Skip to main content

34e jaargang nr. 2 (nov. 2019)
thema: Humor en geloof

Gerard den Hertog
Kroniek
Monumenten zonder geest?

‘Ik ben niet religieus, dus het is niet met een bepaald doel. Maar als je in een kerk bent, en je kan er een kaarsje opsteken, dan doe ik dat. Je steekt dat kaarsje aan, gaat even zitten, kijkt om je heen. Het is er altijd helemaal stil, een moment van totale rust.’ Aldus minister Ingrid van Engelshoven van onderwijs, cultuur en wetenschap (NRC 7 augustus).

Afgelopen zomer had journaliste Gretha Pama met de minister een ‘wandelinterview van kerk naar kerk’. Kerken zijn voor Van Engelshoven haar ‘ankerpunten’ in het landschap, onmisbaar voor oriëntatie tijdens een wandeling. Vooralsnog is dit nog geen religieuze coming-out voor de D66-minister. Maar gaandeweg het interview blijkt het toch iets dieper te gaan en gebruikt ze met betrekking tot kerkgebouwen als monumenten van onze geschiedenis ook woorden als ‘verbindende kracht’ en ‘een houvast bieden’. En daar is vandaag behoefte aan. Toen ze zo’n dertig jaar geleden met werken begon, zegt ze, ‘was de wereld overzichtelijk. Iedereen had het idee: we gaan alleen nog maar vooruit, stapje voor stapje wordt alles beter. En dat is niet meer zo, heel veel dingen die we altijd gewoon vonden, zijn onzeker geworden. Dus het gevoel van: waar komen we vandaan, wat hebben we als samenleving voor moois en goeds voortgebracht – dat is een behoefte aan ankerpunten.’
Even op een rij: de wereld is onoverzichtelijker geworden, we hebben ‘houvast’ nodig, en we doen er goed aan daarnaar te zoeken in het waardevolle uit onze geschiedenis.

De geest en de tijdgeest
Dezelfde minister Van Engelshoven heeft deze zomer geld weggehaald bij de alfa- en gammastudies – de geesteswetenschappen – en overgeheveld naar technische studies, zulks tot toorn van de universiteiten. In NRC van 21 september geeft Bas Heijne lucht aan zijn ongenoegen daarover. Je kunt een kerk wel een ankerpunt noemen en er een kaarsje aansteken, maar ‘een beeld, een schilderij, een gebouw, een kerkgebouw “vertellen” op zichzelf helemaal niks.’ We moeten ons erin verdiepen, geschiedenis en context kennen, anders doen zulke monumenten er het zwijgen toe. ‘Het zijn wijzelf die het verhaal vertellen over die objecten, wij geven ze betekenis, wij houden ze tegen het licht, onderzoeken ze, koesteren ze en brengen ze in verband met andere verhalen. De disciplines die zich met dat verhaal bezighouden hebben een naam: de geesteswetenschappen.’ Willen we het zicht op onze ‘ankerpunten’ niet kwijtraken, dan moeten die dus niet gekort worden, maar in hoge ere gehouden. En dat is nodig, want ‘de geest uit geesteswetenschappen is door een technologisch wereldbeeld verdrongen.’

