Skip to main content

34e jaargang nr. 2 (nov. 2019)
thema: Humor en geloof

Koos van Noppen
Geloof in een grap
Interview met Lieke Stelling

Het is een wijdverbreid misverstand dat humor en religie elkaar maar slecht verdragen. Zolang je maar beseft dat er méér vormen van humor zijn dan satire, constateert dr. Lieke Stelling, literatuurwetenschapper aan de Universiteit Utrecht, gespecialiseerd in Engelse literatuur van de 16e en 17 eeuw. Ze kreeg een Veni-beurs van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) voor haar onderzoek naar humor en de literatuur van de Engelse Reformatie.
Ze is er zo langzamerhand wel aan gewend dat mensen de wenkbrauwen fronsen als ze het thema van haar onderzoek noemt: humor en religie. Een explosief thema, zeggen sommigen. Een verwijzing naar de Mohammed-cartoons volstaat. Anderen denken aan de typische joodse humor, of aan de rooms-katholieken die altijd wel een hemelpoortgrap paraat hebben. En protestanten… ‘Gereformeerden hebben niet zoveel humor. Dat zeg ik niet, maar dat is het vooroordeel, net als het idee dat religie an sich bespottelijk is, waar bijvoorbeeld de kerk van het Spaghettimonster graag de draak mee steekt’, zegt Lieke Stelling, zelf rooms-katholiek opgevoed.

Hoe kwam u bij dit thema terecht?
‘Mijn proefschrift ging over bekeringen in 16e en 17e-eeuwse toneelteksten. Dat was een groot thema, want er vonden in die periode veel bekeringen plaats. Niet alleen vanwege de Reformatie trouwens. Er was veel armoede in Europa en heel veel christenen trokken naar het Ottomaanse rijk. Als ze zich bekeerden tot de islam kregen ze daar volop kansen om een bestaan op te bouwen; ze werden niet als tweederangs burgers beschouwd. En dan was er ook nog de sterke verwachting van de bekering van de Joden die, zo geloofde men, de wederkomst van Christus zou inluiden. Bekering was dus een hot item en dat weerspiegelt zich in de literatuur. Vergelijk het met de Hollywoodfilms en Netflix-series van vandaag, die belangrijke actuele thema’s aansnijden, zoals de klimaatcrisis of terrorisme.’

Het thema ‘bekering’ brengt nog niet automatisch op het spoor van de humor.
‘Het viel me op dat veel studies in mijn vakgebied over de zestiende en zeventiende eeuw meestal zware thema’s behandelen. Woede, pijn, angst en depressiviteit – maar ze gaan voorbij aan de humoristische insteek waarmee die ook benaderd werden. Terwijl humor toch een wezenlijk onderdeel is van intermenselijke communicatie. Tijdens mijn promotieonderzoek was me al opgevallen dat er veel humor in toneelstukken uit die tijd zit. In de zestiende en zeventiende eeuw zijn ook veel moppenboeken gepubliceerd; verzamelingen van grappen. Toen ik die nader bestudeerde, zag ik dat ze voor een belangrijk deel over religie gingen. Zo heel gek is dat natuurlijk ook weer niet: de toenmalige samenleving was door en door religieus, dus ook de moppen hebben dan al gauw een religieus karakter.
Veel moppen gaan over de geestelijkheid, die zich misdroeg. Dan ben je geneigd te denken aan anti-rooms-katholieke satire. Maar als je ze zorgvuldig bestudeert, zie je dat het vaak ‘gerecyclede’ grappen betreft, die dateren uit de late middeleeuwen, dus van vóór de Reformatie. Erasmus en Thomas More namen ook vaak de katholieke geestelijkheid op de korrel. Mijn stelling is dat de grappen vaak werden hergebruikt uit nostalgie naar de periode vóór de Reformatie.
Een van de meest populaire moppenboeken in het protestants geworden Engeland bevatte allerlei Spaanse grappen, waaronder een aantal anti-protestantse. Daaruit kun je afleiden dat protestanten ook wel van zelfspot hielden.’

