Skip to main content

januari 2012 (26e jaargang nr. 3)

K. van Noppen
Gesprek over kruisdragen
‘Je bent niet de projectleider van je eigen leven’

‘Zou je willen meewerken aan een rondetafelgesprek over kruisdragen?’ Kontekstueel zit deze keer midden in de categorie ‘onalledaagse vragen’, zoveel is duidelijk. Want er zijn dagen dat zo’n vraag niet aan je gesteld wordt. Sterker: er zijn dagen waarop het thema helemaal buiten blikveld is. Of niet? Op een decemberavond treffen we elkaar voor een openhartig gesprek. Twee dertigers en een vijftiger.

Een korte introductie van de gesprekspartners:
PG1, getrouwd, vader van drie kinderen, lid van een confessionele gemeente met een evangelicaal vleugje’. Studeerde politicologie.

Barbara Lamain heeft evenals PG roots in een Veluwse gereformeerde bondsgemeente. Zij is lid van de kerkenraad van de Jacobikerk (PKN, Utrecht). Ze studeerde geschiedenis en maakt deel uit van het managementteam van een grote farmaceutische onderneming.

Piet Jonkers is de nestor aan tafel. Hij is van huis uit natuurkundige. Werkte jarenlang met zijn vrouw Alice als docent voor de GZB in Peru. Na terugkeer maakte hij carrière in de IT-sector, in Zwitserland. Zeven jaar geleden vestigde het gezin – de enige zoon is inmiddels het huis uit - zich weer in Nederland. Ze wonen in de nieuwbouwwijk Amersfoort-Vathorst, waar Alice in het bestuur zit van de Kruispuntgemeente (een samenwerkingsverband tussen PKN, CGK en NGK).

Om maar meteen stevig te demarreren: Als je iets over je geloofsleven zou vertellen, zou je dan spontaan het woord ‘kruisdragen’ daarbij noemen?

PG: ‘Nee. Nogal een heftig thema, dacht ik, toen ik voor dit gesprek gevraagd werd. Ik moest echt wel even nadenken welke plek dat bij mij heeft, want mijn leven gaat eigenlijk op rolletjes…‘

Barbara: ‘Kruisdragen associeer ik eerder met mensen voor wie dat veel duidelijker is. Er zijn wel dingen in mijn leven die ik moeilijk vind, maar ik voel me vooral erg gezegend.’

PG: ‘De term heb ik altijd geassocieerd met christenen die omwille van hun geloof worden vervolgd. Vergeleken bij hen hebben wij een buitengewoon eenvoudig leven, althans, zo kan het lange tijd lijken. Hoewel… nu ik een jaar in een echt seculiere omgeving werk, merk ik wel dat het wringt, mijn geloof en mijn dagelijks werk.’

Daar komen we zo nog op. Het vertrekpunt van het gesprek is de tekst uit de Bergrede: ‘Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme dagelijks zijn kruis op en volge Mij’, zegt Jezus (Lucas 9).

Piet: ‘Als je dat op je in laat werken, valt meteen op dat het niet gaat over mensen die een aantoonbaar zwaar leven hebben, als gevolg van een ernstige handicap of zo. Het gaat hier over het gewone dagelijkse leven van een christen. In het gebed van het oude doopformulier wordt zelfs gebeden dat de dopeling het kruis vrolijk dragen moge. We zijn geneigd ‘kruisdragen’ meteen te betrekken op erbarmelijke omstandigheden, maar het is de vraag of dat terecht is. Je kunt ook kruisdragen als het je in veel opzichten voor de wind gaat.’

