Skip to main content

31e jaargang nr. 6 (juli 2017)

In memoriam Hette Abma (1947-2017)

k 316 abma foto m

foto Christenen voor Israël

Toen Kontekstueel in 1986 van start ging werden twee Kroniekschrijvers aangetrokken. Beiden zegden onmiddellijk en van harte toe. Het waren ds. T. Poot en ds. G. H. Abma. Nu laatstgenoemde op 29 maart j. l. van ons is heengegaan,  memoreren we met dankbaarheid wat hij vele jaren voor ons blad heeft betekend. Ds. Hette Abma had van huis uit grote belangstelling voor politiek en maatschappij meegekregen. Toen hij predikant werd sloot hij zich niet op in een binnenkerkelijk wereldje.  Daarvan leggen alle commentaren bij de tijd, die hij in de loop der jaren schreef, getuigenis  af. Meteen in het eerste nummer was het raak. Kort daarvoor had de bekende PvdA politicus Joop den Uijl zich zeer kritisch uitgelaten over het christendom. Hij ergerde zich aan het feit, dat christenen altijd de suggestie wekten, dat ze bij het betere deel der mensheid hoorden. Dat klopte sowieso al niet volgens hem, maar bovendien konden ze zich beter afvragen waarom ze ook na Auschwitz nog steeds in een almachtige God durfden geloven. De zin die de meeste pennen in beweging bracht was  de uitspraak ‘dat het nu toch tijd werd, dat het afgelopen was met die lariekoek’. Kenmerkend voor Hette was, dat hij zich bij de alom gehoorde verontwaardiging hierover niet zomaar naadloos aansloot. Hij kijkt in zijn kritiek ook en allereerst kritisch naar binnen. Dat blijkt in de volgende uitspraak, waarmee hij ingaat op Den Uijl’ s verwijt dat christenen zich betere mensen achten: ‘Bij de overdracht van het christelijk geloof wordt altijd een behoorlijke dosis moralisme meegegeven. Ondanks de beste bedoelingen werken we daarmee toch zelf de ontkerstening in de hand’. Wanneer het gaat over het andere verwijt van den Uijl inzake de almacht van God, steekt hij opnieuw de hand in eigen boezem en waarschuwt voor een ongenuanceerde belichting van Gods almacht. Wij kunnen leren van de nieuwere theologie, die oog heeft voor het feit, dat God zelf ook kan lijden: theologie na Auschwitz. In deze laatste verwijzing komt meteen een thema naar voren waarover Hette nog heel vaak zou schrijven: de geloofsbezinning van de kerk kan na de oorlog niet om alles heen  wat er met het joodse volk gebeurd is.  Maar om bij zijn eerste Kroniek te blijven, meteen laat deze ook iets zien van de hem zo kenmerkende humor, wanneer hij schrijft: ’Het wreekt zich dat den Uijl na Karl Barth de ontwikkelingen niet meer zo heeft bijgehouden’.

Hette hield zelf de ontwikkelingen wel bij. Dat niet alleen. Hij maakte ook zelf een ontwikkeling door. Zijn humor bleef, zijn relativeringsvermogen ook, evenals  de oproep steeds opnieuw kritisch naar binnen te kijken. Maar toen de stemming inzake Israël omsloeg in de maatschappij en ook in de kerk, zette hij zich daar steeds meer tegen af. Zijn visie op Israël verbond zich meer en meer met een bepaalde visie op de eindtijd en de komst van het duidend jarig rijk. Het heeft hem pijn gedaan, dat velen hem daarin niet volgen konden, ook zijn vrienden uit de kring van Kontekstueel  soms niet.

Toch is de band altijd gebleven. Op de rouwkaart staat ‘Maranatha!’. Over dat ene woordje ging het ook in de dienst van gebed en dankzegging op 4 april in de Sint Janskerk te Gouda. Zolang de Heer nog niet gekomen is, is al ons kennen ten dele. Wij zijn intussen dankbaar voor wat ons onderweg aan inzichten geschonken wordt. We zijn dankbaar voor de inzichten die Hette met ons deelde.

Wim Dekker



  • Raadplegingen: 4764