Heijne heeft een actueel voorbeeld bij de hand. Neem nu de brand in de Notre Dame in Parijs. Waarom vinden we het smakeloos als een architectenbureau oppert om op het nieuwe dak meteen maar een parkeergarage te maken of een zwembad aan te leggen en kunnen we er niet eens flauwtjes om glimlachen? Dat is omdat deze kerk niet alleen van een ontroerende schoonheid is, maar ook symbool is van een geschiedenis, ja, en van wat nog meer? Wat ‘vertelt’ deze kathedraal ons – en de Fransen in het bijzonder? Daar kom je niet achter als je denkt dat meten weten is. Heijne veegt de vloer aan met de geloofwaardigheid van ‘onderwijspartij’ D66 en serveert de minister vilein af door te stellen dat ze niet meer is dan een symptoom en ‘slechts braaf aan de hand van de tijdgeest wandelt’. Wat is die tijdgeest? Dat laat Heijne VVD-minister Eric Wiebes uitleggen: ‘Moeten we nog altijd lessen Frans en Grieks geven? Gaan we daar binnen twintig jaar nog de Chinezen mee verslaan?’ Tja, hoe plat wil je het hebben?!
Heijne voert in zijn artikel Christian Madsbjerg, consultant en adviseur van concerns als Ford en Adidas, als onverwacht pleitbezorger van een andere benadering ten tonele. Voor Madsbjerg zijn de geesteswetenschappen bij uitstek nuttig en – ze betalen zichzelf ook nog eens uit. Om een bedrijf te leiden heb je mensenkennis, empathie, intuïtie en zo nog het een en ander nodig, en daarvoor moet je bij – wat smalend de ‘pretstudies’ genoemd worden – zijn. Heijne beseft dat mensen ‘schamper doen over de schaamteloze manier waarop Madsbjerg de geesteswetenschappen tot gereedschap in een neoliberale, zuiver op winstmaximalisering gerichte samenleving maakt’, en hij ziet er zelf ook wel de schaduwkanten en gevaren van in. Maar – vraagt hij – heeft Madsbjerg niet een heel stuk gelijk?! Zou het voor Air France en KLM niet heel profijtelijk zijn als iemand eens goed zou kijken naar waar de verschillen in bedrijfscultuur, personeelsbeleid en noem maar op vandaan komen? Om dat te kunnen, heb je meer aan geesteswetenschappen dan aan technische studies.
Heijne komt in dit artikel per saldo niet veel verder dan een lans te breken voor de cynische benadering van Madsbjerg. Hij verwijt minister Van Engelshoven dat ze ‘bar weinig gevoel heeft voort wat er echt speelt’. Wat mag dat wel zijn? Nu, dan denkt hij aan de ontwikkelingen rond energietransitie en kunstmatige intelligentie: hoe ‘kunnen we mens blijven in een door big data geregeerde wereld’? Dat is de vraag waar Yuval Noah Harari het in zijn bestseller Homo Deus over heeft. Dáár moeten we het over hebben.
Heijne voert een pleidooi voor de geesteswetenschappen, maar wat is die ‘geest’ dan? Kennen wij ‘cultureel erfgoed’ waarde toe – en dat is het dan? Of hééft dat erfgoed in zichzelf betekenis, waarde en inhoud. Zo ja, waarin bestaat die dan en waarvan leeft die dan? Daarover laat Heijne zich in zijn artikel niet uit.

Overleven in de chaos
Op 29 september bracht de VPRO een uitzending van het programma Tegenlicht op de buis dat ze de titel hadden meegegeven: ‘Overleven in de chaos’. Minstens tien maatschappelijk-betrokken mensen in verschillende West-Europese landen werd gevraagd in één woord samen te vatten hoe zij het leven vandaag ervaren. Op één na kwamen ze allemaal uit bij ‘chaos’ of iets wat erop leek. De titel van het programma suggereerde dat die chaos een min of meer vaststaand gegeven is. Daar lijkt me ook wel wat voor te zeggen. Dertig jaar geleden – zo ver keek ook minister Van Engelshoven terug – leek de wereld toch op zijn minst wat overzichtelijker dan vandaag. De muur was net gevallen, het leek erop dat het gezonde verstand had gezegevierd en voortaan de wereldpolitiek zou bepalen. Natuurlijk zouden er problemen blijven en nieuwe ontstaan, maar in de grote wereldmachten waren mensen aan het bewind die geen gekke dingen deden. De aanslagen van 11 september 2001 brachten het gevoel van veiligheid aan het wankelen, en de opkomst van allerlei populistische bewegingen die hun uitwerking op de wereldpolitiek – denk ook aan regeringsleiders als Trump, Johnson en Poetin! – niet misten deed de rest. Chaos, ja, treffender kun je het moeilijk typeren.

