Skip to main content

33e jaargang nr. 4 (maart 2019)
thema: Kan er uit Nazaret iets goeds komen?

T.W.D. Prins-van den Bosch
Doarle, ons dorp

Sinds april 2016 wonen wij met ons gezin in Daarle, een dorp in de omgeving van Almelo, op de rand van Salland en Twente. Een klein dorp, met zo’n 1500 inwoners, tussen de weilanden. Ooit was het een eilandje in een brede strook van moerassig land. Wie nu het dorp binnenrijdt, zal vaak eerst een autobedrijf passeren, waarna al snel een kerk de aandacht trekt – het gebouw van de Gereformeerde Kerk (PKN) of de Hervormde Kerk (PKN).

Samen met de watertoren vormen de kerkgebouwen het dorpslogo. De kerken staan letterlijk en figuurlijk centraal. Daarle is zeker geen schoolvoorbeeld van dorpen die met krimp te maken hebben. Niet op kerkelijk gebied, maar ook als dorp draait Daarle redelijk goed. Er is een kapper, een buurtsuper, een slager, een winkel met brommers en fietsen, een keukenzaak, een winkel voor wooninrichting, een veevoederbedrijf met winkel, een zaak waar je grasmaaimachines en dergelijke kunt kopen en eens in de week rijdt er een groenteboer voor die mij de gelegenheid biedt voor een praatje met de buren. Niet gek, voor die 1500 inwoners.
Het dorp Daarle bestaat uit een hechte gemeenschap, met veel familiebanden. Het aantal Kleinjannen is aanzienlijk. Dorpsbewoners hebben een agrarisch bedrijf (vaak rundvee, soms varkens), of werken in de sector daaromheen (loonbedrijf, transport, veevoer, landbouwmechanisatie). Verder zijn er natuurlijk ook andere beroepsgroepen aanwezig: de plaatselijke middenstand, technici, zorg, onderwijs, et cetera. De veelal losstaande huizen met tuin worden goed verzorgd, veel starters bouwen zelf het eerste huis waarin ze gaan wonen, soms naast het ouderlijk huis.

Noaberschap
Het noaberschap bloeit. Voor mij, als nieuweling in het dorp een mooie kans om erin te komen. We kregen een vooraf vastgesteld aantal ‘buren’, de vrouwen daarvan nodigen elkaar uit op hun verjaardag, die buren versierden onze tuin toen we onze jongste kregen (en we kregen daar een meter krentewegge bij) en met de ‘grote buurt’ hebben we een buurtfeest of doen we mee aan de vijfjaarlijkse grote optocht. Het wordt gewaardeerd als je op de hoogte bent van dit soort gebruiken en dat je je daarvoor openstelt. Zeker als domineesgezin is dat ook verstandig. Als je van ‘buiten’ in Daarle komt wonen (en ‘buiten’ begint al bij het volgende dorp) kost het wat inzet om er tussen te komen. Bovendien moet je het voor lief nemen dat je soms de mensen niet goed kunt verstaan. Onderling wordt er Twents gepraat; tegen de dokter en de dominee Nederlands. Toch is het soms lastig om grapjes of verjaardagspraat bij te houden, er wordt vrolijk gemompeld – meestal versta ik het wel. Het hoogtepunt in het dorpsleven is de feestweek, na Koningsdag, waarin de toneelgroep een toneelstuk in dialect opvoert, de muziekvereniging een uitvoering heeft en de feesttent op de evenementenweide goed wordt gebruikt. De kerk houdt in diezelfde tent op zondagmiddag een laagdrempelige kerkdienst. Als ik sporen van God zou moeten aanwijzen in ons dorp, dan zou ik zeker gaan spoorzoeken in de gemeenschapszin die hier leeft. En of de cultuur of het werk van de Geest daarin een groter aandeel heeft, is lastig te zeggen. Misschien hoeven we niet te kiezen?

