Skip to main content

33e jaargang nr. 6 (juli 2019)
thema: Zomernummer

Gerrit van Meijeren
Kroniek
Kleine woordjes

De Nationale Synode van 29 mei ligt alweer even achter ons. Het was een plechtige middag waar 39 grote en kleine kerkgenootschappen een Verklaring van verbondenheid ondertekenden: ‘Wij horen bij Christus en daarom bij elkaar. (...) Wij sluiten daarom met elkaar een ‘verbond’ voor het aangezicht van God. (...) Wij verootmoedigen ons en wij verklaren dat wij elkaar blijvend zullen zoeken.’ Dat maakte indruk. Het was ook een gevarieerde middag van verschillende muzikale toonsoorten en bevlogen toespraken. Wat de duur van de bijeenkomst betreft leek ze nog het meest op een Ghanese pentecostale kerkdienst. Inhoudelijk domineerde de ernst van de gereformeerde traditie de uitbundige vrolijkheid.
De lezing van prof. Bram van de Beek was daarvan een exponent. Zijn toespraak, door bisschop De Korte kalmpjes als zweepslag aangeduid, zette de zaak op scherp: de eenheid van de kerk weerspiegelt de eenheid van God. Waar die eenheid ontbreekt rest bekering.

Eigenlijk
Een risico van profetische preken is dat de mensen voor wie de boodschap bedoeld is er op dat moment niet zijn. Zij die het samen kerk-zijn ter harte gaat en daarom naar de Grote Kerk waren gekomen, werd evenwel de ernst van de (institutionele) eenheid op het hart gebonden. Van de Beek sloot daarbij alle vluchtwegen af door een verbod op het woordje ‘eigenlijk’ af te kondigen. ‘Eigenlijk is samengaan geboden, maar ja, zo makkelijk is dat allemaal niet.’

Om ook niet-aanwezige zusters en broeders te bereiken kwam Van de Beek in zijn column in het ND (5 juni) op zijn bijdrage terug. Daarin moedigt hij synodepreses ds. Saskia van Meggelen aan om schuld te belijden bij haar evenknie van de Christelijke Gereformeerde Kerken en hoopt hij dat de paus zich verzoenend tot de kopten wendt. ‘Wie zegt dat het niet kan, die wil niet. Dat geldt ook voor al die lange processen die tot eenheid moeten leiden. Het gaat niet om een fusie van bedrijven, met elk hun eigen cultuur. Het gaat om een spoedoperatie van afgehakte ledematen.’
Ik heb de woorden van Van de Beek gehoord als een ‘ongemakkelijke waarheid’ en die wil ik laten gelden en niet afzwakken door de belofte dat het in Gods toekomst één kudde onder één Herder zal zijn. Ik werd in tweede instantie ook door zijn woorden aan het denken gezet.
De nadruk op de eenheid van de kerk hangt nauw samen met de oriëntatie in de Verklaring van verbondenheid op de geloofsbelijdenis van Nicea. Daarin is de eenheid van de kerk immers een van de vier eigenschappen van de kerk.
Van den Brink en Van der Kooi schrijven in hun dogmatiek dat die kenmerken in de tijd van Nicea en daarna vooral functioneerden als apologetische instrumenten. De eenheid werd beleden tegenover allerlei groepen en groepjes die in die tijd als paddestoelen uit de grond kwamen. Met de Reformatie gingen deze notae ecclesiae echter meer en meer schuil achter de rechte prediking en de rechte bediening van de sacramenten (al of niet aangevuld met de tucht) als waarmerken van de ware kerk. De eenheid raakte daarmee uit beeld.

Voeg daarbij de groeiende nadruk in de eeuwen die volgden op wat de ‘onzichtbare kerk’ wordt genoemd: ‘ondanks alle verdeeldheid – die wij natuurlijk zeer betreuren! – en achter al de verschillende kerken en geloofsgemeenschappen die we kennen, is er gelukkig de kerk met een K; de ‘eigenlijke’ Kerk!’ Maar op die manier wordt het nooit wat met eenheid.
‘Deze opvatting maakt het zeer gemakkelijk, uiteen te gaan en toch samen te blijven.’ (H.W. de Knijff). In dat licht is wat er in Dordrecht gebeurde misschien wel van grotere betekenis dan we denken.

