Skip to main content

32e jaargang nr. 6 (juli 2018)
Thema: Martin Luther King onder de profeten

‘I have a dream…’
Drie dromen

D.G.M. Ceder

(1) ‘Tell ‘em about the dream’
Het leven van Martin Luther King jr. heeft veel historische en kenmerkende momenten. Maar in een moment uit zijn leven dat een enorme indruk op mij heeft, speelt hij ironisch genoeg niet de hoofdrol. In het jaar 1963 vond de mars voor banen en vrijheid in Washington D.C. plaats. Dominee King jr. stond op het programma als een van de vele sprekers tijdens het evenement voor gelijke burger- en economische rechten voor de zwarte gemeenschap. Tijdens de voorbereidingen had hij verschillende versies van de speech in zijn hoofd. Hij besloot uiteindelijk een verhaal op papier te zetten die ging over de ‘bad check’ die de overheid aan de zwarte gemeenschap van het land had gegeven. De uiteindelijk opgeschreven speech en de versie die vooraf naar de pers ging, bevatte geen enkele keer de woorden ‘I have a dream’.

Hij begon die dag aan zijn speech en deze kwam maar niet echt op dreef. Achter op het podium stond gospelzangeres Mahalia Jackson. Deze had al eerder op de dag opgetreden en was goed bevriend met dr. King. Zij was vaker aanwezig geweest bij toespraken van Martin Luther King en kende het verhaal van de droom. Zij riep op een gegeven moment midden in de speech naar Martin Luther King: ‘Tell ‘em about the dream, Martin! Tell them about the dream!’

King ving deze woorden op. Hij schoof zijn speech vervolgens opzij, keek naar menigte – bestaande uit ongeveer een kwart miljoen mensen – en begon vervolgens te vertellen over zijn droom. Een droom over een samenleving waarin zijn vier kleine kinderen op een dag in een land zullen leven waar ze niet zullen worden beoordeeld op de kleur van hun huid maar op hun karakter. Hij ging door en door, maakte zijn speech af en deze is vervolgens de geschiedenisboeken ingegaan als een van de bekendste en meest invloedrijke speeches aller tijden. Met zijn speech legde hij ook een fundament waar velen op verder bouwden; waar wereldwijd decennia later nog steeds over wordt gesproken en waar nog steeds door velen moed uit wordt geput om te blijven vechten voor gelijkwaardigheid.

Maar hebben we vandaag de dag in Nederland, eigenlijk nog echt iets om voor te vechten? En is die droom vandaag de dag nog steeds actueel? Laat ik vooropstellen dat ik vind dat we het geweldig met elkaar hebben geregeld in ons land, maar zolang uit onderzoek blijkt dat de woningmarkt vandaag de dag nog steeds niet voor iedereen even toegankelijk is, je achtergrond mede bepaalt welke kansen je in het onderwijs krijgt en je achternaam op de arbeidsmarkt van doorslaggevende factor kan zijn, denk ik dat we nog iets hebben om voor te vechten. We zijn van ver gekomen, maar de droom is nog niet af.

Hoe kunnen we vandaag de dag dan een eigen bijdrage leveren aan het realiseren van deze droom? Niet iedereen kan de Martin Luther King jr. van zijn of haar generatie zijn, maar wel iedereen kan een Mahalia Jackson zijn: ‘Tell ‘em about the dream, Martin!’ Wees een Mahalia voor onze politici en herinner hun aan de droom van King: ‘Tell ‘em about the dream!’ Wees een Mahalia wanneer vrienden, bekenden of collega’s bewust of onbewust verdeeldheid zaaien: ‘Tell ‘em about the dream’. Maar misschien wel het belangrijkste: wees ook uw eigen Mahalia Jackson, wanneer u zichzelf betrapt mee te gaan met de retoriek van verdeeldheid, of wanneer u weer eens iets leest over de vluchtelingencrisis, de Rohingya, moslims, christenen, staatlozen, et cetera – en dan uzelf betrapt in hokjes te denken. Hou vast aan de droom en vertel anderen erover, zodat hopelijk de kinderen van nu de generatie is die Martin Luther King jr. in zijn droom zag: ‘Tell ‘em about the dream’.