Barbara: ‘Toch denk ik eerder aan anderen in mijn omgeving, die naar mijn mening meer recht van spreken hebben door een ingrijpend verlies of beperkingen. Ik voel wel vervreemding ten opzichte van de levenshouding van mensen die duidelijk zonder God leven en bijvoorbeeld veel te veel van hun carrière verwachten. Ik kom ze veel tegen, vooral op m’n werk en voel de schrijnende leegte en het perspectiefloze van ongeloof. Dat komt het meest tot uiting in situaties waar mensen aan grenzen komen, door ziekte en overlijden. Maar of die vervreemding van mij kruisdragen is? Het valt mij overigens op dat de geciteerde tekst bij Lucas staat in de context van twee van de drie lijdensaankondigingen. De belijdenis van Petrus, ‘U bent de Christus’ staat er ook vlakbij. Er is blijkbaar een verband tussen het lijden van Christus en kruisdragen. Geloven is geen succesverhaal. Ook al ziet de buitenkant van het leven er soms mooi uit, er kan een hoop verdriet achter schuilgaan. We worden geroepen om daar te zijn waar Jezus is, bij de zwakken en verdrukten, bij de mensen die er niet bijhoren. In die context lees ik zijn oproep.’

Piet: ‘Het opvallende is dat kruisdragen vaak wordt opgevat als iets wat je overkomt en waar je dan mee moet leren omgaan. Maar Jezus bedoelt het hier actief: neem dagelijks je kruis op en volg mij. Het is nogal radicaal, zoals zo vaak bij Jezus. Het vraagt een beslissing, je doet het er ook niet zomaar even bij. Wie niet dagelijks het kruis opneemt, kan Mijn discipel niet zijn, zegt Hij.’

…hetwelk overgezet zijnde, betekent …

Piet: ‘Als ik dit vertaal naar ons, vandaag, dan stel ik vast dat we met z’n allen ontzettend werelds leven. We rennen allemaal achter de goden van deze tijd aan. Een klein voorbeeld: ik was in onze vorige gemeente lid van het catecheseteam. Belegden we een avond over geloofsopvoeding, kwamen er twee ouders. Nota bene, in een grote gemeente! De meeste ouders waren veel te druk om zich een avond te bekommeren over dat thema. We rennen net zo hard mee in de rondedans om Mammon, als onze niet-gelovige tijdgenoten. Waarom zou het gesprek over de geloofsoverdracht aan je kinderen niet topprioriteit hebben?’

Hoe werkt dat bij jouzelf?

Piet: ‘Ik probeer prioriteit in mijn leven te geven aan dingen die God van mij vraagt. Ik negeer dus actief allerlei dingen: dat ik mee moet rennen met de massa, mee moet doen met de laatste mode, etc. Dat kost me weinig moeite, want ik heb nogal een nonconformistisch karakter, ik ben niet zo gevoelig voor groepsdruk. Het gevaar van een gesprek over ‘kruisdragen’ is, dat je heel snel vervalt in moralisme, waarbij je elkaar gaat voorschrijven wat je wel en niet moet doen.’

PG: ‘Zelfverwerkelijking, zelfontplooiing is een enorme drijfveer voor mij. Het is eigen aan het mediawereldje, grote ego’s, mensen die allemaal willen scoren. Daar doe ik hard aan mee en daar offer ik veel voor op, heb ik gemerkt. Bijvoorbeeld tijd die ik anders in mijn relatie, in de aandacht voor mijn kinderen of in kerkenwerk zou steken. Als ik ’s avonds tot in de kleine uurtjes heb doorgewerkt, komt er weinig meer van bidden en bijbellezen. Tegelijk vind ik het ontzettend moeilijk om afstand te nemen, want ik vind het leuk, uitdagend werk. Moet ik daar dan maar niet gaan werken…?’
Barbara: ‘Ik merk dat er een verband bestaat tussen mijn bijbellezen, bidden en zingen en in hoeverre ik nood bij mensen in mijn naaste omgeving opmerk. Dat vergt discipline. Ik vind het zo’n contrast dat ik overal tijd voor heb, maar daarvoor zo weinig. Wat betreft mijn carrière kies ik er bewust voor om niet te gaan voor een hogere functie, want dat betekent veel meer reizen of verhuizen naar het buitenland. Ik geloof dat ik geroepen ben en mijn plek heb waar ik nu leef, in de kring van familie en vrienden en in de Jacobikerk.’

