanuit dit museum zijn best doet om een edelsteen met bepaalde krachten, de ‘zee der vlammen’, veilig te stellen. De naargeestige edelsteenkundige Von Rumpel komt in zijn zoektocht naar deze steen dicht op de huid van Marie-Laure. Een echte, ouderwetse bad guy. Het had bijna een jongensboek kunnen zijn.

De auteurs van deze oorlogsboeken blijken vooral op zoek te zijn naar hoe en of iemand staande weet te blijven te midden van alle oorlogsperikelen. Dat is een vraag die altijd en overal weer opnieuw beantwoord moet worden. Aan de hand van godsdienst, bij Hadassah, door een meer algemenere levensbeschouwing, bij het boek van Doerr en soms, zoals voor Sjmoeël, blijft het een vraag.

Desiree Prins-van den Bosch MA is proponent (PKN) te Daarle en eindredacteur van dit blad. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

N.a.v.: Anthony Doerr, Als je het licht niet kunt zien (All the Light We Cannot See), vert. Eefje Bosch, Amsterdam 2015; 543 blz.
Amos Oz, Judas (Habesora al-pi Jehouda), vert. Hilde Pach, Amsterdam 2015, 388 blz.
Eline Rosenhart, Ik zal verborgen zijn, Utrecht 2015, 535 blz.

 

  • Raadplegingen: 3432