L. Geluk

(2) Onderwijs is richting wijzen
De Rotterdamse Pauluskerk heeft de woorden van Paulus als oproep op de gevel staan: ‘Overwin het kwade door het goede’ (Romeinen 12:21). Het is een levensmotto, cruciaal voor onze samenleving. Ik geloof dat mensen hun leven als gelukkig en zinvol ervaren als ze met betekenisvolle zaken bezig zijn, als ze het goede doen. Dit zou het ‘mission statement’ van de samenleving als geheel en van ieder mens afzonderlijk moeten zijn. We doen het goede en overwinnen daardoor het kwade.

Ik droom ervan dat onderwijs in Nederland zich daar vooral op richt. In het jargon van de onderwijsbestuurder gaat het dan over ‘persoonsvorming’. Onderwijs heeft drie taken, namelijk beroepskwalificatie (een vak leren), socialisatie (mensen onderdeel van de samenleving laten zijn) en persoonsvorming (persoonlijke, menselijke ontwikkeling). In de woorden van Martin Luther King: ‘An individual has not started living until he can rise above the narrow confines of his individualistic concerns to the broader concerns of all humanity.’[1] Hier zou het om moeten gaan in het onderwijs. Goed onderwijs leert jonge mensen uit te stijgen boven hun eigen wereld en hun eigen carrière naar een bredere blik op de samenleving als geheel.  Onderwijs heeft niet als enige doel om economische groei te bevorderen, onderwijs is nagenoeg de enige plek waar – met ouders – de overdracht van waarden en normen kan plaatsvinden. Het gaat er dus om mensen te vormen die zich richten op het goede. Het gaat om meer dan het opleiden tot een beroep en economische winst. Economische verdienmodellen en banengroei zijn als ambitie ondergeschikt aan persoonlijke vorming.

In mijn droom beschikt iedereen die de school verlaat een paar niet te onderschatten vaardigheden:

  • Een grote nieuwsgierigheid en het vermogen om zich te kunnen verplaatsen in ‘de ander’. Alleen zo kan de democratie overleven. Kern van de democratie is tenslotte dat we om kunnen gaan met tal van verschillende overtuigingen en ideeën, en dat voor al die overtuigingen ruimte moet zijn[2];
  • Een respectvolle benadering van mensen met een andere overtuiging en het vermogen om niet onverschillig en relativistisch te zijn, maar de dialoog aan te gaan;
  • Een kritische houding ten opzichte van overtuigingen die schadelijk zijn voor de waarden van vrijheid, gerechtigheid en democratie;
  • Het vermogen om integer te zijn en te handelen op basis van het goede, gerechtigheid en naastenliefde;
  • Het vermogen om nederig te zijn ten dienste van anderen.

Deze droom kan werkelijkheid worden. Maar dan zijn er wel drie paradigmawisselingen nodig in ons denken over onderwijs. In de eerste plaats moeten we af van het waarden-relativisme. Het geven van onderwijs gaat primair om morele vorming. Sinds de jaren ’60 zijn we dat besef kwijt geraakt, in onze postmoderne samenleving die moraliteit verdacht vindt. In de tweede plaats moeten we economische groei geen hoofddoelstelling van het onderwijs laten zijn en moeten we beseffen dat persoonlijke vorming vakken als geschiedenis, godsdienst, kunst en cultuur en filosofie nodig heeft. Ook het sportveld en de theaterzaal horen bij de school. In de derde plaats moeten we afscheid nemen van de cultuur van het meten. De vorming van mensen is niet makkelijk in Cito-scores te vervatten en is moeilijk meetbaar te maken in prestatie-indicatoren. Dit betekent niet dat we het daarom niet belangrijk moeten vinden.

Het belang van Bildung wordt politiek breed omarmd, maar de sturing van het onderwijs is nog altijd gebaseerd op basis van het rendementsdenken: zo efficiënt mogelijk een vakgericht diploma halen, zodat de student aan het werk kan. Ouders, studenten en schoolbestuurders moeten zich hiertegen keren. Ik wil de droom dat we ons in het onderwijs richten op vorming van integere en rechtvaardige mensen graag waarmaken. Laat ‘overwin het kwade door het goede’ de missie van iedere school zijn!