Wat viel mij verder op? Dat dit appèl en initiatief tot eenheid het werk is van een stuurgroep, van een Stichting Nationale Synode, die jarenlang achter de schermen ontmoetingen heeft georganiseerd en hard gewerkt heeft aan dit resultaat. Dat is opmerkelijk. Initiatieven van (groepen) particulieren en vooral stichtingen (de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied, de Stichting Herziene Statenvertaling) brengen in de kerk veranderingen tot stand. Ambtelijke vergaderingen komen daarna. Zegt dat iets over het vermogen geestelijk leiding te geven van ambtelijke vergaderingen of over de weg die de Geest gaat? Ook rond de oprichting van de Wereldraad – wier jubileum vorig jaar nogal onopgemerkt is gebleven – waren het bevlogen individuen die zich voor de eenheid van de kerk inzetten. Jurjen Zeilstra laat dat mooi zien in zijn biografie over Willem Visser ‘t Hooft. ‘Zoals er één Jezus Christus was, was er één God en ook één wereld. Hij (WV’tH) zag het als niet alleen opdracht, maar de plicht van de kerken de eigen eenheid daarin te herkennen en van daaruit te werken aan de heling van de verscheurdheid van de wereld.’ (p 248). Over dat laatste ging het in Dordrecht wat minder al wordt er in de Verklaring van verbondenheid nadrukkelijk gesproken over de roeping in de samenleving.

De eenheid heeft niet alleen – en in de beleving van velen niet allereerst – te maken met de relatie tussen kerken en geloofsgemeenschappen maar raakt aan de plaatselijke (wijk)gemeente(n). Daar begint samen kerk-zijn.
In mijn werk merk ik geregeld dat buurgemeenten elkaar vaak niet of niet goed kennen. De beelden die we van elkaar hebben zijn soms nogal eendimensionaal. Een van de grote uitdagingen van de nieuwe classicale indeling van de Protestantse Kerk is het vormgeven van ontmoeting binnen de ringen van gemeenten. De ontmoeting begint met het besef van Godswege aan elkaar te zijn gegeven, binnen de ruimte van de kerk. Een collega schreef: ‘Niet omdat die ander een verdubbeling is van mijn inzichten, maar omdat ik in de ontmoeting met die ander weer op een andere manier bij God kan komen.’ Dan is de ontmoeting niet een vorm van corvee, waar ik me steeds bij afvraag of deze wel genoeg oplevert.

In een wonderschoon Pinksterinterview in Trouw verwoordt Willem Jan Otten het nog weer anders: ‘In de kerk staan we in een gelijkbenige driehoek tegenover God, allemaal even dicht bij Hem. In die zin zijn we allen gelijk, zoals dat sinds de uitstorting van de Heilige Geest het geval is. Moet je je voorstellen: de Romeinen, de bezetters, werden gelijk aan al die andere volken die in het bijbelboek Handelingen worden beschreven: Parten, Meden, Elamieten en Joden. Die volkeren hadden allerlei onderlinge conflicten, maar met Pinksteren waren ze één en konden ze elkaar verstaan in hun eigen taal. En zo gebeurt dat in het geloof elke dag weer. Het is nooit niet Pinksteren in deze wereld.’
En dan zie ik de vertegenwoordigers van de 39 geloofsgemeenschappen weer voor me, met opvallend veel zusters en broeders uit internationale kerken.

Eerlijk
In april maakte de Gereformeerde Bond de oprichting bekend van het Cornelis Graafland Centrum aan de VU onder coördinatie van de kersverse hoogleraar systematische theologie Van den Belt. Het is een instituut dat een platform wil bieden aan promovendi en gepromoveerde theologen om de academische theologie dienstbaar te laten zijn aan het werk in de kerk. Dit is een mooi initiatief en het is verheugend dat de naam van prof. Graafland (1928-2004), die twee decennia bijzonder hoogleraar in Utrecht was vanwege de Gereformeerde Bond, op die manier voortleeft. Is het mogelijk in de keuze voor deze naamgever ook iets programmatisch te horen? Ik waag het erop.