Piet: ‘Het kan dus zijn dat je dan keuzes moet maken die het karakter hebben van kruisdragen. Als je beslissingen neemt die anderen je kwalijk nemen. Als je bijvoorbeeld zegt dat je ’s avonds met je gezin wilt kunnen eten of als je prioriteit geeft aan de zorg voor je ouders of je zieke buurvrouw – ik noem maar wat. Als je blijft meerennen met de rest, is dat in zekere zin comfortabel: niemand zal je erop aanspreken. Maar als je dwarse besluiten neemt, krijg je de wind van voren. En toch, zegt Jezus, als je mijn juk op je neemt, dan zal blijken dat het licht is. Lichter dan de last die de wereld je oplegt.’

PG: ‘Jij zegt: Het kost me weinig moeite, het gaat bij mij vanzelf om tegen de stroom in te roeien. Maar uit de uitspraken van Jezus krijg ik de indruk dat kruisdragen iets is wat je veel kost, wat pijn doet…’

Moeten we misschien niet veel meer denken aan iets wat tegen je karakter ingaat? Zoals wijlen ds. Kool indertijd zei: We moeten besneden worden. Het moet je dus in je vlees raken. Voor de één is dat heel iets anders dan voor de ander. Zou het niet sterk verschillen per individu?

Piet: ‘Het is een voortdurend gebed: Heer wat wilt U dat ik doen zal? Als je kinderen in een leeftijdsfase zitten waarin ze je hard nodig hebben, moet je daarvoor kiezen. Als je ouders hulpbehoevend zijn, kun je je niet verschuilen achter je carrière, etc. Ieder moet de vraag inderdaad persoonlijk beantwoorden.’

Barbara: ‘Ik heb moeite met de gedachte dat je het kruis zou moeten zoeken. Eerder denk ik aan de gebrokenheid, die je niet ontloopt. Noch in je eigen leven, noch in het leven van anderen. Als ik alleen maar zou denken aan het managementteam en de zaken die daar op de agenda staan… is dat nu het echte leven? Of ligt dat in het goede contact met collega’s, als je aan de praat raakt over zaken die er echt toe doen?’

Je hoeft het kruis niet op te zoeken, maar je moet het zeker ook niet ontlopen…

Piet: ‘Sprekend voor mijzelf: ik ben nogal een kluizenaar; toch ben ik leider van een bijbelkring. Ik dwing mijzelf om me niet in mezelf op te sluiten, maar om samen met anderen in een groep de bijbel te bestuderen. We leven met elkaar mee, staan elkaar bij. Dat zijn dingen die niet goed bij mij passen, maar vanwege mijn christen zijn zet ik me er toe. Als ik het zou ontlopen, dan zou ik thuis blijven, met een boek en een glaasje wijn. Het is een voorbeeld uit mijn leven. Het is gevaarlijk om hier in algemene zin over te spreken.’

Barbara: ‘Ik moet denken aan wat ik bij Bonhoeffer las in een meditatie over Psalm 119: ‘God overlaadt ons met zijn goedheid en zegeningen. Wanneer Hij dat doet, moeten we die dankbaar ontvangen en niet geestelijker willen zijn dan God door te zeggen dat Hij wel beter met ons voor heeft dan dat.’ Kruisdragen hangt voor mij heel nauw samen met gebed. Hoe minder ik bid, en ook: hoe minder concreet ik bid, hoe minder ik attent ben op dingen die spelen in mijn naaste omgeving. Als ik wel enige discipline opbreng in mijn gebedsleven, ervaar ik dat God me door de Heilige Geest een antenne geeft voor mensen die op mijn pad komen.’

PG: ‘Ik denk wel dat met kruisdragen niet zozeer externe zaken worden bedoeld – die je terecht (!) niet mag ontlopen – maar dat het bij dit thema gaat om zelfverloochening. Uiteindelijk draait het steeds om de vraag: ben je bereid om een deel van jezelf op te geven? Het is een vorm van sterven, toch? Wie een kruis op zich neemt, die gaat dood.’

