Skip to main content

31e jaargang nr. 3 (jan. 2017)

thema: Het is begonnen met Luther. 500 jaar Reformatie

A. de Reuver
Sola experientia facit theologum

‘Als die breintheologen met hun vernuft door de hemel boren en daar rondneuzen, vinden zij er niemand. Want Christus ligt in de kribbe, in de schoot van Maria. Daarom tuimelen ze weer omlaag en breken hun nek’ (WA 6, 406).

Vooral aan dit soort scholastici is Luthers boven vermeld adagium geadresseerd (WA TR 1,16). Er schuilt een scheut polemiek in. Hij had weinig op met de denkexercities van deze ‘glorietheologen’. Zijn kruistheologie vertoonde meer verwantschap met de monastieke theologie, waarin de experientia vanouds de toon aangaf. In dat klimaat had hij als monnik geademd. Het bleef hem levenslang bij. Niet in de speculaties van het vernuft vallen de beslissingen, maar in de ervaring van het Woord.
Aanvankelijk bevreemdde dit pleidooi voor ervaring me nogal. Want ik herinnerde me hoe Luther bepaalde vormen van ervaringstheologie duchtig op de korrel kon nemen. ‘Damit also Raum sei für den Glauben, ist es not, dasz alles was geglaubt wird, verborgen werde. Es kann aber nicht tiefer verborgen werden als wenn es den Augenschein, den Sinnen, der Erfahrung gerade entgegengesetzt ist’ (WA 18, 633). Gaandeweg ontdekte ik dat Luthers ervaringsbegrip meerduidig is. Enerzijds ervaring die ons puur zintuiglijk overkomt en contrasteert met Gods beloftewoord. Anderzijds ervaring die door dat Woord wordt opgeroepen en die door Luther zo hoog wordt aangeslagen dat ze voor een theoloog – impliciet bedoelt hij ieder christenmens – onmisbaar is. Met het bijwoord sola kent hij de ervaring zelfs het monopolie toe. Dat maakt nieuwsgierig naar de aard van deze ervaring.

Gebed
Luthers bedoeling blijkt uit het tekstfragment waarin hij zijn aforisme toelicht met drie ‘regels’ die de theologische studie permanent bepalen (WA 50, 657-660). Veelbetekenend heet de theologie in dit verband sapientia experimentalis, ervaringswijsheid! Allereerst geldt hier het ‘handwerk’ van de christen: bidden. ‘Ten eerste moet je weten dat de Heilige Schrift een boek is dat de wijsheid van alle andere boeken tot dwaasheid maakt, omdat geen enkel ander boek je over het eeuwige leven onderricht. Daarom moet je afzien van je eigen mening en verstand. Want daarmee zal je de hemel niet bereiken. Kniel daarom neer in je kamertje en bid met ernst en ootmoed, dat God je door zijn lieve Zoon zijn Heilige Geest wil geven om je te verlichten en verstand te geven.’
Hoeveel waarde Luther het verstand in velerlei opzicht ook toekent, als het om Godskennis gaat is het ‘stekeblind’ en schiet het faliekant tekort. Tekort, omdat het te ver zoekt en te hoog. God laat zich vinden in de laagte. En dan nog alleen bij het licht van de Heilige Geest. Daarover beschik je niet. Je bidt erom. Armlastig. Onder het voorbehoud van deze biddende attitude krijgt het (verlichte) verstand het volle pond, niet alleen in de analyse van de Bijbeltekst, maar ook in het academische discours. Een intellectuele bedrevenheid die door geestelijke gedrevenheid geadeld is!