Die nadruk op gemeenschapszin werkt door in het kerkelijke leven. Veel mensen voelen zich betrokken bij de kerk en vergeleken bij de landelijke trend mogen de kerken in Daarle zichzelf gelukkig prijzen met relatief veel regelmatige kerkgangers. Zeker voor praktische hulp zijn genoeg mensen te vinden. Mensen zijn bereid om wat voor de kerk te doen, zoals ze ook in het verenigingsleven er samen de schouders onder zetten. Het meeleven met elkaar staat hoog in het vaandel. Zo vervult het kerkblad een functie als het gaat om het meeleven met elkaars wel en wee. Ook rondom begrafenissen keken we op van het aantal kerkgangers. De kerk zit soms helemaal vol en de rijen om te condoleren – op de stoep voor de kerk – zijn zo nu en dan niet te overzien.

De gemeenschap
Qua kerkelijk beleid zou je kunnen stellen dat de gemeenschap vaak prioriteit nummer één is. Kerkenraadsleden willen anderen niet voor het hoofd te stoten. Dat betekent dat het soms lastig is om boven tafel te krijgen wat mensen denken. Maakt het ze niet zoveel uit, of laten ze zich niet zo kennen? Als predikant is enige voorzichtigheid geboden, zodat je de gemeente niet uit elkaar drijft, door bijvoorbeeld al te dogmatisch in te steken. Dat geldt ook voor de preek, mensen waarderen een niet al te moeilijke, duidelijke preek, waarbij de predikant met veel gevoel voor zijn mensen de Bijbeltekst in hun leven en hun gevoelswereld legt.

In kleine dorpen heb je soms bepaalde mensen of beroepen die aanzien genieten. Die neiging heb ik hier niet gevonden. Het opvallende van het noaberschap bijvoorbeeld, is dat het juist door alle rangen en standen heen werkt. Ook de dominee is een noaber, zij het toch wel anders dan anderen. Veel dorpsgenoten hebben de neiging de dominee met ‘u’ aan te blijven spreken. Hij staat op een voetstuk, niet heel hoog, maar ik proef wel respect voor het ambt van predikant. De predikant heeft in de gemeente een centrale rol, ook als het gaat om het nemen van initiatief, om de invulling van beleid en de invulling van kerkdiensten. Maar zelf vinden de mensen zich heel gewoon, en het is mooi als de dominee aan komt waaien en even aan het aanrecht blijft staan praten. Een zekere bevindelijkheid wordt hier wel gevonden. Mensen zijn nuchter, maar ze hebben ook een ziel: ze weten het geloof eigen te maken en kunnen soms diep geraakt zijn. Prof. Balke schreef over het geloof bij de Saksen een artikel, waarin ik veel herken.[1]

Vanuit de kerk lopen er wat lijnen naar het dorp. De vakantiebijbelclub nodigt bijvoorbeeld de ouderen van de dagbesteding uit om een middag bij te wonen (vorig jaar rond een high tea, die de kinderen hadden gemaakt). De dienst in de feesttent werd al genoemd. Andersom wordt er voor niet-religieuze doeleinden eigenlijk geen gebruik gemaakt van de kerk, daarvoor zijn genoeg andere faciliteiten, bijvoorbeeld in het dorpshuis. De kerk draagt bij aan de levensvatbaarheid van het dorp, omdat het een ontmoetingsplek is voor veel dorpelingen.

Al met al kun je stellen dat de kerken hier veel weg hebben van een volkskerk. Toch waait ook hier de wind van de secularisatie. Wat er in die wind overeind blijft staan, zal de tijd leren. Dat leggen we met vertrouwen in Gods hand, terwijl we in alle bescheidenheid en dankbaarheid onze zegeningen tellen en doen wat onze hand vindt om te doen.

Ds. Desiree Prins-van den Bosch woont in Daarle, is predikant te Staphorst (PKN) en hoofdredacteur van dit blad. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

[1] W. Balke, ‘Geloof en religie bij de Saksen’ in Heel het Woord 1992, 25-35.

 

 

 


  • Raadplegingen: 2362