Ook over een beladen thema als bekering?
‘Zeker. Je kunt twee soorten bekering onderscheiden. De eerste betreft de overgang van de ene naar de andere godsdienst, bijvoorbeeld christenen die moslim worden. De andere gaat over een intensivering van het geloof, een verinnerlijking, als iemand die een christelijke opvoeding heeft gekregen ‘tot geloof komt’. In het protestantse Engeland leefde de gedachte dat dat niet een eenmalige gebeuren is, maar een voortdurend proces. Beide vormen van bekering waren voorwerp van grappen, in moppenboeken of toneelstukken. Bijvoorbeeld grappen over de death bed repentance, sterfbedbekeringen op het nippertje.’

Die functioneerden dan als een spiegel?
‘Nee, niet alleen, want dat zou de humor reduceren tot satire. Je kunt humor ook op andere manieren interpreteren. Een grap kan ook helpen om te gaan met de ingewikkelde dingen van het leven. Humor kan bijtende spot zijn, waarbij religieuze tegenpolen elkaar op de hak nemen. Maar er is ook spanningsverlichtende humor, die bijvoorbeeld religieuze vijandschap en polemiek aan de kaak stelde, of althans een positieve bijdrage had.
In het Engeland van tijdens Reformatie werd de strenge interpretatie van de dubbele predestinatie breed gedragen. Dat is nogal een heftig leerstuk, dat sommige mensen tot wanhoop, zelfs tot suïcide bracht. Die leer schreeuwt in zekere zin om humor, niet om te relativeren maar om op een alternatieve manier het geloof en de daaruit voortvloeiende onzekerheid en angst draaglijk te maken. Dat kan zelfs zo ver gaan dat humor als een goede manier wordt beschouwd om grip te krijgen op religie. Religie gaat voorbij aan het rationele en met behulp van humor kun je ‘dichterbij’ komen. Dat zie je al in de middeleeuwen, waarbij grappen een hulpmiddel zijn om het eenvoudige volk vertrouwd te maken met Bijbelverhalen.
Een prachtig voorbeeld daarvan is een middeleeuws toneelstuk over de geboorte van Jezus. Het lijkt in eerste instantie een simplistische parodie op het kerstverhaal. Er wordt een lam gestolen en de dief verstopt het dier. Als de herders verhaal komen halen bij zijn huis, doet hij net alsof het zijn pasgeboren kind is. Zijn vrouw bevestigt dat het echt om een kind gaat. Als ik ongelijk heb, kan ik het net zo goed opeten, voegt ze er nog aan toe. De tekst en de enscenering waren komisch, maar het geheel was geen parodie: wetenschappers zijn het erover eens dat het een verwijzing was naar de diepzinnige symboliek van het Lam Gods. Het toneelstuk legde zo een verbinding tussen kerst en het sacrament van de eucharistie, waarin de gelovigen letterlijk het lichaam van Christus tot zich namen. Dat wij ons bij dit toneelstuk afvragen of het mogelijk een parodie is, zegt meer over ons dan over de middeleeuwers. Wíj denken: religie en humor gaan niet samen, dus dat zullen ze toen ook wel niet hebben gedaan. Daarmee projecteren we onze ideeën op dit stuk.’

