31e jaargang nr. 3 (jan. 2017)
thema: Het is begonnen met Luther. 500 jaar Reformatie
H.N.R. Visser
Een preek naar mijn hart
Toen mij werd gevraagd naar mijn favoriete passage van Luther hoefde ik daar niet lang over na te denken; dat moest een fragment uit de Invocavitpreken van Luther worden. Met deze prekenserie heeft Luther zijn gemeente richting gegeven in de stormachtige maartdagen van 1522, de beginperiode van de reformatie.
Door zijn humor en helderheid, maar vooral door de gerichtheid op het hart van zijn gemeenteleden weten deze preken mij, als beginnend voorganger, steeds weer te inspireren.
Dat Luther de Invocavitpreken heeft gehouden, heeft alles te maken met de onrust die in de loop van 1521 in Wittenberg was ontstaan. Luther is in januari 1521 vogelvrij verklaard en ondergedoken op de Wartburg. Gedurende zijn afwezigheid is volgens twee van zijn aanhangers, Andreas von Karlstadt en Gabriel Zwilling, de tijd rijp om de nodige kerkelijke hervormingen in Wittenberg door te voeren. Zo wordt onder hun leiding de mis niet langer gevierd als offer voor God en mag de gemeente het avondmaal onder beide gestalten van brood en wijn vieren en de beker aanraken, terwijl dit eerder verboden was. Daarnaast verbreken monniken en nonnen hun geloften door te trouwen en wordt de biecht niet langer verplicht gesteld. Ten slotte ontstaat er spanning met betrekking tot de beelden in de kerk, waarbij er mogelijk zelfs beelden zijn afgebroken. Deze ingrijpende hervormingen brengen in Wittenberg de nodige onrust teweeg. Begrijpelijk, gezien het feit dat de bestaande kerkelijke praktijken jarenlang het geloofsleven van de gemeente hebben gestempeld.
Luther grijpt in
De geruchten over de ontwikkelingen in Wittenberg die Luther bereiken, zinnen hem allerminst. Hoewel de kerkelijke hervormingen waren gebaseerd op de geschriften van Luther, ziet hij de wijze waarop de veranderingen worden doorgevoerd als een kwalijke zaak. Hij noemt het zelfs een aanval van de duivel op het evangelie waar hij voor strijdt. Daarom besluit hij met gevaar voor eigen leven terug te keren naar Wittenberg, waar hij op donderdag 6 maart 1522 aankomt. Wat Luther vervolgens doet, raakt mij: hij gaat preken. Dat doet hij op zondag 9 maart, zondag Invocavit, tot de volgende zondag. Elke dag van de week houdt hij een preek waarin hij ingaat op de thema’s die onrust veroorzaakten, de Invocavitpreken.
Voor deze bijdrage citeer ik graag een fragment uit de vierde Invocavitpreek, waarin Luther de plaats van beelden in de kerk behandelt. In dit krachtige fragment komen de humor, de helderheid en zijn gerichtheid op het hart van de gemeente samen. Luther stelt: “God heeft in Deuteronomium 4 geboden. ‘Wij zullen onze ogen niet opheffen naar de zon etc. Opdat wij ze niet aanbidden, want zij zijn geschapen tot dienst van alle volken’. Nu zijn er veel mensen die de zon en de sterren aanbidden. Daarom willen wij ten hemel varen en willen wij de zon en sterren uit de hemel werpen: we kunnen het maar beter laten. Verder, de wijn en de vrouwen brengen velen schade toe en maken hen tot dwazen, daarom willen wij alle vrouwen doden en alle wijn vermorsen. Verder richten goud en zilver veel slechts aan, daarom willen wij het verwerpen. Ja als wij onze ergste vijand zouden willen verdrijven, die ons het aller schadelijkst is, dan zouden wij onszelf moeten doden, want wij hebben geen schadelijker vijand dan ons hart, zoals de profeet Jeremia in het 17e hoofdstuk zegt: ‘Het mensenhart is krom’ of zoals ik het opvat, dat het altijd naar een kant uitwijkt en zo verder; wat zouden wij uitrichten?” (WA 10III, Predigten 1522 33c, 7 - 34c, 4)
In deze komische overdrijving laat Luther zich als prediker van zijn sterkste kant zien. Hij begint hier vanuit de opvatting die schuilging achter het verwijderen van de beelden in de kerk, namelijk dat we alles wat slechte invloed op de mens heeft kunnen verwijderen.
Luther zet vervolgens beeldend uiteen dat dit leidt tot de bizarre situatie waarin de zon, de maan en de sterren, vrouwen en wijn, goud en zilver en zelfs met ieder persoonlijk moet worden afgerekend. Want uiteindelijk blijkt het hart van de mens zijn grootste vijand te zijn. Dit alles zou hij bovendien nog kunnen onderbouwen met de teksten uit Deuteronomium en Jeremia, wanneer hij deze teksten op dezelfde wijze zou interpreteren als degenen doen die die de beelden uit de kerk verwijderden.
Van harte veranderd
Dat Luther in dit fragment eindigt bij het hart is niet voor niets. Want Luther verwacht geen reformatie van uiterlijke hervormingen of rigoureuze acties, maar van harten die veranderd zijn. Daarom richt hij zich op de harten van zijn gemeenteleden. Waar mensen tot het inzicht komen dat beelden geen waarde hebben voor God, zullen deze als vanzelf worden afgebroken. Tegelijk is het ook niet problematisch als de beelden nog even blijven staan, want voor wie niet in hun waarde gelooft, doen ze ook geen kwaad. Sterker nog, wanneer de beelden te snel uit de kerk worden gehaald, kunnen de gemeenteleden die waarde hechten aan de beelden door de duivel worden verzocht. Wat Luther betreft moeten de sterkeren in geloof op dit punt dus geduld hebben met de zwakkeren. Want pas waar harten veranderd zijn, gaat verandering van harte.
Waar kan deze verandering van hart van verwacht worden? Luther geeft het antwoord in de laatste zin van de derde Invocavitpreek, waarin de beelden ook ter sprake komen: “Alleen het hart moet daaraan [de beelden, RV] niet hangen en zich daar niet op wagen. Dat moeten wij preken en zeggen en het Woord, zoals gezegd, alleen laten werken. Dat moet de harten van de mensen eerst gevangennemen en verlichten: wij zullen het niet zijn die het doen.” (WA 10III. Band, Predigten 1522 29a, 15 – 30a, 4). Alleen het Woord van God kan dit volgens Luther dus bewerkstelligen en daarom staat hem niet anders te doen dan dit Woord te preken. Vanuit dit vertrouwen op de werking van het Woord heeft Luther steeds geleefd, gewerkt en heeft hij, te midden van de onrust in Wittenberg, gepreekt.
Een vertrouwen dat niet beschaamd is. Want de duurzaamheid van de reformatie is wel gebleken: 500 jaar later gaan we nog altijd verder in het spoor van Luther. In dit spoor is de richting die Luther wijst onverminderd actueel: laat het Woord van God het werk doen in de harten van de mensen, dan volgt reformatie vanzelf. Dat geeft rust, waar het allemaal van ons af lijkt te hangen. Dat geeft energie om dit Woord met humor, helderheid en vooral gericht op het hart van de gemeente te preken.
René Visser BA is masterstudent Gemeentepredikant PThU te Amsterdam. Mailadres:
- Raadplegingen: 4817