In 2014, tien jaar na het overlijden van prof. Graafland wijdde de Waarheidsvriend een themanummer aan zijn nagedachtenis. Daarin wordt hij op verschillende wijzen getypeerd.
Naast ruime aandacht voor zijn existentiële prediking en het belang van de bevinding voor zijn geloven en werken schetst Gijsbert van den Brink hem als een ‘beweeglijk theoloog’ die ‘worstelde om de geheimenissen van het Koninkrijk te verstaan’. Ir. Van der Graaf schenkt aandacht aan Graaflands kritische zin die bepaald niet altijd op instemming kon rekenen van zijn broeders. En Fred van Lieburg stelt: ‘Hij leerde ‘gereformeerden op zoek naar God’ wat eerlijk theologie bedrijven is.’
Nu weet ik wel dat het woordje ‘eerlijk’ nog wel eens gebruikt wordt op een manier die weinig ruimte laat voor andere visies, hier klinkt er iets anders in door: oog en openheid voor de reële vragen die zich aandienen. Theologiseren, soms op het scherpst van de snede.

In dat verband herinner ik aan het allereerste nummer van Kontekstueel in 1986. Daarin verscheen Graaflands toonzettende artikel ‘Op zoek naar een gereformeerde hermeneutiek’ waarin hij onder andere opmerkt dat de gereformeerde theologie vooral na de Dordtse synode moeite heeft gehad met de aansluiting bij het menselijke bestaan. Niet alleen in de persoonlijke ervaring lukte dat slecht maar nog veel meer in de bredere verbanden van cultuur en samenleving. Daar moest het wat Graafland betreft over gaan. Voor die vragen had hij een antenne.

Vandaag de dag staat de hermeneutiek onverminderd op de agenda. Recent verschenen studies uit vrijgemaakte hoek, van de christelijk gereformeerde hoogleraar Arnold Huijgen en ook Van den Belt liet zich niet onbetuigd op de jaarvergadering van de Gereformeerde Bond. Het ND kopte over zijn bijdrage ‘Heb lef en zeg: zo lees je de Bijbel!’ Als ik hem goed versta wijst Van den Belt daar op de grote invloed van moderne hermeneutische inzichten waardoor de Schrifttekst niet meer aan het woord komt en hij illustreert dat aan de hand van thema’s als homoseksualiteit en de vrouw in het ambt.
Met het terzijde stellen van deze filosofische methodes verdwijnen de vragen echter niet, zoals Hans Burger van de Theologische Universiteit Kampen in een reactie schreef. Er blijft in de uitleg van de Schrift een vertaalslag nodig naar onze tijd en culturele context. Zeker als het gaat om ethische thema’s. Graafland had daar in zijn zoeken naar een gereformeerde hermeneutiek oog voor en hij tastte daarin de Schrift en de cultuur af op zoek naar een begaanbare weg. Moge die grondhouding het Cornelis Graafland Centrum stempelen.

Nog
‘PKN verliest meer dan 150 leden per dag’ zo viel er in de krant te lezen. Behalve dat ik nog steeds weiger de lelijke afkorting van de Protestantse Kerk te aanvaarden, blijf ik haken bij de metafoor die hier gebruikt wordt en telkens terugkeert. De kerk als een soort omroepvereniging of vakbond die hard leden verliest, een bedrijf dat te kampen heeft met een teruglopend marktaandeel.
Ik wil daarmee de pijnlijke realiteit niet wegwuiven dat veel gemeenten kleiner worden en voor moeilijke vragen komen te staan over hun voortbestaan. Het verdriet over (klein)kinderen die afstand namen van het christelijk geloof. Secularisatie bestaat.
Maar over de kerk valt meer te zeggen. In het Nieuwe Testament worden andere beelden gebruikt dan dat van een vereniging.

