Skip to main content

31e jaargang nr. 1 (sept. 2016)
thema: Spreken over God

W. Dekker
Karl Barth en Israël[1]

Karl Barth en Israël zijn twee grootheden, die enkele tientallen jaren geleden los van elkaar of juist met elkaar verbonden in heel de kerk op grote belangstelling konden rekenen. In mijn studietijd in de jaren zeventig van de vorige eeuw schafte bijna iedere student de K.D. (Kirchliche Dogmatik) aan, het levenswerk van Barth in dertien dikke banden.
Het was ook de tijd waarin iedere student of predikant dacht, dat hij toch minstens een keer in Israël geweest moest. Thans is het bezig zijn met de theologie van Barth een specialistische aangelegenheid geworden. De vigerende stromingen in de theologie gaan een heel andere kant op en de K.D. is tweede hands bijna voor niets te koop. En wat betreft predikanten, die vandaag naar Israël gaan, dat gebeurt nog steeds, maar dan vaak om meer zicht te krijgen op het ingewikkelde van de politieke situatie. Problematisering heeft verwondering goeddeels verdrongen.

Barth over Israël
Het mag daarom opmerkelijk genoemd worden dat de theoloog en redactiesecretaris van het blad In de Waagschaal, Wessel H. ten Boom het plan opvatte een zeer pittige en ook omstreden tekst van Karl Barth uit zijn K.D., die expliciet over Israël (het bijbelse Israël en het joodse volk de eeuwen door) gaat, in het Nederlands te vertalen en zo toegankelijk te maken voor een breder publiek. Uit zijn inleiding, de annotaties, maar in het bijzonder ook zijn nawoord (p. 175-193) blijkt, dat hij vindt dat zowel Barth als datgene wat hij gezegd heeft over Israël, vandaag opnieuw gehoord moeten worden. Boekencentrum verzorgde een waardige uitgave, een mooi gebonden boek, dat qua formaat en uitvoering in zwart en wit zomaar naast de witte banden van de K.D. gezet kan worden als had het er altijd al bij gehoord. Naast de bekende paragraaf uit de K.D., getiteld: Religie is ongeloof, vertaald en geannoteerd door Eginhard Meijering in 2011, is nu dus een tweede zeer bekende paragraaf uit de K.D. in het Nederlands beschikbaar. Of het de toegankelijkheid zal vergroten? Dat is voor mij nog wel de vraag. De tekst van Barth getuigt van zeer grote denkkracht en de dialectische zinnen, die ik ooit in het voor Barth zo specifieke Duits las, moest ik als het ware in het Nederlands opnieuw veroveren. De inhoud ervoer ik opnieuw als zeer pittig. Alleen voor wie het Duits echt niet meester is kan deze uitgave helpend zijn. Ik vroeg me in dit verband af of een breder publiek en daarmee ook het bredere gesprek niet gediend geweest zouden zijn met een meer parafraserende tekst. Wanneer Wessel ten Boom het nu eens in eigen woorden had willen vertellen, wat had er dan gestaan? Ik erken dat zoiets een riskante onderneming is, maar elke docent die college geeft over zulke teksten doet toch zoiets.

De weg die nu gekozen is door Ten Boom is die van een vertaling met annotaties, waarin een en ander toegelicht wordt, een inleiding, een leeswijzer en een nawoord. Alles zeer verantwoord, maar niet toegankelijk voor belangstellenden zonder enige voorkennis. Het nawoord had nog iets in dit opzicht goed kunnen maken, maar doet het niet. Ten Boom geeft hier een gecomprimeerde samenvatting van de receptie van de tekst van Barth in met name de Nederlandse theologie en geeft dan nog een aantal overwegingen waarom hij vindt dat we vandaag weer met deze tekst aan de gang moeten. Zelf heb ik dit alles met belangstelling gelezen en ik denk het ook wel begrepen te hebben. Ik moest er echter wel mijn best voor doen en ik had ook nog wel graag gehad, dat de schrijver wat duidelijker verteld had welke kant het volgens hem op moet in de relatie tussen de kerk en het joodse volk. Het blijft nu allemaal heel impliciet en vraagt om lezers die bereid zijn de diepte in te gaan, daar voorlopig te blijven en dan langzamerhand proberen te komen tot een eigen afgewogen oordeel. Van harte hoop ik, dat zulke lezers gevonden mogen worden onder theologen en andere academisch geschoolden en dat ze dan hun bevindingen in de breedte van de kerk zullen delen. Want daar moet het uiteindelijk landen.