Maar nee, de openingstekst op de website van het programma gaat een heel andere kant uit: ‘Nooit eerder leefde de mens in zo’n vrije, veilige en toegankelijke wereld als vandaag. Maar deze complexe wereld vraagt steeds meer van ons eigen vermogen. Zit de echte crisis in onszelf?’ De Belgische psychiater en filosoof Damiaan Denys legt uit dat de belevingswereld van de mens tot voor kort niet veel groter was dan zijn directe leefomgeving. Die viel te overzien en begrijpen, en de informatie was voor ons brein te behappen. Maar inmiddels staan we bloot aan een constant bombardement van informatie, van nieuws en fake-nieuws, met als gevolg dat we ons machteloos en vaak ook misbruikt voelen. En dat is weer een vruchtbare voedingsbodem voor allerlei negatieve gevoelens van angst, woede en zo nog wat meer. Maar het hoeft niet zo te gaan, aldus Denys, want ‘de wereld was nog nooit zo veilig’. Zit ons gevoel er dan zo compleet naast?
Daar lijkt het wel op, mocht de Britse neurowetenschapper Anil Seth in het programma uitleggen. Hij verklaart ons gevoel van chaos vanuit het verschil tussen de wereld zelf en hoe wij die ervaren. We hebben – het is of je Immanuel Kant hoort – niet een kloppende perceptie van de wereld om ons heen en ons eigen zijn daarin, maar we leven bij een beeld van de werkelijkheid dat we zelf gevormd hebben en dat niet per se correct representeert hoe de wereld in elkaar zit. Voor onze ‘illusie’ dat wij alles onder controle hebben, gebruikt Seth het sprekende woord ‘hallucinatie’. Dat mensen de wereld als chaos ervaren is niets anders dan dat het gevoel zich van hen meester maakt dat alles hen ontglipt. Maar, is de boodschap, dat is gevolg van ons verlies van regie en zegt dus niet hoe het met de wereld zelf is gesteld.
In het programma komt ook de Amerikaanse sociologe Kari Norgaard aan het woord die zich al vele jaren met milieuvragen bezighoudt. Volgens haar heeft de technologische denkstijl in onze samenleving ertoe geleid dat we ervan uitgaan dat ‘de wetenschap’ overal een oplossing voor vindt zonder wij onze leefstijl hoeven te veranderen. Maar dat is een misvatting, ‘we moeten onszelf veranderen’.
Al met al had het programma een duidelijke boodschap. Chaos ‘zit tussen de oren’. Als we nu maar geloven dat het met al die beangstigende ontwikkelingen in onze wereld meevalt en uit onze technologische vervreemding stappen, moet het goed komen. Hier geen pleidooi voor ‘ankerpunten’ of iets van dien aard, waar we ‘houvast’ aan hebben. We kunnen zonder, en we moeten ook wel, want bij de uitdagingen waar we voor staan helpt het niet veel om de stilte op te zoeken en een kaars aan te steken.