Van Erik Borgman heb ik geleerd dat er niets op tegen is de kerk in wereldse categorieën te duiden – als supermarkt of consultatiebureau – als ook maar duidelijk is dat er essentiële verschillen zijn. ‘In de kerk gelden met name niet dezelfde criteria voor succes als elders. Doel van de kerk kan niet zijn haar marktaandeel vast te houden, behoud van macht en invloed na te streven (...). Je zou kunnen zeggen dat het tot de eigenheid van de kerk behoort dat zij zich géén zorgen maakt over haar eigen positie. Het is haar taak de wereld te dienen, in navolging van Jezus, en dat is iets heel anders dan te doen wat de wereld denkt nodig te hebben.’ (Waar blijft de kerk?) Herman Paul ben ik dankbaar voor zijn kritische analyse van de secularisatieverhalen die we elkaar voorhouden – ‘Het wordt alsmaar minder!’ – en die een dystopische toekomstverwachting voeden. Het is een grondtoon van mineur die ons kerk-zijn doortrekt. Hoe vaak gebeurt het niet dat het woordje ‘nog’ in zinnetjes wordt ingebouwd. ‘Wij hebben nog tien kinderen op de kindernevendienst…’

Het is God die de toekomst openhoudt, het is de Geest die nieuwe wegen schrijft in de tijd. Het is Jezus die het Hoofd is van zijn lichaam, de kerk. Ook van de ‘PKN’. Hij draagt zorg voor zijn kerk, in welke gestalte dan ook. Voor mij behoort dit perspectief van vertrouwen tot het back to basics waar het in Kerk2025 over gaat en waarin we onszelf, en waarin ik mijzelf, moet oefenen.

Iemand die daarbij helpt is columnist Stephan Sanders die onbekommerd over het geloof schrijft. Onlangs nog in de Volkskrant (6 juni) stond hij erbij stil dat God steeds weer doodverklaard is en toch herrijst. Religie laat zich niet afschaffen. ‘Dit is het idee waarmee ik opgroeide: dat van die god, dat gaat vanzelf over.’ Maar het gebeurt niet. Niet in de kunst, niet in de politiek. Er is zelfs nu weer een partij van cultuurchristenen die zich opwerpt als filiaalhouder van de ‘Joods Christelijke Beschaving’. Maar, schrijft Sanders: ‘de god waarop zij zich beroepen, is vooral een bonusaanbieding van het Westen. Je hoeft er niks voor te doen, je krijgt hem er gratis bij.’ Maar: J. Christus is in Bethlehem, niet in Wassenaar geboren.

Les Murray
Op 29 april overleed de markante Australische dichter Les Murray op 80-jarige leeftijd. Hij trad toen hij tiener was toe tot de Rooms-Katholieke kerk. Elke bundel van zijn hand is opgedragen to the glory of God. Ik besluit deze kroniek met zijn gedicht ‘Kerk’ uit de tweetalige bundel De planken kathedraal (Amsterdam: De Harmonie) in de vertaling van Maarten Elzinga.

Kerk
I.M. Joseph Brodsky

De behoefte gelijk te hebben
is in grote getale verkast
maar sommigen komen naar God
in de hoop zich te hebben vergist.

Hoog aan de achterwand hangt
het Evangelie, van voor hij bestond
uit boeken In zijn benardheid eindigt
elk oordeel, ook het zijne.

Hij kwam voort uit de Joodse,
niet de Engelse evolutie,
en zei dat de lamp die hij ophield
voor alle volkeren, Joods was.

Nog steeds verslindt vrijheid vrijheid,
gerechtigheid recht, liefde…
zelfs liefde. Een simpele man zei eens
van de kerk krijg ik zin om stout te zijn,

maar samen met duizenden anderen naakt
in een modderige loopgraaf zegt iemand:
de ware god geeft zijn vlees en bloed.
Afgoden eisen het jouwe.

Aan de vooravond van het hoogfeest van Pinksteren.

drs. G. van Meijeren is classispredikant in de classis Zuid-Holland Zuid van de Protestantse Kerk in Nederland. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

  • Raadplegingen: 2198