De pijn van Israëls ongeloof
Wat moet daar dan landen? Als ik Wessel ten Boom goed begrepen heb zijn dat minstens twee dingen. In de eerste plaats dat de band tussen God en zijn volk Israël er altijd geweest is en er altijd zijn zal en dat we in ons liberale en geseculariseerde klimaat vandaag opnieuw theologisch over Israël moeten leren spreken. In de tweede plaats, dat we als Christus belijdende kerk nooit zo over Israël zullen kunnen spreken, dat er niet van pijn sprake is. Om bij dit laatste te beginnen, volgens de kerk heeft Israël het nog steeds niet begrepen. De vrouw met de blinddoek, als teken van de verblinding van het joodse volk, staat er niet voor niets tussen in de zuilengalerijen van de oude kathedralen (een van de bekendste voorbeelden is de kathedraal van Metz). Zo zegt Ten Boom het niet, maar zo scherp ik het zelf aan. Barth , over wiens teksten het hier toch gaat, zegt het zelf nog veel scherper. Een uitvoerig citaat mag dit illustreren: “De stand van zaken is nu zo, dat Israël, als zodanig en over het geheel genomen, niet gehoorzaam maar ongehoorzaam is aan zijn verkiezing. Het gebeurt dat Israëls beloofde Messias komt en in overeenstemming met zijn verkiezing door Israël uitgeleverd en voor Israël gekruisigd wordt- en het gebeurt, dat Hij in zijn opstanding uit de doden als de beloofde wordt bevestigd en door velen ook uit de heidenen wordt geloofd. Het gebeurt echter niet dat Israël als zodanig en over het geheel genomen Hem geloof schenkt. Het gebeurt veeleer dat het zich tegen zijn verkiezing verzet op dat ogenblik, dat de mèt de verkiezing aan hem gegeven belofte in vervulling gaat. Israël weigert in te stemmen met de belijdenis van de kerk, weigert zijn dienst in de ene verkozen gemeente van God op zich te nemen. Israël vormt en handhaaft (ondanks de bevestiging van de afsluiting van zijn geschiedenis door de ondergang van Jeruzalem!) de synagoge. Alsof het nog een speciale bestemming en toekomst naast en buiten de kerk zou hebben! Alsof het zijn werkelijke bestemming naast en buiten de kerk zou kunnen realiseren! Het schept daarmee het schisma, de afgrond middenin de gemeente van God.” (p. 30)

Gericht en ontferming
Het is bijna onvoorstelbaar dat Barth deze tekst heeft geschreven in 1942, toen het joodse volk meer en meer door de Nazi’s in het nauw werd gedreven. Wist Barth daar niet van? Daar wist hij zeker van en hij vond het verschrikkelijk, was zelf ook actief betrokken bij het zoveel mogelijk redden van joden. Maar hij liet zich er niet toe verleiden onder de druk van deze feiten minder theologisch en meer algemeen humaan over het joodse volk te gaan schrijven. Theologisch over het joodse volk denken en schrijven betekent echter voor Barth ook nog iets anders dan het boven vermelde citaat zou doen vermoeden Theologisch betekent voor hem zo over God spreken dat van meet af duidelijk is, dat deze God ook in het ongeloof en de verharding dit volk niet loslaat. Het moet nog anders gezegd worden: In Christus heeft God zelf het ongeloof, de verharding, de vijandschap op zich genomen. Het oordeel over dit alles heeft Hij zelf gedragen. Daarom kan Israël met zijn verharding de genade van God niet teniet doen. Het kan die genade alleen maar bevestigen. Israël zelf weet dat niet en wil het niet weten. Maar de kerk weet dat en leeft eruit. De kerk beseft wat genade is en dat ze onverdiend is, dat ze er is tegen alle ongeloof en verharding in. In de verharding van Israël ziet de kerk haar eigen ongeloof en verharding gespiegeld. Daarin is ze dus onopgeefbaar met Israël verbonden. Bovenal is ze echter met Israël verbonden door de wetenschap dat het laatste woord van God zowel over Israël als over de kerk het woord genade zal zijn. Zo’n verbondenheid leidt ondanks alle pijnpunten die eerlijk benoemd worden tot daadwerkelijke solidariteit.