Moed voor de wereld
Het was mijn aanvankelijke gedachte om deze Kroniek te openen met het overlijden van prof. dr. H.W. de Knijff op 9 september 2019, in de leeftijd van 88 jaar. Daar zou alle reden toe geweest zijn. De Knijff was een belangrijk en toonaangevend theoloog, even erudiet als bescheiden, en hij heeft ook in de loop van de jaren diverse bijdragen voor Kontekstueel geschreven.
De Knijff heeft geen ‘school’ gevormd, als we daarbij denken aan een eigen, uitgewerkte, theologische benadering, met leerlingen die in dat spoor verdergaan. Hij heeft wel mensen gevormd, zijn studenten, maar ook anderen die – zoals ik – graag bij hem in de leer zijn gegaan. En ik ben er ook van overtuigd dat er bij hem voor de discussies van onze tijd nog veel te ‘halen’ valt. Dan denk ik uiteraard aan waar het in deze Kroniek over gaat, de ‘geest’ in onze cultuur, maar ook aan de milieuproblematiek en seksualiteit.
De Knijffs laatste, grote boek, Tegenwoordigheid van geest als Europese uitdaging, verscheen in 2013. In deze studie Over secularisatie, wetenschap en christelijk geloof – aldus de ondertitel – gold zijn zorg precies de verdwijning van de geest. Nadat eerst de samenleving is gevormd en gestempeld door de technologische ontwikkelingen, met de mens als uitvinder en dirigent, is het nu zo ver dat diezelfde mens door zijn eigen voortbrengselen bedreigd wordt. Nee, niet letterlijk, alsof inmiddels kunstmatige intelligentie in de vorm van robots ons al de baas is geworden, maar veel ernstiger. In de neurowetenschap wordt het menselijk brein gereduceerd tot een haast autonoom, hersenfysiologisch te verklaren samenstel van processen en stroompjes. De geest valt samen met de materie, en de materie is het eigenlijke. Willen en denken zijn niet meer dan illusies waarmee de mens zich vleit. Het zit De Knijff hoog: ‘er dreigt ons geen groter gevaar dan het verlies van de geest.’ (325)
Dit laatste boek is een appèl aan de cultuur, aan heel denkend Europa. Maar de kritiek geldt niet minder de ‘uiterste vorm van secularisatie, die van het geloof zelf’. Als illustratie bij deze laatste zinsnede verwijst De Knijff naar een ‘alternatief Kerstfeest’ uit 1971 waarop ‘de viering van de “menswording” van God als verlosser der mensheid’ werd getransformeerd ‘tot een bijeenkomst die de slachtoffers van onze geschiedenis tot middelpunt en de deelnemers tot kleine redders maakt.’ (22) Is vooral de vrijzinnigheid het probleem? Dat staat nog te bezien, want er is ook een vorm van geloof die de wereld de wereld meent te kunnen en zelfs te moeten laten. In het interview met Koos van Noppen in het januarinummer van dit jaar keert De Knijff zich tegen een zondeleer die in bepaalde gereformeerde kringen wordt aangehangen, maar per saldo niets anders is dan een geseculariseerd pessimistisch mensbeeld. Geseculariseerd: er wordt met God geen rekening gehouden. ‘Geloof in de God van de Bijbel betekent: moed voor de wereld. We geloven in de Schepper “die niet laat varen het werk dat zijn hand begon”. [...] Hoe ernstig de zaak ook is, we zijn niet lamgeslagen. De mens is niet veroordeeld tot zwartgalligheid.’

Het denken van De Knijff cirkelt om de geest als de menselijke bestaanswijze in de geschiedenis. Ze is in Europa onder de beademing van de Heilige Geest gekomen, en dat heeft een eigen cultuur inclusief de wetenschap voortgebracht. Maar nu ‘met [het afscheid van] God de motivatie, de formuleerbaarheid en de samenhang van het bestaan verdwenen is’ (27) zijn we zelf bezig ons oorspronkelijke vermogen de werkelijkheid te kennen uit te hollen en zijn we als Europa in ‘een riskante en catastrofale fase’ (11) beland. We weten niet van richting en niet van maat. Venus meent zich te moeten losmaken van de geest en op te gaan in lichamelijk genot, en in de klimaat- en milieucrisis wordt tegen beter weten in gezocht naar technologische oplossingen die geen pijn doen. Er is dus meer aan de hand dan achterstelling van geesteswetenschappen, en we krijgen de ‘chaos’ niet weg met een oproep ‘onszelf te veranderen’.
In zijn boek Tussen woning en woestijn, over Milieuzorg als aspect van christelijke cultuur uit 1995, wees De Knijff als ‘het grondprobleem van de mens en daarmee van de mensheid’ aan, ‘dat wij als persoon, ieder voor zich, weigeren naar God te luisteren’ (75), en dat terwijl ‘heel het oudtestamentische gebod’ gezien kan worden ‘als de permanente begeleiding van de Schepper, welk de mens wil bewegen, de schepping te gebruiken naar haar bestemming’ (126). In het interview met Koos van Noppen – vermoedelijk het laatste interview dat De Knijff gaf – roept hij op ‘tot een werkelijk ascetisch leven, in de goede zin des woords, met het oog op het gemeenschappelijke welzijn van alle mensen op aarde.’ Zal het ervan komen? Het interview loopt uit op De Knijffs retorische vraag: ‘Als God ons niet redt, waar blijven we dan?’ Dat mogen we hem alleen nazeggen als we ook gered willen worden van onze onwil en traagheid.

Dr. Gerard den Hertog is emeritus hoogleraar systematische theologie aan de TUA. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

  • Raadplegingen: 2241