Piet: ‘Dat lijkt me een rake observatie. Zolang het leven om je eigen ego blijft draaien, gaat het om de dingen die daar belangrijk voor zijn. Als je je ego, je zelfontplooiing, etc. laat sterven omdat je achter Jezus aangaat, dan draait het steeds meer om zaken die voor jou bij kruisdragen horen. Die komen dan als vanzelf op je weg, je hoeft ze niet te zoeken.’

PG: ‘Daarstraks ging even over tafel dat je ‘natuurlijk je baan niet moet opgeven’. Dat weet ik nog zo net niet. Soms denk ik daar wel over. Hoe lang hou ik dit vol? Ik zie dat het werkritme zijn tol eist. Je wordt ook heel cynisch in dit vak.’

Piet: ‘Het blijft een spannende vraag: blijf je in dit wereldje werken – hetzelfde zou bijvoorbeeld kunnen gelden voor de bankierswereld – of kun je daar vrolijk je kruis dragen?’

Kruisdragen heeft in het licht van de Bergrede iets radicaals. Verbind je die term ook aan je geloof? Of juist niet?

Barbara: ‘De radicaliteit zit voor mij in de focus op Jezus Christus. Van jongsaf aan heb ik het besef dat God met mij bezig is. In de loop van de jaren heeft Jezus daar een steeds centralere plek in gekregen. Het leven vanuit de vergeving en de verzoening is voor mij een centraal punt geworden. Een concreet punt waaruit de radicaliteit van geloof en het contrast met ‘de wereld’ uit blijkt, is het perspectief voorbij dit leven. Omdat dit leven niet alles is, hoef je er ook niet zo jachtig alles uit te halen. Dat is een contrast met de cultuur. Het stempelt mijn verwachting. Het relativeert ook veel dingen: als alles wegvalt, wat blijft dan over. Dat is Christus, God, het geloof. Een ander concreet punt dat radicaal anders is dan de cultuur, is de trouw die God vraagt in relaties. Dat is veel belangrijker dan iets als zelfverwerkelijking.’
Piet: ‘Het radicale is om te beginnen dat je er honderd procent zeker van kunt zijn dat je verlost bent in Christus. Dat geeft een geweldige ontspanning. Aan de andere kant vraagt het evangelie iedere dag van mij een radicale keuze: Kies je het goede of het kwade?’

PG: ‘Mijn haren gaan een beetje overeind staan bij het woord ‘radicaliteit’. Ik associeer het met fanatisme, ‘stille tijdterreur’, morele keuzes, en nog meer dan die dingen: zo moet het, anders ben je geen goede gelovige. Daar heb ik een aversie tegen opgebouwd. Christenen zijn in de marge beland. Als je dat echt gaat beleven, ben je al radicaal anders. De kloof met andersdenkenden wordt steeds groter.’

Piet: ‘Veel christenen hebben zichzelf een nieuw juk opgelegd, dat klopt. Ze denken dat ze naast hun volle baan nog van alles moeten doen aan goede werken. De ratrace van de kerk... Radicaliteit is jezelf steeds weer afvragen: wat zou Jezus gedaan hebben? Mens zijn uit één stuk, je kunt niet tegelijk christen zijn en meerennen in de ratrace.’

Barbara: ‘Laatst hoorde ik een predikant zeggen: Het gebod van God is dichtbij, het zit naast je. Het zit in dagelijkse dingen: trouw blijven in zaken die je hebt opgepakt, juist als het moeilijk is en lijden met zich meebrengt, of juist als het niet spannend is, volharden. Dat vergt radicaliteit.’

Kruisdragen vraagt zelfverloochening, loskomen van je ik-gerichtheid. Is daar in de kerk, in de prediking, voldoende aandacht voor, volgens jullie?

Piet: ‘De ‘ik-gerichtheid’ zie je veelvuldig terug. Tel maar eens hoe vaak je ‘ik’ en ‘mij’ tegenkomt in opwekkingsliederen. In de psalmen zit veel meer balans. Van al die aandacht voor je ‘ik’ word je heel moe. Achter Jezus aangaan is je ‘ik’ kruisigen.’