Theologisch spreken heilzaam
Theologisch blijven spreken over Israël. Dat is de uitdaging die van Barth’s paragraaf uitgaat volgens Wessel ten Boom. Daar heeft hij volgens mij gelijk in. Ook als we vinden dat het anders moet dan Barth het zelf deed, blijft dit appel. De geïnteresseerde lezers zou ik aan willen raden de uitleg door Barth van Romeinen 9-11 zoals die in dit boek geboden wordt te leggen naast de uitleg van Calvijn. Ook deze laatste blijft voluit theologisch spreken over Israël in het spoor van Paulus. Misschien doet Calvijn dan nog wel meer recht aan Paulus, maar zowel Barth als Calvijn spreken voluit theologisch over Israël en dan blijf je als kerk onlosmakelijk met dit volk verbonden. Hun God is immers, hoe dan ook, onze God. Ik ben het helemaal met Ten Boom eens, wanneer hij schrijft dat we vandaag in de breedte van de kerk dat theologische spreken in het algemeen verleerd zijn. Er wordt zo vaak te menselijk van onderop gesproken in plaats van God uit. Dat gebeurt natuurlijk onder de druk van de secularisatie. Maar daarin gaat wel heel veel verloren. Daarin gaat ook de echte solidariteit met Israël verloren. Solidariteit met Israël van God uit wordt dan ingewisseld voor solidariteit op humane basis, maar die kan op een kwade dag ook zomaar kiezen ten koste van Israël voor een andere groepering, die volgens de deskundigen nog meer op onze humaniteit is aangewezen.

Henk Vreekamp
Ik wil deze bijdrage besluiten met een persoonlijke noot. Op 29 februari dit jaar overleed plotseling ten gevolge van een ernstig ongeval dr. Henk Vreekamp. Jaar en dag was hij bezig met de vragen rond Kerk en Israël. Toen ik een week na zijn dood in zijn studeerkamer kwam lag het boek waarin hij het laatst las open op zijn bureau: Karl Barth, De verkiezing van de gemeente. Hij had het boek nog maar net in huis, maar was er zo spoedig mogelijk in beginnen te lezen. Aan de potloodstrepen kon ik zien hoe ver hij gekomen was. Het ontroerde me. Zo lang al met deze vragen bezig, dacht ik, dan weet je het toch wel wat Barth erover schreef? Dan hoef je toch niet met een potlood in de aanslag elke bladzijde opnieuw te lezen als was het voor het eerst? Wel dus. Tot je laatste snik blijven leren, je laatste adem uitblazen terwijl je je nog verwondert, het wonder niet klein krijgt: deze God en dit volk en jijzelf. Dat ze bij elkaar horen! ‘Mijn God, U zal ik eeuwig loven’ (Ps. 52:7 Ber. 1773).

Dr. Wim Dekker is emeritus predikant (PKN) te Oosterwolde (Gld.) en redacteur van Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.


[1] N.a.v. Karl Barth, De verkiezing van de gemeente. Paragraaf 34 uit de Kirchliche Dogmatik, vertaald en bezorgd door Wessel H. ten Boom, Boekencentrum 2016, 200 p., €32,50.

  • Raadplegingen: 6639