M.J. Kollenstaart-Muis

(3) Overleven en leven
Vijftien jaar geleden bulderde het door de kerk: ‘I have a dream!’ De toenmalige burgemeester van wat destijds nog gemeente Graafstroom was, begon zijn toespraak bij mijn bevestiging en intrede met deze legendarische woorden. Eerlijk gezegd weet ik niet meer waarom hij deze woorden gebruikte voor zijn toespraak, maar wat ik nog wél weet, is dat ik niet zoveel dromen had. En dat ik dat zelfs ook maanden eerder tegen de beroepingscommissie had gezegd.

Ik droomde geen grootse dromen voor mezelf als predikant, ik had geen prachtige vergezichten voor de gemeente waar ik mocht gaan werken, ik leefde niet met inspirerende idealen. Ik leefde gewoon mijn leven. Ik deed wat mijn hand vond om te doen. Pas toen ik al jaren predikant was, kwam ik erachter dat mijn manier van leven en werken vooral óverleven was. Het was een manier van leven die ik mijzelf had eigen gemaakt doordat de start van mijn leven nogal traumatisch is geweest. Afgestaan worden is een onbewust trauma waardoor je alle zekerheid ontnomen wordt en waardoor de geest overschakelt op de overlevingsmodus. Ook toen het al lang niet meer nodig was om te overleven, kon ik niet anders dan dat. En overleven, dat is alleen maar bezig zijn in het hier en nu. Voor wie aan het overleven is, is het leven nu al intensief genoeg, dan is er geen ruimte om bezig te zijn met de toekomst, want wie zegt dat er überhaupt een later komt?!

Inmiddels heb ik geleerd om te leven, in plaats van te overleven. Ik heb geleerd om tot rust te komen en te genieten. Om niet meer altijd op mijn hoede te zijn. En doordat ik dat leerde, ontstond er ook ruimte om vooruit te kijken, om te dromen. Om te verlangen naar een wereld waarin voor mensen die – net als ik – meer overleven dan leven, alle rust en ruimte is om te leren genieten.

Om de week bezoek ik een gemeentelid dat al jaren verblijft in instellingen. In verschillende ggz-instellingen, op gesloten en open afdelingen, in een justitiële inrichting – kortom, allemaal plekken waar je beschermd wordt als je zelf het leven niet goed aankunt. Maar juist die professionele bescherming veroorzaakt onveiligheid, want de relatie therapeut-cliënt of bewaking-gedetineerde is geen relatie van onvoorwaardelijke liefde die nodig is voor een gevoel van geborgenheid en veiligheid. Ik merk dat heel goed aan mijn gemeentelid.

Daarom droom ik van plekken, gemeenschappen die functioneren als een gezin waar warmte is, onverdeelde aandacht en geborgenheid, waar mensen trouw zijn in hun liefde en zorg, zodat je elke dag opnieuw kunt beginnen. In Jezus mag je kind van de Vader zijn. Hij heeft ons geadopteerd, we mogen zíjn gezin vormen. Want het gaat niet zozeer om de bloedband of de mensen die juridisch gezien je familie zijn, maar door Jezus zijn alle gelovigen familie van elkaar. Ik droom dat de familie van Jezus een gemeenschap vormt waarin mensen die aan het overleven zijn tot rust kunnen komen. ik droom dat de gemeente van Christus trouw is in haar liefde zodat mensen die aan het overleven zijn kunnen ontspannen en niet meer constant op hun hoede hoeven te zijn. Ik ben ervan overtuigd dat er dan veel minder instellingen nodig zouden zijn.

‘I have a dream!’ Ja, inmiddels wel en ik ben ervan overtuigd dat mijn droom werkelijkheid wordt. Op een dag.

Mr. Don Ceder is advocaat, duo-lid Provinciale Staten van Noord-Holland en gemeenteraadslid namens de ChristenUnie in Amsterdam.
Leonard Geluk is oud-wethouder Onderwijs en Jeugd van Rotterdam (2004-2009) en thans als voorzitter van het college van bestuur verbonden aan De Haagse Hogeschool.
Mirjam Kollenstaart-Muis is gemeentepredikant van de Gereformeerde Kerk in Ottoland.

 

[1] Martin Luther King, Conquering Self-Centeredness, speech Montgomery, Alabama, 11 augustus 1957.

[2] Ik ben wat dit betreft zeer geïnspireerd door Martha Nussbaum, Niet voor de winst. Waarom de democratie de geesteswetenschappen nodig heeft (vert. Rogier van Kappel) Amsterdam 2011.

 

  • Raadplegingen: 2802