Het beeld is toch dat de hervormers doorgaans weinig op hadden met grappen en grollen.
‘Dat klopt. In de middeleeuwen gingen geloof en humor in de kerk relatief makkelijk samen. Kijk maar naar het carnaval of naar de grappige beeldjes en afbeeldingen in middeleeuwse kerken. Daar rekenen hervormers mee af. Ook in preken wensten ze geen grappen te maken. Naar mijn idee is de humor door hen grotendeels uit de kerk verbannen, maar is ze daarna gekanaliseerd in moppenboeken en toneelstukken. Op die manier is de combinatie van geloof en grappen wel behouden gebleven.
Het is opvallend dat priesters neutrale of zelfs sympathieke figuren in de moppenboeken zijn. Het eerste Engelse moppenboekje, A Hundred Merry Tales, dateert uit 1526. Het was erg populair en is vaak herdrukt, Shakespeare verwijst er bijvoorbeeld naar. Er staan grappen in over de dood, over zonde en vergeving; typisch onderwerpen die door de Reformatie op scherp waren gezet. Een van de grappen gaat over een priester die zijn parochianen tijdens een preek voorhoudt dat je op zondag niet moet gaan rijden. Het is tenslotte een rustdag voor mens en dier. Een van de toehoorders die zich erg aangesproken voelt, omdat hij gewend was op zondag uit rijden te gaan, stond op en wierp tegen: ‘Jezus zelf reed op Palmzondag toch ook op een ezel? Waarom zouden wij dat dan niet mogen?’ Waarop de priester antwoordde: ‘Dat bedoel ik maar. Je weet wat er op Goede Vrijdag met Hem gebeurde…’ Het aardige van de anekdote vind ik de subtiliteit. Het is niet meteen duidelijk wie hier belachelijk wordt gemaakt. De clou kan op verschillende wijzen worden geïnterpreteerd.
Humor biedt je de mogelijkheid om met irrationaliteit van het christelijk geloof om te gaan. Cabaretier Herman Finkers spreekt daarover, en eerder al zei Kierkegaard dat het christendom zo ongerijmd is, dat humor daar het dichtste bij komt. Die ongerijmdheid komt ook prachtig aan het licht in die grap over het eten van het lam in het toneelstuk over het kerstverhaal.’

Waar zit voor u de verrassing in uw onderzoek?
‘Dat je in de zestiende en zeventiende eeuw moppen kunt tegenkomen over allerlei religieuze zaken, ook over de heiligste zaken, zelfs over de kruisiging. En dat er moppen zijn waarvan je niet anders kunt concluderen dan dat ze tot doel hadden protestanten en katholieken nader tot elkaar te brengen. Er is een grap over een clown die het vagevuur verdedigt. Je denkt: Nou ja, een clown… Maar hij zegt rationele dingen als: Is het niet raar dat er alleen maar hemel en hel zouden zijn, dat daar niets tussen zit? De clown in kwestie was gebaseerd op een bekend en geliefd personage. De lezers hadden alle reden om die clown als een sympathiek figuur te zien. Je kunt de grap niet simpelweg bestempelen als antikatholiek.’

Het is vanuit ons perspectief verbazingwekkend dat humor in die tijd zo’n andere rol speelde.
Humor is als water. Je kunt het niet vastpakken, het sijpelt door je vingers en het is overal aanwezig, in allerlei vormen die weer afhankelijk zijn van omgevingsfactoren. Humor is wezenlijk voor onze onderlinge communicatie. Het is daarom niet zo gek dat je het voor alles gebruikt, ook voor religie. Wel vreemd is dat zo weinig mensen er oog voor hebben. Dat we simplistische opvattingen koesteren over die tijd, zo van: ze waren extreem religieus, dus maakten ze vast geen grappen. Of, áls ze al grappen maakten was het vast alleen maar om hun religieuze vijanden belachelijk te maken.’

In onze seculiere samenleving gaan religie en humor een heel andere relatie aan.
‘Nederland is een van de meest seculiere landen ter wereld. We zijn gewend om over religie te praten als iets wat je los kunt zien van wie wij zijn. In de vroegmoderne tijd was dat ondenkbaar; religie was toen zo verweven met de samenleving. Dat maakt het grote verschil. Daarom krijg je vandaag van die opvattingen dat de combinatie religie-humor alleen maar explosief kan zijn. Dat religieuze mensen per definitie niet grappig zijn. Of dat religieuze grappen zo zouteloos zijn als het dieet van een nierpatiënt met hartklachten.’

We kunnen in dat opzicht wat leren van de zestiende en zeventiende eeuw.
‘Ja, die diversiteit aan soorten humor laat zien hoe intens en divers het geloof zelf werd beleefd. Als we daar in onze tijd wat meer oog voor hadden, zou er meer begrip zijn voor religie en religieuze diversiteit. Er wordt vaak wel heel simplistisch over deze zaken gedacht.’

Drs. J van Noppen is hoofd communicatie bij de IZB en schrijft geregeld voor Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.


    

  • Raadplegingen: 2283