Calvijn noemt het in de Institutie een dagelijkse oefening in bekering. Hij heeft het dan over ‘bekering van je blinde eigenliefde’, ‘je eigen zwakheid ervaren’, ‘ jezelf wantrouwen’ en ‘leren Gods genadige hulp te verwachten.’

PG: ‘In onze gemeente hebben we onlangs een maand nagedacht over het thema ‘vrij om te kiezen’. Kiezen tegen onrecht, voor het goede, voor verzoening, etc. Dat is wel een worsteling, in de praktijk. Ik denk dat daar dan weer niet zoveel aandacht voor is: hoe houd je het vol om tegen de stroom in te roeien?’

Piet: ‘Als ik die thema’s hoor, denk ik: dat kun je allemaal doen, maar het blijft op afstand. Kost het jezelf ook wat?

PG: ’Nee, over zelfverloochening gaat het niet.’

Barbara: ‘In de Jacobikerk is discipelschap het thema van ons beleidsplan. Het jaarthema is ‘Bidden, maar hoe?’ Een thema als volharding komt denk ik vaker aan bod dan kruisdragen of zelfverloochening. Een van de sterke punten van de preken in de Jacobikerk vind ik dat ze doorgaans wars zijn van succesdenken. In die zin heeft professor Van de Beek ons ook veel te zeggen over de ontmaskering van de goden van deze cultuur. Het is heel heilzaam om van tijd tot tijd te beseffen ‘hier beneden is het niet’. Hij vraagt ook aandacht voor thema’s als crisis en oordeel. We gaan niet via een soort glijbaan het Koninkrijk van God binnen, zo van: hier hebben we het al leuk en straks gaan we het nog leuker krijgen…’

Piet: ‘Ik zou liever zeggen: hier beneden is het óók. Want het Koninkrijk is gekomen. De keerzijde is: het doet heel erg toe wat je kiest, hier en nu.’

PG: ‘Dat ben ik met je eens. Maar het idee dat je een soort projectleider van je eigen leven bent, daar moeten we voor waken. De huidige crisis draagt er trouwens wel aan bij dat we een toontje lager gaan zingen. Ik merk het ook bij mezelf: je stelt verwachtingen bij, je merkt dat de angst je leven binnensijpelt: kan ik nog wel realiseren wat ik graag zou willen?’

Sommige mensen staan misschien beter voorgesorteerd voor kruisdragen… Zou het voor Petrus niet lastiger zijn geweest dan voor de bravere Johannes?

Barbara: ‘Terwijl toch Petrus een van de weinigen is die een duidelijke belijdenis heeft uitgesproken. Thomas, Martha en Petrus. Naar de anderen moet je goed zoeken.’
Piet: ‘Tot slot zou ik nog eens willen onderstrepen dat het me eigenlijk dwars zit dat we de woorden van Jezus zo vaak van hun radicaliteit beroven. Als er al over kruisdragen, zelfverloochening wordt gepreekt, dan worden de termen vergeestelijkt, zonder dat het nu veel effect heeft op onze dagelijkse levensstijl. Hoe dat komt, ik krijg er m’n vinger niet achter. We hebben Calvijn geciteerd, maar bij hem hoor je toch ook hoezeer hij kind van zijn tijd was. Ik had de Institutie meegenomen naar Peru, maar ik kon er daar weinig mee. Terwijl de woorden van het evangelie er midden in het dagelijks leven landden, ook in zo’n heel andere cultuur. Nu ben ik terug in Nederland en lees ik de woorden van Jezus als een boodschap voor opgejaagde mensen, allemaal in de ratrace, schapen zonder herder. Het lijkt warempel wel of Hij het over ons heeft…’

Koos van Noppen is hoofd communicatie en innovatie bij de IZB.

1 De voledige naam is op verzoek van betrokkene verwijderd, maar bekend bij de redactie