Meditatie
De tweede regel luidt: mediteren. Dat doe je met je hart. Maar niet vanuit je hart. Luther knoopt de meditatie strikt aan het ‘uiterlijke’ Woord. ’Je moet de letterlijke woorden van het Boek “immer treiben und reiben”, lezen en herlezen, speurend naar wat de Geest ermee bedoelt. Wacht je voor sleur en voor de gedachte dat je het met een of twee keer wel weet en begrijpt. Want dat kweekt bepaald geen geweldige theologen! Ze lijken op fruit dat afvalt voordat het half gerijpt is. Kijk maar eens hoe David dag en nacht wil dichten, zeggen, zingen, horen, lezen van niets anders dan van Gods woorden en geboden. Want God wil je zijn Geest niet geven zonder het uiterlijke Woord’.
Het is zonneklaar dat Luther bij meditatie niet doelt op inkeer in jezelf, maar op toekeer tot God. Extravert, niet introvert. Maar wel gaat het erom dat het vreemde Woord-van-buiten in je hart zijn in-trek neemt, dus binnenkomt. En dat maak je niet. Dat wacht je in, alert, gespitst, geduldig. Het is dit monastieke erfgoed uit de Vroege Kerk dat Luther koestert. Ruminare heette dat vanouds, de teksten proeven en herkauwen, met name heel het Psalter. Zo doe je ervaring op en word je een expert.

Aanvechting
‘Het derde is de tentatio. Dat is de toetssteen. De aanvechting leert je niet alleen weten en begrijpen, maar ook ervaren hoe waar, hoe zoet, hoe lieflijk, hoe machtig, hoe troostrijk het Woord is […]. Want zodra dit Woord door je heengaat, zal de duivel je beproeven en tot een echte doctor maken en je leren het Woord Gods lief te hebben. En als ik, muizendrek, me onder de peperkorrels mag mengen: ik zelf heb heel veel aan mijn papisten te danken. Ze hebben me door het woeden van de duivel zo geslagen en beangst, dat ze me tot een tamelijk goede theoloog gemaakt hebben. Anders was ik nooit zover gekomen’.
Hoe complex Luthers aanvechtingsleer ook is – hij had er graag een monografie aan gewijd – dit tekstfragment maakt twee aspecten wel duidelijk. Het eerste is dat het een ervaring betreft die haar uitvalsbasis heeft in de concrete context van alledag. Luther althans wist zich bestookt door machten die verre van denkbeeldig waren. Aanvechting was lijden aan de tijd. Het is het nog. Het wereldgebeuren vreet aan je vreugde en voedt de twijfel. Maar – en dat is het tweede – het verrassende is dat God die kwaadaardige opzet van de Boze finaal ten goede keert. De duivel jaagt je op, maar met heilige humor wendt God je vluchtweg in de juiste baan, regelrecht het oord van zijn belofte binnen. In die schutse verscholen ervaar je hoe veilig het daar is. De aanvechting was de toetssteen. Niet van je geloof – dat is en blijft labiel – maar van de woorden Gods. Je ervaart ze als stabiel.

Affect
Elders in Luthers geschriften speelt de aanvechting een cruciale rol in zijn rechtvaardigingsleer. God ‘verkriecht sich’, sub contrario, achter het Nee van zijn toorn en aanklacht. Het sloopt de waan van zelfredzaamheid en eigendunk. Maar het Nee is niet zijn laatste woord. Het voorlaatste. Zijn laatste woord is Ja. Weergaloos royaal. Dit Ja vond weerklank in het Ja van Luthers ziel. Hij dankte het ditmaal niet aan zijn papisten, maar aan zijn Paulus, liever: aan Hem die eens voorgoed voor hem de dood stierf aan Gods Nee en die zijn Ja meebracht op Pasen. Wie dit te geloven krijgt – hoe anders? – doet een ervaring op waarbij het paradijs zich opent. Daar heeft de context van de tijd zich verdicht tot tekst – promissio – waarin een vleugje eeuwigheid neerdaalt. Geloof en liefde vallen samen. Aan dit geloof ontspringt een dulcissimus affectus cordis (WA 6, 515). Om de intimiteit en intensiteit ervan te duiden bezigt Luther onmiskenbaar mystiek idioom. ‘Dieser Glaube macht dasz dir Christus lieblich gefällt und süsz im Herzen schmeckt’ (WA 10 I 2, 24). Ook dat heet experientia. Het gevoel doet helemaal mee. Sterker: ‘So lange du das Fühlen nicht hast, so lange hast du gewiszlich Gottes Wort noch nicht geschmeckt’ (WA 10 II, 23). Dit zegt een man die er soms niets van voelde dan het tegendeel.

Dr. Arie de Reuver is emeritus hoogleraar van de Universiteit Utrecht. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

  • Raadplegingen: 4851